vrijdag 9 mei 2025

Over een Voettocht door de Kou




Werner Herzog
schreef Over een Voettocht door de Kou. De schrijver kennen we vooral als regisseur. Zelf herinner ik me alleen Where the Green Ants Dream (uit 1984). Dit dagboek heeft een band met de de film. Op een dag, eind november 1974, wordt de filmer opgebeld met het bericht dat een vriendin uit de filmwereld, Lotte Eisner, ernstig ziek is en waarschijnlijk zal sterven. Nee dat kan niet; nee dat mag niet, is zijn instant reactie. Hij pakt zijn wandelschoenen en wat kleinigheden en verlaat te voet München om naar haar in Parijs toe te lopen. Een tocht van 800 kilometer. Onderweg houdt hij een dagboek bij.

Hij wilde niet alleen zijn, lees ik in het voorwoord dat in mei 1978 is geschreven in Delft. Maar vooral als hij ging lopen zou zij niet sterven. De ratio moest hier wijken voor de inzet. Het is een bezwering om het onaanvaardbare in de greep te krijgen. Het klinkt onlogisch, maar ook bekend.

Er moest wel meer wijken. Wat me allereerst opvalt is de ruige manier van reizen. Op de drie weken durende tocht met regen, sneeuw en hagel, wordt maar een paar keer in een hotel geslapen, als Herzog te vies is om zich nog onder de mensen te begeven. Andere nachten slaapt hij in leegstaande vakantiehuisjes, gebouwen die worden ge- of verbouwd. In zijn eerste kraak maakt hij de kruiswoordpuzzel af die op een tafelkleed is gedrukt. Het is en manier van reizen die vandaag de dag niet meer kan. Hij zou nu een paar keer gearresteerd zijn. In de jaren zeventig werd hij slechts drie maal gecontroleerd door een politieman; een keer loopt dat door te praten over de bierfeesten goed af; een andere keer is het ronduit onprettig; en in een café met motoragenten is hij alleen bang in de kraag gegrepen te worden.

Het valt hem op hoezeer we zelf auto's zijn geworden. Hij herkent plaatsen, wegen en viaducten waar hij nu loopt als beelden die hij kent van achter het stuur. Hij ziet kraaien, raven en kauwtjes. Hij trekt zich niets van ze aan. Hij ziet van alles: van troep, tot schoonheid. Je kan de tocht meemaken door de opgesomde plaatsnamen. Je gaat bossen en weilanden door en heuvels en rivieren over. De Rijn met het veer bij Kappel is de voornaamste stroom. Er is pijn in de voeten, benen en pezen. De pijn druipt kortom uit het boek. Wandelaars zullen het herkennen dat je dagelijks bezig bent de ongemakken weg te denken en verminderen door ze te negeren of door anders te lopen. 

Lotte komt nauwelijks voor in het verhaal. Zou ze nog leven, vraagt Herzog zich een enkele maal af. Of hij hoort tijdens een telefoontje met het thuisfront dat dit nog zo is en krijgt het nummer waarop zij bereikbaar is. Het lopen leidt hem af van alles wat daarbuiten ligt.

De gedachten gaan vreemde kanten op door de ontberingen, het alleen zijn, het steeds maar weer verder lopen. Soms beschrijven ze op een wonderlijke wijze de omgeving:

“(…) ik laat me door de storm net zo lang om het tankstation waaien tot ik vleugels krijg. Vannacht zal ik in het volgende gekraakte huis koning zijn, dat is dan mijn kasteel. Een keukenwekker, eenmaal in gang gezet, luidt groots het laatste Oordeel in. De wind woelt het bos om. Deze ochtend kwam de nacht verdronken op koude, grijze golven aan,”
en zo gaat het nog even door via het cellofaan van sigarettenpakjes naar de vraag hoe het met Lotte Eisner zou zijn. Soms zijn het wanen of wordt hij delirisch door de inspanningen. Hij denkt op een moment zelfs te kunnen vliegen.

Het boek ligt in het depot van de Openbare Bibliotheek en ik moet het bestellen. Het is een dunne eenvoudige uitgave uit 1981. Iemand heeft er een paar keer met potlood in geschreven bij leren jeans, het braden van appeltjes en een keer 'en' geschreven achter een meervoud waar dat per abuis weggelaten was. Over die eerste 'fouten' zou ik zelf heen gelezen hebben. Mijn voorganger was alerter en preciezer. Het boekje ademt ook qua vorm een tijdperk dat ver achter ons ligt.
 
Over een Voettocht door de Kou kwam op mijn lijstje nadat beroepswandelaar Arnout Hauben het aanhaalde bij Winteruur. Dat is al ruim twee jaar geleden. Kennelijk sprak dit gesprek me aan. Als ik het terug luister begrijp ik waarom. Houben haalt een fragment uit de tekst van de eerste dag van de wandeling aan en vertelt dat het boek naar de ziel grijpt van de stapper en verhaalt van de gedachten van de wandelaar die een zinloze pelgrimstocht maakt.

Geen opmerkingen: