Het
miezert en de lucht is grijs. Boven de horizon probeert het grijs
zoveel mogelijk tinten aan te nemen. Het verlangen naar een kop snert
groeit. De strandtent is niet ver weg.
Het is een plek voor de zomer. Mijn verjaardag wordt er gevierd met een broodje hamburger, maar dat ging dit jaar niet door wegens eerst vakantie van huisgenoten en daarna voetkwalen bij mezelf. Dan mag ik nu wel uitspatten.
Het is een plek voor de zomer. Mijn verjaardag wordt er gevierd met een broodje hamburger, maar dat ging dit jaar niet door wegens eerst vakantie van huisgenoten en daarna voetkwalen bij mezelf. Dan mag ik nu wel uitspatten.
Er zit €10
in mijn portemonnee, dat moet ruim voldoende zijn. In de winter zijn
de terrasdeuren dicht. Dat terras is een bende, het houtwerk heeft
een lik verf nodig en in het duin staat een graafmachine.
Als ik
binnenloop bestel ik meteen de erwtensoep. De bediening heeft een
positief bericht op de rug: maak je eigen zonlicht, maar dan
natuurlijk in het Engels (dat klinkt overtuigender). De zon gaat
buiten in het echt schijnen, maar het is bitterkoud, dat heb ik
gevoeld. Binnen is er een plekje naast het houtvuur. Er gaat nog wat extra hout bij. Een beetje
opwarmen, na een koude zwampartij. Lekker!
De snert komt al snel, bruin van kleur alsof het groen eruit verdwenen is, maar met twee stukjes roggebrood met spek ernaast op een schotel. Daarvan eet ik er een op. Dan een hap. Zout als de zee. Waterig als de zee. Dan begrijp ik ook waar de groene kleur is gebleven; de erwten zijn eruit gelopen. Het doet denken aan de zee uit Water van René ten Bos. Opeten heb ik vanaf de paplepel geleerd. Nog een hap. Nee. Nog één dan. Smaakt ook niet. Dan geef ik het op - het voelt vies, alsof je een douche nodig hebt - en ik vraag of ik kan betalen.
De snert komt al snel, bruin van kleur alsof het groen eruit verdwenen is, maar met twee stukjes roggebrood met spek ernaast op een schotel. Daarvan eet ik er een op. Dan een hap. Zout als de zee. Waterig als de zee. Dan begrijp ik ook waar de groene kleur is gebleven; de erwten zijn eruit gelopen. Het doet denken aan de zee uit Water van René ten Bos. Opeten heb ik vanaf de paplepel geleerd. Nog een hap. Nee. Nog één dan. Smaakt ook niet. Dan geef ik het op - het voelt vies, alsof je een douche nodig hebt - en ik vraag of ik kan betalen.
“Was het
niet lekker,” vraagt de jongeman met het opgewekte shirt. “Ik vind het niet eerlijk als u
daar voor moet betalen,” zegt hij meteen, maar voegt er wel aan toe: “Ik kreeg er juist zoveel
complimenten over.”
Die opmerking kon ik echt niet begrijpen. Het zou wel aan mij liggen.
Die opmerking kon ik echt niet begrijpen. Het zou wel aan mij liggen.
“Doe dan
maar de helft,” bied ik aan om er vanaf te zijn.
“Nee,
nee, nee,” is de reactie en hij loopt weg naar een serveerster die
kennelijk de leiding heeft. “O wat jammer mijnheer. Wilt u wat
anders? Iets drinken misschien.”
Betalen
hoef ik niet.
Zeuren over eten is niet zo mijn ding en mensen die het
eten terugsturen of afkeuren vind ik doorgaans verwende nesten, maar
ik wil hier weg en hoop dat ze de pan leeg gekieperd hebben. In de
zomer maar terug, als de omloopsnelheid meer recht doet aan het eten
en het terras weer open is. O ja, ook niet zo mijn ding; eten
wegzwiepen. Het duurt wel even voordat ik me weer een schoon gevoel gefietst heb.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten