maandag 15 september 2025

The war of art; a history of artists' protest in America

The war of art; a history of artists' protest in America door Lauren O'Neil-Butler geeft wat de titel belooft. Oorlog moet dan wel gelezen worden als 'vechten voor verandering'. Oorlog als krijgsgeweld komt slechts sporadisch voor in het boek. Bovendien is de keuze voor de Verenigde Staten* niet vanwege de uitzonderlijkheid van de VS, maar omdat het een overzichtelijke vorm biedt en de schrijfster kennis van de omstandigheden en ontwikkelingen in dat land heeft.
     Per hoofdstuk wordt een groep kunstenaars of een individu beschreven en daarmee reist de lezer van New York, naar Oklahoma, tot aan Houston in het Zuiden en soms toch ook over de grens of oceaan. Het boek bestrijkt een halve eeuw activisme.

De inleiding begint met een alinea over Benny Andrews, de mede oprichter van de Black Emergency Cultural Coalition (BECC). Hij geeft in 1971 een tekenles in de mannengevangenis van Manhattan, ook wel beeldend Het Graf genoemd. Een dertigtal gevangenen neemt deel aan zijn tekendemonstratie. Andrews gaat niet alleen, maar neemt een journalist van de New York Times mee. Musea als MoMa en Gugenheim zouden zijn gevangenisprogramma gaan steunen. De les werd het begin van een programma voor gevangenen dat zou lopen tot in 1982.
     Hiermee komen meteen verschillende thema's van het boek aan bod. Protest zoekt naar tactiek en strategie om het doel dichterbij te brengen, zoals hier door het een rapporteur mee te nemen die meteen ook voor publiciteit kan zorgen. Door het boek heen blijken er veel actiemiddelen en veel banden tussen organisaties en instellingen te zijn.
    Andrews nam voor zijn optreden afstand van wat hij tijdens zijn opleiding leerde: kunst is geen instrument naar een doel, maar staat op zichzelf. Zijn werk keerde zich juist tegen seksisme en racisme in de Verenigde Staten.

Metafoor
Het gebruik van het woord oorlog wordt wel bestreden daar waar het dient als metafoor voor ziekte, en epidemieën, zoals rond Covid veel gebeurde: Xi Jiping had het over de oorlog tegen Covid winnen; Emmanuel Macron stelde Nous sommes en guerre (We zijn in oorlog); en Boris Johnson verklaarde zichzelf tot een leider in oorlogstijd. O'Neil-Butler vreesde dat deze geluiden de tijd rijp maakten voor de inzet van nieuwe controle technologie. Bovendien schuift de gebruikte beeldspraak “de confrontatie weg met hen die werkelijk verantwoordelijk zijn voor de massale vernietiging.”
     WAR komt ook terug in de afkorting van de Women Artists in Revolution. Dat is een groep die ontstond in New York, 1969. Het was een reactie op de door mannen gedomineerde Art Workers Coalition. AWC nam het wel op voor zwarte en Zuid-Amerikaanse kunstenaars, maar had er geen boodschap aan dat ook vrouwen flink ondervertegenwoordigd waren.
Achtergrond schrijfster
Vrouwen- en queeracties zitten veel in het boek. De schrijfster bestudeerde dan ook uitgebreid de tweede feministische golf en noemt zichzelf een derde golver. Veel van het in 't boek beschreven activisme startte in de jaren negentig. Ze verklaart dit, omdat ze toen als tiener een interesse vormde voor de beweging tegen het economisch globalisme, tegen het IMF, en de Wereldbank. Ze volgde de protesten van Seattle tot Praag en deed er zelf aan mee in Florida. Maar ze raakte ook betrokken bij
Food not Bombs, zette zich in voor dierenrechten en tegen de School of the America's (waar Latijns Amerikaanse martelaars en andere bruten werden opgeleid). Emma Goldman en Howard Zinn waren inspiratiebronnen. Later werd ze schrijfster over kunst, met als eerste boek Let's have a Talk: Conversations with Women on Art and Culture en als redacteur van het tijdschrift Artforum.

Op de stoep

David Wojenarowicz droeg in 1988 een jas met daarop de tekst:

IF I DIE OF AIDS – FORGET BURIAL – JUST DROP MY BODY ON THE STEPS OF THE FDA (de medicijnen en warenautoriteit van de VS). 
Zijn woorden zouden in veel varianten herhaald worden, zoals #IfIDieinPoliceCustody en
IF I DIE IN A SCHOOL SHOOTING – FORGET BURIAL DROP MY BODY ON THE STEPS OF THE CAPITOL
De schrijfster stelt dat de politiek van het negeren van de AIDS problematiek en die van het vuurwapengeweld sterk overeenkomen en dat verklaart dit gebruik.
    Kunstuitingen waren deel van de acties die AIDS op de kaart wilde zetten als volksgezondheidsprobleem, en dat tegen de stroom van de gevestigde politiek in. De leuze op de jas was daarvan slechts een voorbeeld, maar de tekst van Wojenarowicz bleek wel meer onderwerpen te passen.
    De overeenkomst tussen de AIDS en Corona pan/epidemie hoeft niet onderstreept te worden, dat is overduidelijk. Maar de tekst dook ook op een jas met de variant:
IF TRANSPHOBIA KILLS ME FORGET BURIAL – DROP MY BODY ON THE STEPS OF CONGRES
Het hoofdstuk met een jas in de hoofdrol sluit af met het gedicht van de vermoorde schrijver en professor Refaat Alareer:

If I Must Die**
Refaat Alareer

If I must die,
you must live
to tell my story
to sell my things
to buy a piece of cloth
and some strings,
(make it white with a long tail)
so that a child, somewhere in Gaza
while looking heaven in the eye
awaiting his dad who left in a blaze —
and bid no one farewell
not even to his flesh
not even to himself —
sees the kite, my kite you made, flying up above,
and thinks for a moment an angel is there
bringing back love.
If I must die
let it bring hope,
let it be a story.
Kwaadheid leidt tot actie en actie leidt tot tactiek, aldus de schrijfster. Maar die actie kan kunst worden, zoals hier met een slogan gebeurde die andere gebieden bereikte, zowel qua onderwerp als geografisch. Ik zou er zelf ook nog wel een variant op weten:
ALS KOUDE OORLOG 'n NUCLEAIRE WINTER wordt – WIE GOOIT dan de LIJKEN op de STOEP van de WERELDLEIDERS
Ogen
Het al genoemde WAR bestond drie jaar (1969-1971). AWC, waar het uit voort kwam, was een organisatie met honderden kunstenaars als lid die inclusieve tentoonstellingen en de de rechten van makers over hun eigen werk bepleitte, ook in musea, zoals het MoMa “the seat of power.” AWC oefende druk uit op musea om een standpunt in te nemen in de Vietnam oorlog en kwam bijvoorbeeld met de poster met een foto van de landweg bij My Lai (door Ronald L. Haberle) met daaroverheen de tekst: 

Q: And babies? A: And babies. 

      De vraag kwam van CBS-journalist Mike Wallace. VS-soldaat Paul Meadlo gaf antwoord. De poster zou in een oplage van 50.000 stuks verspreid worden.
     Het waren ook de hoogtij dagen van de tweede feministische golf met tal van groepen. WAR was niet alleen een vrouwelijke afsplitsing van het mannelijke AWC, maar bouwde ook voort op de feministische praktijk, die zich richtte op de samenhang tussen raciale politiek, klasse en gender. Gelijkheid is immers onmogelijk in een maatschappij met klasse en raciale verschillen.
     WAR linkte haar kritiek aan statistiek, zoals bijvoorbeeld hier: 65% van de kunststudenten zijn vrouwen, maar slechts 3% van de tentoongestelde kunstenaars in de New Yorkse galerieën zijn vrouw.” De tekst op een pamflet volgt hier logisch op:
“Vrouwen zijn het beu dat mannen ze laten 'zien' hoe de wereld eruit ziet. Vrouwen hebben zelf ogen.” Of harder: “Musea zijn seksistisch.” Gestelde eisen waren concreet met daarin voorstellen wie en welke thema's tentoongesteld moesten worden en het structureel verbeteren van de positie van vrouwelijke kunstenaars door een adviesraad op te zetten rond vrouwelijke kunst met een betaalde medewerkster.
     WAR zelf zette een permanent centrum op in New York dat tot 2016 bestaan heeft en toen slachtoffer werd van de gentrificatie. De inhoud van de eisen zou gedurende die jaren wel veranderen van een 50/50 gelijkheid naar het ontmantelen van elk systeem dat is gebouwd op uitbuiting en geweld: van macro problemen, zoals patriarchaat, tot op micro niveau, zoals museumbeleid. De strijd had een component van persoonlijke belangen en werd uitgebreid naar klasse en gender. 
Attica
In een volgend hoofdstuk staan in de eerste zin meteen de woorden 'Attica Gevangenis'. Voor mij begon de kennismaking met deze opstand van gevangenen met de muziek van Frederic Rzewski en breidde dit zich later uit met de indrukwekkende documentaire Prison Riot Documentary 1974. De opstand en het neerslaan ervan zijn zo groot dat het tot veel reacties heeft geleid (hier nog die van Archie Shepp). Het begon met de hard-optreden-tegen-misdaad benadering van Democraten en Republikeinen waardoor het gevangenis regime uiterst repressief en kwetsend werd. Het neerslaan van de opstand daartegen op 13 september 1971 door de regering van Nixon, moet in die sfeer gezien worden. Het eindresultaat 43 doden. De goed georganiseerde opstand tegen het gevangenisregime was daarmee beëindigd: “De bloedigste eendaagse botsing tussen bewoners van de Verenigde Staten sinds de Burgeroorlog,” zo typeert Lauren O'Neil-Butler de slag in een paar woorden.
Bajes-strijd
Met dit voorval in de naoorlogs geschiedenis van de Verenigde Staten komen we terecht bij Benny Andrews (die we al tegenkwamen in het begin van het boek en deze bespreking) en Cliff Joseph van de BECC. Die kennismaking loopt via de opkomende strijd die ontstond vanuit een internationale zwarte vrijheidsstrijd en in de VS manifest werd door onder andere het Black Arts Repertory Theatre in Harlem, New York. Dit werd opgericht door dichteres Amiri Baraka. (Ook hier weer muziek. Amina Baraka & the Red Microphone heeft een directe link met de dichteres. Eerstgenoemde was tot haar dood de geliefde van de tweede). Dus ook hier zijn de activiteiten van destijds een opmaat voor activiteiten in het nu.
    Andrews en Joseph zouden in 1971 een protestbrief tegen het neerslaan van de Attica opstand sturen aan de gouverneur van New York, Nelson A, Rockefeller. In de brief suggereren ze ook het opzetten van een cultureel rehabilitatie programma. Iets dergelijks lijkt tegenwoordig onmogelijk, constateert de schrijfster. Maar destijds was dit voor kunstenaars een middel om het bestaan van de gevangenen meer kleur en inhoud te geven. Gevangenisdirecteuren zagen  anderzijds de rustgevende werking ervan als groot voordeel. Opmerkelijk is dat Andrews de deelnemers aanspoorde terug naar school te gaan en te gaan onderwijzen vanuit het BECC na hun vrijlating. Zo sneed het mes aan twee kanten; aanbod en werving. Onder Reagan zouden de budgetten voor degelijke programma's gestopt worden.

     
Ook hier zou weer een gender benadering nodig zijn. Veel programma's werden alleen aan mannelijke gevangenen verstrekt. Michele Wallace en haar moeder Faith Ringgold (beide van Women Students and Artists for Black Art Liberation, WASABAL) zetten Art Without Walls op.
     Ringgold maakte het werk: United States of Attica in 1972. Dit is nog steeds online te zien op de sites van musea in de VS, soms met de mogelijkheid om in te zoomen, zoals
hier. Het was een deel van een door BECC gemaakt Attica Book, waarin een link werd gelegd tussen het neerslaan van Attica opstand en de Vietnam oorlog.***
Bomen

Het hoofdstuk over Top Value Television (1972-79), pioniers in het aanbod van alternatief beeldmateriaal, laat ik buiten deze signalering en bespreking. Niet omdat het oninteressant is, juist niet; in de huidige tijd zijn veel nieuwe mediavormen ontstaan waar dit hoofdstuk achtergrond bij geeft, maar omdat het boek een koffer vol informatie is waaruit je moet kiezen. En zo scheer ik ook over het werk van Agnes Denes (1931-) een kunstenares die vanaf het begin aandacht had voor milieu, natuur en klimaat in de vorm van landschapskunst. Deze kunstprojecten hadden veelal de Verenigde Staten als locatie, maar bijvoorbeeld ook Finland, waar ze een heuvel liet beplanten met een spiraal van bomen. Het opent in het boek ruimte om de andere kant te laten zien van dit soort kunst. Bomen zijn geen zilveren kogel tegen de klimaatramp. Het terugdringen van fossiele brandstof en CO2 uitstoot zijn dat wel, zo wordt kort en krachtig opgemerkt. Bovendien kan een bomenproject nefast zijn voor de omringende natuur die met en water tekort gaat kampen. Denes neemt dergelijke kritiek mee in haar nieuwe projecten. 

Voor jou
In 1991 begon fierce pussy een organisatie die zich wilde richten op zichtbaarheid van lesbiennes, lust en genot – en niet alleen gericht zijn op ziekte. Het was wel nauw verbonden met ACT UP, de naam bekend uit de strijd om AIDS uit het verdomhoekje te halen, maar met een eigen karakter. Al was het maar omdat 'ze' zich omschreef met een persoonlijk voornaamwoord enkelvoud.
      Fierce pussy kotste van het machtsmisbruik en was klaar voor een betere toekomst. In het begin van de jaren negentig is de aandacht voor AIDS gering. Individuen uit de fierce pussy kringen richten zich dan bijvoorbeeld op de Irak oorlog. Overigens pakte ze bij haar activiteiten ook feminisme, burgerrechten en samenwerking met zwarte kunstenaars op. Ook in 2025 is het nog steeds mogelijk de fierce pussy website te bezoeken en posters te downloaden, stelt de schrijfster
en inderdaad. Deel van benadering is het gratis weggeven van werk om zo de woede en verdriet te delen, onder het motto 'Dit is voor jou'.
     Het volgende hoofdstuk over de Dyke Action Machine (DAM, 1991-2008) volgt hier naadloos op. Het startte vanuit een afschuw van idealistische concepten van kunst, zoals de visie dat kunst is bedoeld om het huidige moment te vatten en inspiratie te bieden. Nee kunst moet direct in dienst staan van activiteiten, was het verweer.
Agitprop is nodig, nieuwe helden niet. DAM werkte nog op een manier zoals in het pre-computertijdperk gewoon was, waarin typografie, vormgeving, bewerken en drukken allen als aparte taken waren die verschillende vaardigheden vereisten. Ze komen met ontwerpen die satires zijn op de reclame uitingen en ze gebruiken tegelijk ook de technieken daarvan, omdat ze werken: al was het maar om snel de aandacht te grijpen met hun posters, omdat die vaak maar kort aan de muren hingen. (Andere vormen - kaarten, stickers, luciferdoosjes - bleven langer in omloop.) Ook DAM staat weer op de schouders van voorgangers: vooral de Guerrilla Girls en zijn zelf opgevolgd door de New Red Order die onder meer de installatie
The World's Unfair heeft opgezet. DAM en NRO verschillen wel, maar beide maakten sterke agitprop. 
Inheems

Heap of Birds is gevestigd in Oklahoma. De Cheyenne-Arapaho maakt er succesvol kunst over landrechten en de bescherming van de inheemse bevolking. Kunstzinnige satire zit ook in zijn aanpak. Zo is hij de tweede druk – na de eerste heldere – gaan gebruiken. Deze vervagende afdruk (in het Engels ghost print) staat dan voor de wijze waarop de Inheemse bevolking in de pers wordt gerepresenteerd als onderdanig, stil en vriendelijk. Taal is een centraal deel van zijn kunst en die taal is dan niet het Potawatomi, maar het Engels; al gebruikt hij ook woorden uit het Cheyenne (vehoe = de witte man) als vervreemdend element.
     Hij doceert kunst en financiert de mogelijkheden voor kunstopleidingen voor de oorspronkelijke bewoners van Noord-Amerika en voor meer tentoonstellingsruimte. Hij heeft de Makers Alliance opgericht om beter georganiseerd te zijn en daardoor meer mogelijkheden en impact te hebben. In zijn activisme pleit hij ook voor een balans, daar waar geprotesteerd wordt, moet ook een alternatief geboden worden, gedreven door waar je van houdt, wat iets oplevert en dat vruchtbaar is. Zo sluit hij het protest niet uit, maar maakt duidelijk dat er ook iets tegenover moet staan. Het lijkt me een essentiële les voor menig activist.
     
In zijn studio hangt een reproductie van de Prairie brand, een schilderij van Comanche Blackbear Bosin. Het wordt gezien als een schilderij dat beweging – van dieren en mensen die vluchten voor de vlammen in de Indiaanse kunst bracht.
     Heap of Birds brengt door zijn kunst zelf ook letterlijk mensen in beweging. Doordat hij zijn mond niet houdt, worden ook andere Inheemse kunstenaars gedwongen niet te vluchten voor de waarheid, maar deze te laten zien. Los daarvan inspireert zijn werk tot empathie, aldus O'Neil-Butler. 
     De oorspronkelijke bevolking, in de kolonisten samenleving die de VS zijn, is door The War of Art heen steeds weer zichtbaar; niet alleen in dit hoofdstuk

De buurt

Het hoofdstuk Project Row Houses (1994-) behandeld een programma dat startte in het Derde District (Third Ward) van Houston, Texas. Het draait rond kleine arbeiders huisjes (shotgun houses) die aldus een tekst in het boek staan voor de wereldwijde architectuur van waaruit vrijheid van slavernij, uitbuiting, kolonialisme werd gevonden.
    In dit hoofdstuk gaat het om de activiteiten van Rick Low. De kunstenaar werd al vroeg de les gelezen. Hij schilderde dan wel beeldend over racisme, de Ku Klux Klan, vuurwapengeweld e.d. maar:
“Wij hebben geen behoefte aan mensen die ons komen vertellen welke onderwerpen er spelen. Dat weten we al: we zien het, we leven er in. Als je een kunstenaar bent en je bent creatief, waarom bedenk je dan geen oplossingen?” Low duikt vervolgens in de buurt en de architectuur ervan en begint zijn zoektocht. Eerst naar de eigenaar van een rij kleine huisjes. Die blijkt in Taiwan te wonen. In het kader van Project Row Houses verzameld Low fondsen en aangezien de eigenaar alleen de hele rij wil verkopen, worden ze alle 22 aangekocht. Elk huisje wordt geadopteerd door bijvoorbeeld een corporatie, een museum, of kerk. Ook een gigant als Chevron met een lange geschiedenis in oliestad Houston is in het project betrokken. Dat zou hier een opmerkelijke keuze zijn, die meer past bij gevestigde organisaties. 
     PRH is een non-profit organisatie, maar dat gaat niet houtje touwtje. De uitgaven voor lonen en betaalde klussen bedragen
in 2024 bijna $ 2,5 miljoen. Dat is wel voor een omvangrijk project dat de architectuur die de buurt en zijn bewoners kenmerkte wil behouden, dat betaalbare woningen, publieke ruimtes en faciliteiten biedt en probeert enige rem op de gentrificatie te zijn (een concept waar PRH zich overigens niet tegen uitspreekt) door actief in de buurt aanwezig te zijn.
     Het idee werd geëxporteerd naar bijvoorbeeld het
Victoria Square Project in Athene. Ondertussen is gentrificatie nog wel het grootste probleem in Houston, maar na extreem weer verschijnselen “vragen velen zich af of Houston leefbaar blijft voor mensen in de komende jaren.”

Dodelijke medicijnen en kunstbeleid
Het verhaal van de Sackler familie dat via het bedrijf Purdue Pharma dat OxyContin op de markt bracht is bekend. Zelfs NPO+ zond All the Beauty and the Bloodshed uit. Veel van wat in het artikel staat, zit ook in die documentaire over de verslavende en dodelijke medicijnen. En ook in het artikel wordt fotografe Nan Goldin gevolgd: “Activist worden was voor mij belangrijker dan mijn carrière in de kunst,” zo wordt ze door O'Neil-Butler geciteerd. Ze heeft nooit politieke kunst willen maken, maar de politiek, zat altijd wel in haar kunst, merkt de schrijfster op. Ze maakte foto's tijdens de Aids-epidemie in de homo subcultuur. Vrienden overleden door de ziekte of aan een overdosis.
     Ironisch genoeg is ze opeens zelf verslaafd aan het 'medicijn' OxyContin en ze kwam erachter dat de Sacklers hun imago oppoetsten met donaties aan musea en kunstinstellingen waar ook haar werk hing. Het ging in deze kwestie niet om een kleinigheid; het blijft schokkend te lezen dat tussen 1999 en 2019 bijna 500.000 mensen overleden aan een overdosis opioïdes.****
      Via PAIN ging een groep de positie van Purdue Pharma aantasten
“door via de media te spreken, niet tegen de media” (ogenschijnlijk een klein, maar bij even doordenken een belangrijk verschil). Als het Louvre de naam Sackler van de muur haalt, van een door hen gesponsorde ruimte, is het hek van de dam. Andere musea volgen. De activisten winnen. Niet alleen OxyContin komt onder vuur, ook de trucs en tricks waarmee grote firma's shoppen voor de beste gerechtelijke jury worden verboden. Ook andere juridische slagen verloren de Sacklers.
       Goldin is van mening dat protest mooi moet zijn. Of dit nu om een demonstratie of een
die-in gaat. Het in groep doodliggen werkt volgens haar het meest indrukwekkend als dit stil gebeurt of begeleid wordt door een repeterende trommelslag of trompetklanken (zoals ook rond herdenkingen van oorlogsslachtoffers wordt gebruikt). Het begrip die-in stamt overigens uit maart 1970 en werd toen gebruikt door milieuactivisten die in Boston de eerste Earth Day aankondigden.
       PAIN
schreef: “We moeten onze positie als kunstenaars gebruiken om ruimte te openen en anderen een weg naar buiten te laten zien.” De schrijfster meent dat PAIN een kier opende, waar anderen doorheen konden stappen. 

Vooruitgang
Het boek geeft methoden en visies die niet alleen in de Verenigde Staten of in de beschreven tijdsperiodes te gebruiken zijn, maar ook naar het hier en nu van Nederland over te planten zijn. Er zijn dan ook beschrijvingen die bekend voorkomen, omdat ze al gebruikt worden. Bij anderen zie je projecten voor je. Door het boek heen komt niet alleen steeds weer kunst naar voren, maar ook het bouwen van coalities om effectief te protesteren en doelen te bereiken.
      Hoewel het momenteel niet makkelijk is om aan vooruitgang te denken, en de nadruk ligt op het bestrijden van kwalijke ontwikkelingen, zijn en blijven stappen vooruit van wezenlijk belang voor een effectief activisme. Er was een reden dat demonstranten in de Zwarte vrijheidsstrijd zongen '
We shall overcome' en niet 'We shall Resist'. Ze wilden van de onderdrukking af, het beëindigen, niet blijvend tegen strijden.
     Opvallend is dat protesten van kunstenaars, zoveel kanten hebben. Protesten voor de positie van de kunstenaars zelf, het bevechten van plaats voor hun kunst in de musea, ruimte voor groepen kunstenaars die niet gehoord worden (zwarten, latino's, vrouwen) of de inzet van kunst om aandacht voor een verwaarloosde ziekte of dodelijke en verslavende medicijnenhandel te vragen. De alternatieve media spelen een rol om op het juiste moment invloed uit te oefenen op grotere ontwikkelingen. Landschapskunst toont de kwetsbaarheid van het klimaat en de natuur aan. Er is guerrillakunst om bijvoorbeeld de aanwezigheid van lesbiennes te laten zien, er is de een geslaagde kunstenaar die de groep waar hij toe behoort helpt, of er zijn de vaardigheden van een ander om een buurt te helpen en architectuur ervan te behouden. Er zijn kunstenaars die bajesklanten bestaansreden geven, etc. Ik zie ze inmiddels ook in mijn eigen omgeving voorbeelden van kunst voor een wereld met oog en ruimte voor mensen en ander leven.
      Veel van de onderwerpen in het boek gaan over identiteit. Weliswaar nagestreefd in groepsverband, maar daarnaast komen kwesties als internationale solidariteit, geweld van grote bedrijven, klimaatramp en oorlog er bekaaider van af. Ook daarin kan kunst een rol spelen. Iets voor een deel 2? De schrijfster moet gezien haar geschiedenis ook die wereld kennen.
 Niettemin was het een boek waard om te lezen. Niet omdat het direct raakt aan waarmee ik bezig ben, maar omdat het laat zien wat je kan doen voor een mooiere wereld en dat op een frisse manier met aandacht voor mensen die zich daarvoor inzetten.

Noten:
* De schrijfster gebruikt vaak Amerika. Zelf kies ik voor Verenigde Staten en blijf Amerika zien als een naam voor de continenten Noord en Zuid-Amerika en met Midden-Amerika daar tussenin. De Verenigde Staten is een land dat het grootste deel van Noord-Amerika bestrijkt.
** Overgenomen uit online publicatie van Polity | Volume 11, Issue 2 (pdf).
*** Het MoMa wilde dit boek niet verkopen in zijn boekhandel.
**** Dezelfde bron geeft nu het dodental tussen 1999 en 2023 en dat staat op ruim 800,000 dodelijke slachtoffers van voorgeschreven en illegale doses. CDC, 'Understandig the Opioid Overdose Epidemic,' 25 juni 2025, https://www.cdc.gov/overdose-prevention/about/understanding-the-opioid-overdose-epidemic.html.

Geen opmerkingen: