Het verhaal handelt in de periode voor de Grote Oorlog. Het draait om de scheepsbouwkundige uit Noord-Duitsland, Hans Castdorp, die zijn neef drie weken gaat opzoeken in het sanatorium. Hij zal er veel langer blijven. In het als nawoord opgenomen artikel 'Het beeld van de grote verwarring - De Toverberg van Thomas Mann' door G.A. von Winter worden data en duur van het verblijf precies benoemd: “Hij is 23 jaar oud als hij, op de 4e augustus 1907, in het sanatorium aankomt en 30 als hij door de ‘Donderslag’ naar het vlakke land wordt teruggeroepen, want de roman eindigt bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog, in het jaar 1914.” De exacte periode is niet van het grootste belang. In het boek wordt die zeven jaar “een mythisch-schilderachtig brok tijd” genoemd. De roman geeft soms zeer terloops, veel ontwikkelingen, ideeën en wetenschappelijke theorieën uit dit tijdsgewricht. Maar het boek is meer dan een verhaal, een werk waarin Thomas Mann naar zijn eigen verhouding met ontwikkelingen en de tijd zoekt. Zijn hoofdpersonage stuit daarbij op hulp uit verschillende richtingen.
Influencers
Er
is al meteen de humanist en pedagoog Lodovico Settembrini die hem
levenslessen geeft, soms op het irritante af. Deze humanist ziet
zowel buskruit (dat gaten schoot in het harnas van het feodalisme) als de
boekdrukkunst als positieve ontwikkelingen. Het is een bijzonder man.
Hij vergelijkt de Parijse revolutie van 1830 met de zes dagen van de
schepping en zag de barricaden als de troon des volks. Van zijn vader
leerde hij dat de liefde zich uit door het houden van de hoogste vorm
van organisch leven, de mens. Settembrini vatte deze liefde samen in drie woorden: politiek, rebellie en welsprekendheid. Hij is sjofel gekleed, maar
draagt die kleren desondanks met stijl.
Er is ook de
Marxistische Jezuïet Leo Naphta, volgens de stofomslag van deze pil
is dat een sinistere reactionair. Naphta pleit voor terreur van het
proletariaat tegen het kapitalisme. Rond zijn ideeën wordt een
pagina gewijd aan de overeenkomsten tussen het katholicisme en de
krijgsmacht. Naphta leeft in weelde dankzij de ondersteuning van zijn
orde. De Jezuïet gaat lijnrecht in tegen de ideeën van Settembrini
en de twee mannen zijn dan ook in een constante intellectuele strijd
verwikkeld. Het moet wel verkeerd lopen. Maar met dit dispuut worden
ook ideeën uit het tijdsgewricht beschreven, waarmee Hans Castdorp
zich moet verhouden. Die vraagt zich af of er geen middenweg is.
Als patiënt is er mevrouw Chauchat met de Kirgizische ogen
en prachtige armen, waarop Hans Castdorp een oogje heeft. Ze vindt
elders in Europa een partner in mijnheer Peeperkorn – een
Nederlandse koffiehandelaar uit ons Indië. Hij is groot van postuur en
bescheidenheid is hem op een schijnbaar natuurlijke wijze vreemd.
Pieter Peeperkorn is geënt op de schrijver en Nobelprijs
Laureaat Gerhart
Hauptmann,*
zoals is vermeld op de stofomslag en in het nawoord. Er
zijn een paar hoofdstukken aan hem gewijd. Hij is meer dan aanwezig
en spat van de pagina's, maar eigenlijk heeft hij niet veel te zeggen
dat er toe doet, meestal verzanden zijn woorden in niets. Sterker nog hij oreert zelfs nog uitgebreid en met
weidse gebaren als zijn woorden onverstaanbaar zijn door het geraas
van een waterval waar hij naast staat. Het is een blaaskaak en vooral de sta-in-de-weg bij de verhouding tussen Hans Castdorp en
mevrouw Chauchat, maar Hans is zeer van hem onder de indruk (meer dan Clawdia Chauchat is van haar minaar). Al lang
voordat Peeperkorn opduikt denk ik, omdat ik op hem wacht, dat hij er is: “een
gebrilde jonge Hollander met een rosse gezicht en monomane hartstocht
voor de postzegelruil,”
maar dat gaat om een heel andere Nederlandse gast.
Ervaringen
Thomas en Katia Mann
In
het boek verwerkt Mann zijn eigen ervaring met het Bossanatorium
Dr. Jessen, eveneens in Davos. Hier werd zijn vrouw Katia Mann (op 10
maart 1912) opgenomen. Katia schreef haar man tal van brieven over
het leven daar in het bergoord. Thomas Mann ging er bovendien drie weken op bezoek.
Net zolang als Hans Castdorp naar zijn neef Joachim Ziemssen ging.
Mann ging weer naar huis. Castdorp, bleef dus zeven jaar. Ook bij
Mann, net als bij Castdorp, werd een zieke plek (op een long) ontdekt
en hij kreeg de raad te blijven voor een kuur. Hij gaf er de voorkeur
aan De Toverberg te schijven vertelde
hij in 1939 tijdens een lezing te Princeton.
De bedoeling was om zijn ervaringen en kennis van daarboven te
verwerken in een novelle.
Aan informatie over het leven in het sanatorium had hij geen
gebrek. De Eerste Wereldoorlog zorgde ervoor dat het schrijven
beëindigd werd en pas in 1920 weer werd opgepakt. En het boek werd een uitgedijde bildungsroman.
Empusion
De
aankomst per trein wordt in De Toverberg uitgebreider beschreven dan
bij Tokarczuk, maar dat je een andere visie op een vergelijkbaar
verhaal gaat lezen is meteen duidelijk. Beide spelen in een
sanatorium, in beide worden intellectuele gesprekken gevoerd tussen
de Europese gasten en heeft de staf een opmerkelijke rol. De
Toverberg is geschreven met meer omhaal van woorden, meer
beschrijvingen van kleine zaken en kwesties die het leven daar boven
typeren. Het leven is er in beide boeken anders en enigszins verontrustend.
Dat zit in allerlei kleine dingen, soms niet eens onrustbarend, maar
meer een afwijking, zoals bijvoorbeeld de preutsheid van Castdorp of
de verstopte sterfgevallen. Dat er naast De Toverberg plaats was voor een feministische
versie is duidelijk. Het zijn in bij Mann de mannen die de debatten voeren, argumenteren en denken. De vrouwen
konkelfoezen en kletsen over anderen en zitten mooi te zijn. Mevrouw
Chauchat is wel de uitdrukkelijke uitzondering. Hoewel zij allleen door haar ziekte zo onafhankelijk kan zijn. “De
vrouwen (…) zijn reactieve schepsels, zonder zelfstandige
initiatieven, nalatig in de zin van passief,”
zo beweert Naphta in een langer betoog over vrouwen.
Dood
Hans
Castdorp vertelt Clawdia
Chauchat
in een lang gesprek, dat in het Frans wordt gevoerd**: “Het
lichaam, de liefde, de dood, die drie zijn één. Want het lichaam,
dat is ziekte en begeerte, en het is verantwoordelijk voor de dood,
jazeker, liefde en dood en allebei vleselijk, en dat is ook het
geheim van hun verschrikking en hun grote betovering!”
In dit citaat komen drie centrale elementen van het boek naar voren.
Het zoeken naar wat het leven is, de dood die bij het leven hoort, en
de magie uit de titel. De dood komt tijdens dit gesprek tussen beide een aantal
keren naar voren. Bijvoorbeeld als mevrouw Chauchat opmerkt dat als
zijn neef als militair naar het laagland gaat het heel goed mogelijk
is dat hij doodgaat. Het is een voorbeeld van de dreiging die over
het bestaan daar hoog boven in Davos hangt. Opmerkelijk is in dit licht dat Mann
op 7 augustus 1914 in een brief aan zijn broer scheef: “Ik
leef nog steeds als in een droom - en toch dient men zich te schamen,
het niet voor mogelijk gehouden en niet gezien te hebben: dat de
catastrofe moest komen. Welk een beproeving! Hoe zal Europa er
uitzien, inwendig en uitwendig, als het voorbij is?”
En zo is het ook in De Toverberg; er zijn signalen, aanwijzingen,
maar je kan tot de oorlog uitbreekt dit gevaar ook missen en opeens
midden in de de verschrikkingen zitten, met een doorslaggevende rol
voor Duitsland: “De
donderslag dreunde, deze oorverdovende wanklank van langdurig
geaccumuleerd onheil, en mengeling van stompzinnigheid en
geprikkeldheid (...)”
Neef Joachim pleitte voor de oorlog als middel tegen bederf. Het zou
een gedachte van Naphta kunnen zijn, die stelde dat de catastrofe
moet en zal komen. Hij wenste dit zelfs.
De vraag dringt zich
een eeuw na de publicatie van De Toverberg op of we honderd jaar na het
verschijnen van de roman (gepubliceerd in 1924) niet weer in een
dergelijke situatie aan het verzeilen zijn, met de kladderadatsch net achter de horizon. De oorlogskoorts van de
frisse, vrolijke oorlog is ook nu weer aanwezig in pers en politiek (al is iedereen natuurlijk wél voor vrede) en met de huidige
wapens is die sfeer niet minder beangstigend dan hij in 1914 was. Ook
nu is het even makkelijk de in de lucht hangende dreiging te zien als
om hem te missen.
Toverberg
Toveren
spreekt tot de verbeelding. Wat wordt eigenlijk bedoeld met dat deel
van de titel. Dood en leven, horen bij elkaar zoals in voorgaand
citaat, dat heeft iets magisch (zoals tijdens seances blijkt, zie hieronder), maar
er zijn meer verwijzingen. Ook in De Toverberg is weer sprake van
drank. In het boek van Tokarczuk speelde die een bedwelmende rol.
Hier wordt wel gedronken, soms zelfs veel, maar Kulmbacher bier is
gewoon bier en champagne chique wijn met bubbels, geen betoverende
drank.
Is het tovenarij dat iedereen die belandt in het sanatorium
ziekte onder de leden blijkt te hebben en dus opgenomen moet worden, zodat het lijkt alsof de kwalen worden “aangetoverd”.
Of is het juist het gebruik van röntgenfoto's (een toverfoto
genoemd) om in het binnenste te kijken waaruit de toverij bestaat? De
humanist Settembrini heeft er oog voor dat de beginselen van de
aangeboden kuur goed overeen komen met de economische belangen van
van het kuuroord. Dit medische toveren, en als patiënt aan de kuur
binden van mensen, lijkt voor hem dan ook op een businessmodel.
Naast de medische technologie is er ook de toverkoffer, waarmee
een grammofoonspeler wordt bedoeld. De nieuwe techniek moet voor
velen iets magisch hebben gehad. Op het laatst verslechtert ondanks het plaatjes draaien de sfeer.
Niet alleen komt het antisemitisme met een zogenaamde Arische
zakenman het sanatorium binnen, ook wordt gespeeld met
bovennatuurlijke krachten van een van de patiënten door seances te
organiseren, waar haar beschermgeest een rol speelt als informant. Die heisa gaat
Hugo tegenstaan.
Het
dispuut tussen Settembrini en Naphta neemt fanatieke en nare vormen
aan en de tweede beweert onder andere dat wetenschap niet bestond,
“want
het stond de mens vrij, daaraan te geloven of niet. De wetenschap was
een geloof, als ieder ander, maar dan wel slechter en dommer dan
ieder ander.” Een
ook nu weer herkenbare mening. Uiteindelijk mondt het verhaal ondanks
alle trucs en tricks uit in een grote boem en weten we niet hoe het
met Hans Castdorp afloopt als hij verdwijnt in de oorlog.
De tijd
Hoe beleven we de tijd is een vraag die veel
terugkomt. Maakt eentonigheid dat het leven korter of juist langer
wordt beleefd. Het is vooral het eerste. Wachten duurt niet lang,
maar verslindt tijd zonder ze te doorleven. Het maakt de tijd daarmee
juist korter. De aanpak in de Berghof was zo georganiseerd dat hij
gewenning zou bewerkstelligen en daardoor gingen weken, zelfs
maanden, voorbij als één dag.
Joachim vindt dat Hans al
vanaf het begin dat hij arriveerde in de Berghof met tijd bezig is.
Het is dan ook nauwelijks verwonderlijk dat tegen het einde van het boek een
hoofdstuk wordt besteed aan de vraag of je de tijd kan vertellen en
welke mogelijkheden een literaire tekst daarbij biedt, zowel voor de
verstrijkende tijd als het abstracte tijdsbegrip, waarbij tijd
inhoudelijk is, los van het verlopen ervan.
Tijd is minder vast
omlijnd dan het wel eens lijkt. Voor het meten van het tijdsverloop
hebben mensen geen orgaan. Kompels die na een ongeluk opgesloten
waren in een mijn, wisten niet hoe lang die benarde positie geduurd
had. Ook dat heeft iets toverachtigs. Die tijd is een wezenlijk
onderdeel van de roman, je zou hem de tijdroman van Hans Castdorp kunnen noemen. De
bewustzijnstoestanden van het 'nog steeds' en het 'alweer' behoren
tot “de meest verwarrende, bizarre en behekste ervaringen die er
bestaan,” bedenkt hij zich.
Woorden
Het
boek zit vol vooroorlogse vormelijkheid: “Mijn
hoed afnemen kon ik niet, want ik had er geen op,”
stelt Hans Castdorp. Langzamerhand neemt de ingenieur uit de betere
kringen afstand van die vormen; hij wordt 'bevrijd van de druk der
eer,' zoals het wordt genoemd. De taal heeft sowieso iets archaïsch.
Hij “tekende
met de taats van zijn steedse”
stok figuren in het zand. Het is bijna Bommelliaanse geheimtaal of in
ieder geval taal uit een stoffige doos. Ik struikel over het woord
'sluimerrol', maar ik ken hem na even denken wel als een rolkussen.
Niet alleen is het boek een eeuw geleden geschreven, de vertaling
stamt ook nog eens uit 1975 en de taal is sterk veranderd in die
halve eeuw.
Toch is dat geen bezwaar. Het boek herbergt ook
een vat aan opvallende zinnen, zoals deze: “Mooi
schrijven, dat betekende al bijna ook mooi denken, en van daar was
het niet ver meer tot mooi handelen.” Of
gedachten die je wel kent, maar die fijn zijn om ter bevestiging
te lezen, zoals dat de voorspelling er soms juist voor bedoeld is dat
die niet uitkomt; of het in verschillende variaties bekende, dat “lachen
een schittering van de ziel is.”
Je kan een citatenpagina vullen met al het moois uit De Toverberg.
Zelfs Alice Cooper had er zijn voordeel mee kunnen doen, als
Settembrini opmerkt dat: “De
vorming en ontwikkeling die het volk nodig had in zijn strijd tegen
het vermolmde burgerrijk, wist het zich al lang ergens anders te
verschaffen dan in de dwanginrichtingen van de overheid (…) en dat
een vrij, voor eenieder toegankelijk onderwijs door middel van
openbare lezingen, tentoonstellingen, bioscopen enzovoort verreweg
superieur was aan iedere vorm van schoolonderricht.”
Gemengd genoegen
De
Toverberg en Empusion, lijken slechts oppervlakkig op elkaar. De Toverberg beschrijft
de ontwikkeling van de ideeën van Mann in de jaren dat hij aan het
boek werkt. Hij “polemiseert tegen alle totalitaire aanmatigingen
die de vrijheid van het individu en de autonomie van de geest in
gevaar zouden kunnen brengen,” zoals de bibliothecaris van het Goethe Instituut G.A. von Winter het uitdrukte.
Hij concludeert ook: “Thomas
Mann en Hans Castdorp hebben beiden moeten leren: dat geen cultuur
bestaan kan waar de politiek volkomen veronachtzaamd wordt.” Von Winter merkt daarbij op dat andersom ook van belang is: geen politiek, zonder cultuur.
In
het boek speelt de ontwikkeling van ideeën de hoofdrol.
Verhaalontwikkeling is er nauwelijks. Empusion is ook een ideeën
roman, maar wel een met spannende ontwikkelingen en zelfs gothic
griezel elementen, waarbij de onverbrekelijke relatie tussen mens en
natuur een hoofdrol speelt. Een onderwerp dat in tijden van natuur-,
diversiteits- en klimaatcrises een actuele waarde heeft. Het is niet alleen een feministische, maar ook een ecologische, variatie op het boek van Mann. Tokarczuk's
boek is ook niet eenvoudige, maar leest door zijn verhaal sneller,
makkelijker weg. In De Toverberg moet je meer je best doen om mee te komen.
Pas in het vierde hoofdstuk, dat is na ruim 100
pagina's, komt er meer ontwikkeling in De Toverberg. Maar dat is het
voordeel van een lijvig werk. Je kan er langzaam ingroeien en nog een
tijd optrekken met je romanpersonages. Het blijft wel een gemengd
genoegen. Hugo's tocht op de ski het land rond het sanatorium in tijdens
een sneeuwstorm, wordt prachtig beschreven. Dit inclusief de vorm van de
sneeuwkristallen die ik dit jaar ook al tegenkwam in werk
van Han Kang,
waar de sneeuwkoude ook een grote rol speelt. Ook hier is de witte
sneeuw een uitnodigende koude deken, die als hij omgeslagen wordt
fataal kan zijn. Anderzijds is een heel hoofdstuk over het ontstaan van
het leven (Abiogenese)
dan weer een tekst waarvoor in de plaats je ook een eigentijdse kan
lezen met de nieuwste inzichten. Het sterven van Joachim wordt uitgebreid en gevoelig beschreven. Maar vooral de – soms taaie – zoektocht naar de verhouding met het leven en omstandigheden, maakt het 't waard om het boek te (her)lezen. Je hoeft daarvoor niet met Mann op een lijn te zitten, zijn manier van kennis vergaren, verwerken en gebruiken is waardevol.
Noten:
* Gerhard Hauptman werd later door de Nazi's als lid van de partij geweigerd, al
had hij in de jaren dertig de zwarte vlag boven zijn kasteel, aldus
Carmiggelt p.
78. De schrijver van de Kronkels beschreef de gespannen verhoudingen tussen beide toen ze elkaar in Bazel tegenkwamen. Dit ontleende hij aan de biografie van Katia Mann. In de tijd dat Mann
De Toverberg schreef de verhoudingen tussen beide nog goed.
** De vertaling van
de pagina's lange tekst is opgenomen in het Aanhangsel. Het leest overigens niet bepaald gemakkelijk als een passage van elf
pagina's grotendeels onvertaald in het Frans wordt gevoerd en dat je
de vertaling, zonder de wel vertaalde Duitse woorden en zinnetjes, achter in het
boek moet lezen. Het boek wemelt al van korte uitspraken en
begrippen in het Frans, Italiaans, Latijn en Russisch. Daarbij is het nog te doen heen en weer te bladeren. Geen idee wat de bedoeling van deze zuinigheid die een pagina uitspaart en wat inkt, maar het leesplezier hindert. Het vertaalwerk is gedaan en een eleganter oplossing was mogelijk geweest (mopper ik een halve eeuw nadat het boek uitkwam op de uitgever).



Geen opmerkingen:
Een reactie posten