donderdag 17 april 2025

De opstand van Guadealajara


De opstand van Guadealajara door J. Slauerhoff pak ik uit de kast. Onlangs kwan ik de schrijver en scheepsarts nog tegen: “Slauerhoff droeg de zee en de verte aan zich mee,” schreef P. H. Ritter in het boekenweekgeschenk voor 1956 waar hij hem opvallend gekleed opvoert. De stad uit de titel is de hoofdstad van de staat Jalisco, een van de armste en achterlijkste staten van Mexico, zo schreef Slauerhoff. Er leven nakomelingen van de Maya's en Spanjaarden en een vermenging van beide.

Guadalajara ligt ruim 300 kilometer van zee, achter de bergen en aan de oostkant is de zee drie maal zo ver weg. Ze ligt er vrijwel in het niets en met een matige economische en infrastructurele functie. Maar de naam van de stad raspt en rolt zo fijn door de keel en over de tong – het is een naam waardoor ik het boekje weer wil lezen.

El Vidriero’ komt bij die stad na een enorme tocht over een stenige onvruchtbare vlakte, waarbij hij zich in leven houdt met het zetten van glas in beschadigde venters van vooral kerken en door aan zijn glasplaten te laten voelen door mensen die te arm zijn om zelfs maar ramen in hun nietige huisjes te hebben. Ruiten waren daar overbodig, maar “naarmate ze nuttelozer waren, wekten ze meer de bewondering op.” We maken in het zog van de glaszetter de reis door Mexico. En we maken als we de kennelijke bestemming bereikt hebben kennis met een grootgrondbezitter die de eerste en enige auto van de regio bezit, met een arrogante bisschop die kardinaal wil worden, met Tarabana zijn machtswellustige toeverlaat van arme lokale komaf, en met de lokale bevolking.

Op de eerste pagina zet Slauerhoff uiteen dat de reiziger de steden moet vermijden, zelfs de steden die desolaat van alles verlaten in het land liggen en onschadelijk zijn. Alleen voor de reiziger zijn ze gevaarlijk. Die is immers vermoeid door de lange reis en als hij zich niet snel los kan maken van de straten en gebouwen laat deze zich gemakkelijk verleiden om er te gaan rusten en er te blijven. Dat is onverstandig: “Want de ruimte en hij die er vrij doorheen trekt, die zijn het enige ware, dat is het leven, en alles wat op zijn plaats is versteend en langzaam tot stof vergaat, is dood van den beginne af aan.” Hoe Slauerhoff wil je het hebben.

De reiziger wordt net voor Guadalajara gezien als de verwachte verlosser. De bevolking verzamelt zich als vanzelf om hem heen. Op deze groeiende opstand duiken de grootgrondbezitter en de hulp van de bisschop die de beweging voor hun eigen plannen in willen zetten. Dat lijkt te lukken, het leger wordt gefopt en verslagen, maar de verlosser is een man van weinig woorden, van veel meditatie en van weinig inzet. De lokale revolutionairen houden zich op afstand en gaan de opstand niet steunen. (Die revolutionairen laten zich al tijden afkopen door het burgerlijk bestuur om hen niet aan te vallen. Ook nu is er weer een mogelijkheid om een financieel slaatje uit de situatie te slaan.) De arme Indianen vragen zich af wat ze eigenlijk met de stad moeten die ze hebben veroverd. De grond van hun ouders hebben ze er niet mee terug. De opstand verwatert dan ook snel en de partijen die het zich kunnen veroorloven trekken weg naar het Noorden – ook toen al – of trekken zich terug op eigen land. De fanatieke Tarabana heeft altijd al oog gehad voor een mogelijke aftocht uit eigen lijfsbehoud.

De Verlosser wordt dan al beschouwd als de Bedrieger, de Verrader (‘El Engañador’). Hij werd door letterkundige Siem Bakker in het Kritisch lexicon van de moderne Nederlandstalige literatuur een onmiskenbaar prototype van Slauerhoffs doelloze avonturiers genoemd. Reizigers “die in laatste instantie altijd weer opgaan in ‘de vrijheid van het nameloos bestaan, onbezwaard met een mensenlast van toekomst en zorg’.” Voor El Vidriero eindigt de reis bij de stad. Hij was door Slauerhoff gewaarschuwd, blijf er niet hangen.

In het boek is een nawoord ogenomen onder de titel: 'Een parodie der zaligmaking'. Dit is een recensie uit 1938 van D.A.M. Binnendijk waarin wordt gesteld dat het boek een werk is dat Slauerhoff onwaardig zou zijn als het een ernstig betoog zou zijn. Het is echter een satire die de verhouding tussen religie en machtsdrift beschrijft en “de geschiktheid van de christelijke liefde om te worden geëxploiteerd, die door rancune en haatgevoelens worden bepaald (…)”. Slauerhoff heeft om dit te beschrijven gebruik gemaakt van “lusteloze en platvloerse humor”, zo stelde Binnendijk en voegt toe dat dit boek “stellig zijn beste werk nergens in vruchtbaarheid van verbeelding en romantisch noodlotsbesef evenaart (...)”.

Toch is de Salamander die ik lees de zevende druk uit 1994 en werd bovendien zes keer uitgegeven als deel van de Verzamelde werken VII; Proza IV; De opstand van Guadalajara & Aanhangsel dat zes keer werd herdrukt en dan is er nog de uitgave als Bulkboek. Was het wel zo mislukt? Vestdijk vond het een op en top een roman, een zeer boeiende zelfs, en Martinus Nijhoff stelt dat deze Mexicaanse schets tot het beste gerekend kan worden dat Slauerhoff te voorschijn toverde.
    Het is wat mij betreft een kort en sfeervol verhaal over een kale wereld die niet meer bestaat, en politiek gekonkel over de ruggen van de pionnen die het vuile werk doen binnen een schetsmatig Mexico. Het is een boek dat nog lang relevant zal zijn en wel degelijk beeldend is geschreven; alleen al de beschrijving van hoe de leiding van de opstand zich in een auto klem rijdt in de nauwe stadsstraten, is daarvan een treffend voorbeeld.

Geen opmerkingen: