woensdag 24 september 2025

Een barbaar in China


Een barbaar in China, is geschreven door Adriaan van Dis. Op het titelblad is aan de hoofdtitel toegevoegd Een reis door Centraal-Azië. De reis gaat echter grotendeels door China. Hij begint in Hong Kong, en eindigt via Xinjiang (Oost-Turkestan) en Tibet in Pakistan. Met twee kaarten in de hand kunnen we zijn reis en oude handelsroutes vergeleken worden.
    Een barbaar verscheen in 1987. In nog geen half jaar tijd kwamen er zeven drukken.  Ik haal het boekje uit een weggeefkast aan de ringvaart om de Haarlemmermeer.

Van Dis volgt grofweg een van de zijderoutes. Hindernissen zijn er onder andere door de bureaucratische regels en beperkingen. Na veel gepraat en overtuigingskracht kan hij zelfs een traditionele zijderupsboerderij bezoeken, waar de eigenaar de eitjes onder zijn kleren bewaart om de ontwikkeling ervan te bespoedigen. Een ander voorbeeld: Als hij zijn treinkaartje niet meer heeft wordt hij zelfs samen met een groepje zwartreizigers gearresteerd en tegen een bedrag weer vrijgelaten. Het is allerminst een gladjes verlopende toeristische tocht.

Al in de inleiding maak ik een aantekening bij de opmerking dat met de zijderoute ook de boekdrukkunst naar Europa kwam. Was die dat dan geen vinding van Johannes Gutenberg (uit Straatsburg/Mainz) uit of Laurens Janszoon Coster uit Haarlem? Nee die vonden het drukken met losse gegoten loden letters uit. De Chinees Bi Sheng vond al vier eeuwen eerder het drukken met losse letters uit, maar gebruikte hout en later porselein.

Een alinea als bovenstaande doet geen recht aan het meereizen met Van Dis. Hij haalt stempels, zit in treinen en rammelende busjes met andere passagiers. Hij vraagt zich af waarom men lacht om de tegenslag van anderen. Hij eet en drinkt en zoekt een plek om te slapen. Je gaat bijna veertig jaar geleden met hem mee op reis door het China van toen. Niet op feiten en kennis jacht.

Het boekje is verdeeld in vijf etappes door het land dat net open is gegaan voor het toerisme, maar hier-en-daar nog steeds gesloten is, al wordt dit niet vaak openlijk gezegd maar verborgen achter smoezen. Ook de Chinees zelf is nog niet open. Die kijkt wel uit. Opgepropt in een busje komen de gesprekken wel los, ook met de Oeigoeren, waaruit blijkt dat de verhoudingen met de Han-Chinezen al gespannen zijn. En in het Westelijk gelegen Kashgar wordt zelfs de staatstijd genegeerd: “Pas om half tien ratelen de luiken van de bazaar.”

De Kirgische, Oezbeekse, Tadjiekse en Oeigoerse vrouwen zijn nauwelijks te zien in het straatbeeld. Ze werken niet. Han-Chinese vrouwen wel en
“overal zijn kinderen aan het werk, zij knippen koper in repen, verhuizen vracht op hun karren, rollen kleden uit en venten kebab en liang fung. (…) kinderen spekken hier de beurs,” en ze zijn er in grote getale en er is geen sprake van abortussen op late leeftijd of zelfs meisjes-zuigelingenmoord bij de minderheden. Maar ook niet het pronken met de kinderen, zoals Van Dis in Oost-China veel tegenkwam.

Van Dis regelt in Kashgar zijn rit om de bergen naar Pakistan over te gaan voor 800 yuan
and shoe. Later blijkt het hierbij de chauffeur niet om schoenen te gaan, maar om you. Na een mep loopt dat met een sisser af. Onderweg ziet hij de graven versierd met linten, stukken yakstaart, lamsvel, en kleine zakjes waarin een bladzijde uit de koran zit gevouwen, ook de graven van Tibetanen. “Boedhisme en islam vinden elkaar over het graf,” merkt de schrijver met een positieve noot op.

Marmotten worden vanuit het voertuig geschoten en onderweg uitgedeeld om diensten te vergoeden. Ook Adriaan krijgt een geweer in handen gedrukt en moet schieten. De volgende dag gaat dat geweer onder zijn stoel per ongeluk af. Maar Van Dis en zijn chauffeur gaan verder zonder heisa uit elkaar. In het Pakistaanse Karimabad doet hij zijn persoonlijk eetstokjes weg (voor de hygiëne gekocht, zodat niet de slecht schoongemaakte van de eetgelegenheden zelf hoeven te worden gebruikt) en koopt ze terug als hij ze daar de volgende dag in een winkel ziet liggen.

De barbaar heeft in zijn net geen 100 pagina's lange reisverslag vol sfeer, empathie, overwegingen en kleine opmerkingen vooral een verhaal geschreven over mensen met hun onhebbelijkheden, humor, levenslust of juist apathie. Eigenlijk is het een boekje waar je niet over moet schrijven, maar dat je fijn weg moet lezen om weer in het China met een raam dat net een beetje open ging, terecht te komen.

Geen opmerkingen: