donderdag 1 mei 2025

De Toverberg



De Toverberg van Thomas Mann (1875-1955) staat op mijn lijstje nadat ik er een feministische variatie op las (van de Poolse schrijfster Olga Tokarczuk, Empusion). Het boek kwam nog hoger te staan door erover te lezen bij Simon Carmiggelt (Mooi Kado). Het wordt bovendien voor me meegenomen; gevonden in een weggeefkast langs de straat. Gebonden, bijna 1.000 pagina's, dik papier, een baksteen van formaat (1.273 gram zwaar). In de inleiding staat: “Wij zullen het uitvoerig vertellen, grondig en precies – want sinds wanneer is het van de ruimte en de tijd die een verhaal in beslag neemt, afhankelijk of het spannend dan wel saai is?” Het lezen in bed wordt door die omvang wel gewichtheffen, en lange tijd lijkt er weinig te gebeuren, waardoor de slaap zich opdrong. Dat is dubbel gepast, want het slapen lijkt ook wel een thema in het boek door de ligtherapie in het sanatorium de Berghof bij Davos, waar het speelt.

Het verhaal handelt in de periode voor de Grote Oorlog. Het draait om de scheepsbouwkundige uit Noord-Duitsland, Hans Castdorp, die zijn neef drie weken gaat opzoeken in het sanatorium. Hij zal er veel langer blijven. In het als nawoord opgenomen artikel 'Het beeld van de grote verwarring - De Toverberg van Thomas Mann' door G.A. von Winter worden data en duur van het verblijf precies benoemd: “Hij is 23 jaar oud als hij, op de 4e augustus 1907, in het sanatorium aankomt en 30 als hij door de ‘Donderslag’ naar het vlakke land wordt teruggeroepen, want de roman eindigt bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog, in het jaar 1914.” De exacte periode is niet van het grootste belang. In het boek wordt die zeven jaar “een mythisch-schilderachtig brok tijd” genoemd. De roman geeft soms zeer terloops, veel ontwikkelingen, ideeën en wetenschappelijke theorieën uit dit tijdsgewricht. Maar het boek is meer dan een verhaal, een werk waarin Thomas Mann naar zijn eigen verhouding met ontwikkelingen en de tijd zoekt. Zijn hoofdpersonage stuit daarbij op hulp uit verschillende richtingen.

Influencers
Er is al meteen de humanist en pedagoog Lodovico Settembrini die hem levenslessen geeft, soms op het irritante af. Deze humanist ziet zowel buskruit (dat gaten schoot in het harnas van het feodalisme) als de boekdrukkunst als positieve ontwikkelingen. Het is een bijzonder man. Hij vergelijkt de Parijse revolutie van 1830 met de zes dagen van de schepping en zag de barricaden als de troon des volks. Van zijn vader leerde hij dat de liefde zich uit door het houden van de hoogste vorm van organisch leven, de mens. Settembrini vatte deze liefde samen in drie woorden: politiek, rebellie en welsprekendheid. Hij is sjofel gekleed, maar draagt die kleren desondanks met stijl.

Er is ook de Marxistische Jezuïet Leo Naphta, volgens de stofomslag van deze pil is dat een sinistere reactionair. Naphta pleit voor terreur van het proletariaat tegen het kapitalisme. Rond zijn ideeën wordt een pagina gewijd aan de overeenkomsten tussen het katholicisme en de krijgsmacht. Naphta leeft in weelde dankzij de ondersteuning van zijn orde. De Jezuïet gaat lijnrecht in tegen de ideeën van Settembrini en de twee mannen zijn dan ook in een constante intellectuele strijd verwikkeld. Het moet wel verkeerd lopen. Maar met dit dispuut worden ook ideeën uit het tijdsgewricht beschreven, waarmee Hans Castdorp zich moet verhouden. Die vraagt zich af of er geen middenweg is.

Als patiënt is er mevrouw Chauchat met de Kirgizische ogen en prachtige armen, waarop Hans Castdorp een oogje heeft. Ze vindt elders in Europa een partner in mijnheer Peeperkorn – een Nederlandse koffiehandelaar uit ons Indië. Hij is groot van postuur en bescheidenheid is hem op een schijnbaar natuurlijke wijze vreemd.

Pieter Peeperkorn is geënt op de schrijver en Nobelprijs Laureaat
Gerhart Hauptmann,* zoals is vermeld op de stofomslag en in het nawoord. Er zijn een paar hoofdstukken aan hem gewijd. Hij is meer dan aanwezig en spat van de pagina's, maar eigenlijk heeft hij niet veel te zeggen dat er toe doet, meestal verzanden zijn woorden in niets. Sterker nog hij oreert zelfs nog uitgebreid en met weidse gebaren als zijn woorden onverstaanbaar zijn door het geraas van een waterval waar hij naast staat. Het is een blaaskaak en vooral de sta-in-de-weg bij de verhouding tussen Hans Castdorp en mevrouw Chauchat, maar Hans is zeer van hem onder de indruk (meer dan Clawdia Chauchat is van haar minaar). Al lang voordat Peeperkorn opduikt denk ik, omdat ik op hem wacht, dat hij er is: “een gebrilde jonge Hollander met een rosse gezicht en monomane hartstocht voor de postzegelruil,” maar dat gaat om een heel andere Nederlandse gast.

Ervaringen Thomas en Katia Mann
In het boek verwerkt Mann zijn eigen ervaring met het Bossanatorium Dr. Jessen, eveneens in Davos. Hier werd zijn vrouw Katia Mann (op 10 maart 1912) opgenomen. Katia schreef haar man tal van brieven over het leven daar in het bergoord. Thomas Mann ging er bovendien drie weken op bezoek. Net zolang als Hans Castdorp naar zijn neef Joachim Ziemssen ging. Mann ging weer naar huis. Castdorp, bleef dus zeven jaar. Ook bij Mann, net als bij Castdorp, werd een zieke plek (op een long) ontdekt en hij kreeg de raad te blijven voor een kuur. Hij gaf er de voorkeur aan De Toverberg te schijven
vertelde hij in 1939 tijdens een lezing te Princeton. De bedoeling was om zijn ervaringen en kennis van daarboven te verwerken in een novelle. Aan informatie over het leven in het sanatorium had hij geen gebrek. De Eerste Wereldoorlog zorgde ervoor dat het schrijven beëindigd werd en pas in 1920 weer werd opgepakt. En het boek werd een uitgedijde bildungsroman.

Empusion
De aankomst per trein wordt in De Toverberg uitgebreider beschreven dan bij Tokarczuk, maar dat je een andere visie op een vergelijkbaar verhaal gaat lezen is meteen duidelijk. Beide spelen in een sanatorium, in beide worden intellectuele gesprekken gevoerd tussen de Europese gasten en heeft de staf een opmerkelijke rol. De Toverberg is geschreven met meer omhaal van woorden, meer beschrijvingen van kleine zaken en kwesties die het leven daar boven typeren. Het leven is er in beide boeken anders en enigszins verontrustend. Dat zit in allerlei kleine dingen, soms niet eens onrustbarend, maar meer een afwijking, zoals bijvoorbeeld de preutsheid van Castdorp of de verstopte sterfgevallen. Dat er naast De Toverberg plaats was voor een feministische versie is duidelijk. Het zijn in bij Mann de mannen die de debatten voeren, argumenteren en denken. De vrouwen konkelfoezen en kletsen over anderen en zitten mooi te zijn. Mevrouw Chauchat is wel de uitdrukkelijke uitzondering. Hoewel zij allleen door haar ziekte zo onafhankelijk kan zijn. “De vrouwen (…) zijn reactieve schepsels, zonder zelfstandige initiatieven, nalatig in de zin van passief,” zo beweert Naphta in een langer betoog over vrouwen.

Dood
Hans Castdorp vertelt
Clawdia Chauchat in een lang gesprek, dat in het Frans wordt gevoerd**: “Het lichaam, de liefde, de dood, die drie zijn één. Want het lichaam, dat is ziekte en begeerte, en het is verantwoordelijk voor de dood, jazeker, liefde en dood en allebei vleselijk, en dat is ook het geheim van hun verschrikking en hun grote betovering!” In dit citaat komen drie centrale elementen van het boek naar voren. Het zoeken naar wat het leven is, de dood die bij het leven hoort, en de magie uit de titel. De dood komt tijdens dit gesprek tussen beide een aantal keren naar voren. Bijvoorbeeld als mevrouw Chauchat opmerkt dat als zijn neef als militair naar het laagland gaat het heel goed mogelijk is dat hij doodgaat. Het is een voorbeeld van de dreiging die over het bestaan daar hoog boven in Davos hangt. Opmerkelijk is in dit licht dat Mann op 7 augustus 1914 in een brief aan zijn broer scheef: “Ik leef nog steeds als in een droom - en toch dient men zich te schamen, het niet voor mogelijk gehouden en niet gezien te hebben: dat de catastrofe moest komen. Welk een beproeving! Hoe zal Europa er uitzien, inwendig en uitwendig, als het voorbij is?” En zo is het ook in De Toverberg; er zijn signalen, aanwijzingen, maar je kan tot de oorlog uitbreekt dit gevaar ook missen en opeens midden in de de verschrikkingen zitten, met een doorslaggevende rol voor Duitsland: “De donderslag dreunde, deze oorverdovende wanklank van langdurig geaccumuleerd onheil, en mengeling van stompzinnigheid en geprikkeldheid (...)” Neef Joachim pleitte voor de oorlog als middel tegen bederf. Het zou een gedachte van Naphta kunnen zijn, die stelde dat de catastrofe moet en zal komen. Hij wenste dit zelfs.
     De vraag dringt zich een eeuw na de publicatie van De Toverberg op of we honderd jaar na het verschijnen van de roman (gepubliceerd in 1924) niet weer in een dergelijke situatie aan het verzeilen zijn, met de kladderadatsch net achter de horizon. De oorlogskoorts van de frisse, vrolijke oorlog is ook nu weer aanwezig in pers en politiek (al is iedereen natuurlijk wél voor vrede) en met de huidige wapens is die sfeer niet minder beangstigend dan hij in 1914 was. Ook nu is het even makkelijk de in de lucht hangende dreiging te zien als om hem te missen.

Toverberg
Toveren spreekt tot de verbeelding. Wat wordt eigenlijk bedoeld met dat deel van de titel. Dood en leven, horen bij elkaar zoals in voorgaand citaat, dat heeft iets magisch (zoals tijdens seances blijkt, zie hieronder), maar er zijn meer verwijzingen. Ook in De Toverberg is weer sprake van drank. In het boek van Tokarczuk speelde die een bedwelmende rol. Hier wordt wel gedronken, soms zelfs veel, maar Kulmbacher bier is gewoon bier en champagne chique wijn met bubbels, geen betoverende drank.
    Is het tovenarij dat iedereen die belandt in het sanatorium ziekte onder de leden blijkt te hebben en dus opgenomen moet worden, zodat het lijkt alsof de kwalen worden
“aangetoverd”. Of is het juist het gebruik van röntgenfoto's (een toverfoto genoemd) om in het binnenste te kijken waaruit de toverij bestaat? De humanist Settembrini heeft er oog voor dat de beginselen van de aangeboden kuur goed overeen komen met de economische belangen van van het kuuroord. Dit medische toveren, en als patiënt aan de kuur binden van mensen, lijkt voor hem dan ook op een businessmodel.
     Naast de medische technologie is er ook de toverkoffer, waarmee een grammofoonspeler wordt bedoeld. De nieuwe techniek moet voor velen iets magisch hebben gehad. Op het laatst verslechtert ondanks het plaatjes draaien de sfeer. Niet alleen komt het antisemitisme met een zogenaamde Arische zakenman het sanatorium binnen, ook wordt gespeeld met bovennatuurlijke krachten van een van de patiënten door seances te organiseren, waar haar beschermgeest een rol speelt als informant. Die heisa gaat Hugo tegenstaan.
    Het dispuut tussen Settembrini en Naphta neemt fanatieke en nare vormen aan en de tweede beweert onder andere dat wetenschap niet bestond, “want het stond de mens vrij, daaraan te geloven of niet. De wetenschap was een geloof, als ieder ander, maar dan wel slechter en dommer dan ieder ander.” Een ook nu weer herkenbare mening. Uiteindelijk mondt het verhaal ondanks alle trucs en tricks uit in een grote boem en weten we niet hoe het met Hans Castdorp afloopt als hij verdwijnt in de oorlog.

De tijd
Hoe beleven we de tijd is een vraag die veel terugkomt. Maakt eentonigheid dat het leven korter of juist langer wordt beleefd. Het is vooral het eerste. Wachten duurt niet lang, maar verslindt tijd zonder ze te doorleven. Het maakt de tijd daarmee juist korter. De aanpak in de Berghof was zo georganiseerd dat hij gewenning zou bewerkstelligen en daardoor gingen weken, zelfs maanden, voorbij als één dag.
     Joachim vindt dat Hans al vanaf het begin dat hij arriveerde in de Berghof met tijd bezig is. Het is dan ook nauwelijks verwonderlijk dat tegen het einde van het boek een hoofdstuk wordt besteed aan de vraag of je de tijd kan vertellen en welke mogelijkheden een literaire tekst daarbij biedt, zowel voor de verstrijkende tijd als het abstracte tijdsbegrip, waarbij tijd inhoudelijk is, los van het verlopen ervan.
    Tijd is minder vast omlijnd dan het wel eens lijkt. Voor het meten van het tijdsverloop hebben mensen geen orgaan. Kompels die na een ongeluk opgesloten waren in een mijn, wisten niet hoe lang die benarde positie geduurd had. Ook dat heeft iets toverachtigs. Die tijd is een wezenlijk onderdeel van de roman, je zou hem de tijdroman van Hans Castdorp kunnen noemen. De bewustzijnstoestanden van het 'nog steeds' en het 'alweer' behoren tot “de meest verwarrende, bizarre en behekste ervaringen die er bestaan,” bedenkt hij zich.

Woorden
Het boek zit vol vooroorlogse vormelijkheid:
“Mijn hoed afnemen kon ik niet, want ik had er geen op,” stelt Hans Castdorp. Langzamerhand neemt de ingenieur uit de betere kringen afstand van die vormen; hij wordt 'bevrijd van de druk der eer,' zoals het wordt genoemd. De taal heeft sowieso iets archaïsch. Hij “tekende met de taats van zijn steedse” stok figuren in het zand. Het is bijna Bommelliaanse geheimtaal of in ieder geval taal uit een stoffige doos. Ik struikel over het woord 'sluimerrol', maar ik ken hem na even denken wel als een rolkussen. Niet alleen is het boek een eeuw geleden geschreven, de vertaling stamt ook nog eens uit 1975 en de taal is sterk veranderd in die halve eeuw.
     Toch is dat geen bezwaar. Het boek herbergt ook een vat aan opvallende zinnen, zoals deze:
“Mooi schrijven, dat betekende al bijna ook mooi denken, en van daar was het niet ver meer tot mooi handelen.” Of gedachten die je wel kent, maar die fijn zijn om ter bevestiging te lezen, zoals dat de voorspelling er soms juist voor bedoeld is dat die niet uitkomt; of het in verschillende variaties bekende, dat “lachen een schittering van de ziel is.” Je kan een citatenpagina vullen met al het moois uit De Toverberg. Zelfs Alice Cooper had er zijn voordeel mee kunnen doen, als Settembrini opmerkt dat: “De vorming en ontwikkeling die het volk nodig had in zijn strijd tegen het vermolmde burgerrijk, wist het zich al lang ergens anders te verschaffen dan in de dwanginrichtingen van de overheid (…) en dat een vrij, voor eenieder toegankelijk onderwijs door middel van openbare lezingen, tentoonstellingen, bioscopen enzovoort verreweg superieur was aan iedere vorm van schoolonderricht.”

Gemengd genoegen
De Toverberg en Empusion, lijken slechts oppervlakkig op elkaar. De Toverberg beschrijft de ontwikkeling van de ideeën van Mann in de jaren dat hij aan het boek werkt. Hij “polemiseert tegen alle totalitaire aanmatigingen die de vrijheid van het individu en de autonomie van de geest in gevaar zouden kunnen brengen,” zoals de bibliothecaris van het Goethe Instituut G.A. von Winter het uitdrukte. Hij concludeert ook: “Thomas Mann en Hans Castdorp hebben beiden moeten leren: dat geen cultuur bestaan kan waar de politiek volkomen veronachtzaamd wordt.” Von Winter merkt daarbij op dat andersom ook van belang is: geen politiek, zonder cultuur.
    
In het boek speelt de ontwikkeling van ideeën de hoofdrol. Verhaalontwikkeling is er nauwelijks. Empusion is ook een ideeën roman, maar wel een met spannende ontwikkelingen en zelfs gothic griezel elementen, waarbij de onverbrekelijke relatie tussen mens en natuur een hoofdrol speelt. Een onderwerp dat in tijden van natuur-, diversiteits- en klimaatcrises een actuele waarde heeft. Het is niet alleen een feministische, maar ook een ecologische, variatie op het boek van Mann. Tokarczuk's boek is ook niet eenvoudige, maar leest door zijn verhaal sneller, makkelijker weg. In De Toverberg moet je meer je best doen om mee te komen.
    Pas in het vierde hoofdstuk, dat is na ruim 100 pagina's, komt er meer ontwikkeling in De Toverberg. Maar dat is het voordeel van een lijvig werk. Je kan er langzaam ingroeien en nog een tijd optrekken met je romanpersonages. Het blijft wel een gemengd genoegen. Hugo's tocht op de ski het land rond het sanatorium in tijdens een sneeuwstorm, wordt prachtig beschreven. Dit inclusief de vorm van de sneeuwkristallen die ik dit jaar ook al tegenkwam in
werk van Han Kang, waar de sneeuwkoude ook een grote rol speelt. Ook hier is de witte sneeuw een uitnodigende koude deken, die als hij omgeslagen wordt fataal kan zijn. Anderzijds is een heel hoofdstuk over het ontstaan van het leven (Abiogenese) dan weer een tekst waarvoor in de plaats je ook een eigentijdse kan lezen met de nieuwste inzichten. Het sterven van Joachim wordt uitgebreid en gevoelig beschreven. Maar vooral desoms taaiezoektocht naar de verhouding met het leven en omstandigheden, maakt het 't waard om het boek te (her)lezen. Je hoeft daarvoor niet met Mann op een lijn te zitten, zijn manier van kennis vergaren, verwerken en gebruiken is waardevol.

Noten:
* Gerhard Hauptman werd later door de Nazi's als lid van de partij geweigerd, al had hij in de jaren dertig de zwarte vlag boven zijn kasteel, aldus Carmiggelt p. 78. De schrijver van de Kronkels beschreef de gespannen verhoudingen tussen beide toen ze elkaar in Bazel tegenkwamen. Dit ontleende hij aan de biografie van Katia Mann. In de tijd dat Mann De Toverberg schreef de verhoudingen tussen beide nog goed.
**
De vertaling van de pagina's lange tekst is opgenomen in het Aanhangsel. Het leest overigens niet bepaald gemakkelijk als een passage van elf pagina's grotendeels onvertaald in het Frans wordt gevoerd en dat je de vertaling, zonder de wel vertaalde Duitse woorden en zinnetjes, achter in het boek moet lezen. Het boek wemelt al van korte uitspraken en begrippen in het Frans, Italiaans, Latijn en Russisch. Daarbij is het nog te doen heen en weer te bladeren. Geen idee wat de bedoeling van deze zuinigheid die een pagina uitspaart en wat inkt, maar het leesplezier hindert. Het vertaalwerk is gedaan en een eleganter oplossing was mogelijk geweest (mopper ik een halve eeuw nadat het boek uitkwam op de uitgever).

Geen opmerkingen: