vrijdag 16 mei 2025

Overkomst dringend gewenst

 



Marnix Gijsen schreef de verhalenbundel Overkomst dringend gewenst als boekenweekgeschenk voor 1978. De bundel is rijk geïllustreerd met prenten van Wout van Vliet wiens korte biografie achter in het boek staat en volgt op een iets langere tekst over de schrijvers loopbaan van Gijsen (pseudoniem van Jan-Albert Goris; het tweede deel naar zijn moeders geboortenaam Gijsen en Marnix kwam van Filips van Marnix van Sint-Aldegonde) en ook zijn wetenschappelijke en ambtelijke loopbaan wordt er kort in aangestipt.

Wat meteen opvalt is dat een paar verhalen opgedragen zijn aan personen. Het titelverhaal is voor 'de lieve nimf H.B.' De Gijsen liefhebbers zullen wel weten over wie dit gaat. Helaas, de schrijver van dit stukje niet. Het ietwat pikante tweede verhaal
Kerstnacht in Marbella is voor schrijfster Yvonne de Man. Alle verhalen gaan over de wel en vaak niet – hoewel de schijn anders kan zijn – succesvolle relaties tussen mannen en vrouwen. Deze eerste twee zijn buitenlandse avonturen. Het ene met wat meer leven dan het andere. Want leven gaat niet vanzelf. Ook dat is een thema:
“Joostens [de uitgestreken groenteboer die teveel voor zijn tomaten vraagt], met zijn dertig jaren nog voor de boeg, is als een momento mori voor me. Hij vervult de functie van die paters die elkaar moeten begroeten met de woorden: 'Broeder, we moeten sterven', terwijl het veel meer gepast zou zijn te zeggen: 'Broeder, we moeten leven', want dat is een veel zwaarder opgave.”
Het is sterker. De verteller van het verhaal Overkomst dringend gewenst denkt dat hij nog maar enkele jaren te leven heeft en in die korte tijdspanne het raadsel wat het leven betekent niet op zal kunnen lossen. We leven immers op een mestfaalt.

Vrouwen van plezier zijn de kersttractatie voor een scheepsbemanning voor de kust, twee per bemanningslid. Ze gaan weer aan land voor de uitvaart naar het meest trieste lot dat een schip kan treffen 'met man en muis' vergaan.
    Seksueel plezier komt terug in het allerlaatste verhaal waar een man met
Zevenenvijftig fracturen op een ziekenhuisbed ligt geheel in het verband gewikkeld behalve zijn ogen, mond en geslacht. Rafaël zo heet de niet engelachtige 'anatomische puzzel' die “alleen nog met zijn fallus 'ten Hemelsen Paradijze' [kan] wijzen.” Maar een man in gaas gewikkeld moet geholpen worden; de tekening die het verhaal illustreert laat daarover weinig misverstand bestaan. Het korte verhaal is opgedragen aan de Nederlandse schrijfster Agnes de Haas.
    Betaalde seks zit in het verhaal
Boze geesten verdrijven. Hoewel daarin is de geslachtsgemeenschap al beëindigd voor hij begon. De prostituee, “een grote, brede, weelderige blondine, altijd goedlachs en uitgelaten” laat zich op het bed vallen en breekt haar nek over het frame aan het hoofdeinde. Haar Chinese klant wordt verdacht van moord. Een onderzoek wordt gestart. De onderzoeker en verteller schrijft dit verhaal op om de boze geesten te verdrijven. Kortom als een vorm van exorcisme.

De E.B. en Clara-Serena gaat over een man die een perpetuum mobile probeert uit te vinden en over zijn vrouw Clara waar geen plezier mee te beleven valt. De man vlucht in zijn werk. De relatie schijnt op zijn einde af te gaan. Als de man zijn vrouw complimenteert met haar goede smaak dan keert het tij. Een gezonde geest in een gezond lichaam lijkt echter een vervolg op dit verhaal. Ook hier is Clara er weer die zich puriteins en bekrompen opstelt. Ze reist hem nog net voor de oorlog achterna als hij werk heeft in de Verenigde Staten. In dit verhaal wordt de Barones Z. geïntroduceerd. Ook zij wil meer leven dan haar man de bankier haar geeft. In Olga, de vrouw van Potifar wordt dit verder uitgewerkt. De pogingen van de barones om van de verteller haar geliefde te maken hebben een minimaal succes. Weer loopt een zoektocht naar erotiek en avontuur stuk. Baron von Z, de Potifar in het verhaal, kan het niet bommen. Hij slaapt er doorheen.

Een paar besprekingen wezen destijds op onzorgvuldige taal van het type 'te binnen komen,' of slachtveld in plaats van slagveld (al is deze tweede fout misschien opzettelijk; Marnix is van 1899 en maakte de slachtingen dus een paar maal mee)
. Over alles struikelen is ook een kunst en het valt eigemlijk wel mee en Vlaams Nederlands is soms anders dan dat noordelijk van de grens (de Taalunie ten spijt).
     Het CPNB meldde dat in de verhalen communicatie of juist de afwezigheid daarvan een verrassende rol speelt. Mi
j lijkt dat het wel iets radelozer is dan dat. Zelfs een goede uitwisseling van woorden kan geen soelaas bieden voor veel van de storingen die hier worden opgedist. In het titelverhaal wordt op een ingewikkelde wijze communicatie juist misbruikt met verschrikkelijke gevolgen. Het ongefundeerd goedpraten daarvan sluit het verhaal af.

Jeroen Brouwers werd in NRC-Handelsblad geciteerd. Hij schijnt gezegd te hebben:
Het komiekste dat ik in 1978 heb gelezen is de verhalenbundel Overkomst dringend gewenst door Marnix Gijsen. Van buiten te leren door ieder die wil leren hoe het niet moet. Gevat. Maar wat mij betreft zijn de verhalen onderhoudend, met een flinke teug ironie, en gaan over het ondermaanse bestaan dat maar beperkt wil slagen en dat alles gezien door de ogen van een oudere man, het alter ego van de schrijvende baron zelf. Van Gijsel kijkt verbaast om zich heen naar het gerommel en spaart daarbij ook zichzelf niet.

Geen opmerkingen: