In zijn boek Solo; tussen zuchten en
hijgen op de eerste pagina's een soortgelijke
uitspraak na de vijfde etappe van de Dauphiné van 2020, de eerste
wedstrijd na de stop door corona: “Ik haal gemiddeld vierhonderd
watt, en toch liggen we na honderd kilometer ruim vijf minuten achter
op de kop van de koers.” Voor het seizoen had
hij zelfs overwogen te stoppen met koersen. Hij was door de corona
maatregelen veel thuis geweest en gemerkt dat het gezins- en
huwelijksleven niet ging vervelen. Hij begon toch weer, en het beviel
hem goed.
Het boek is
door ghostwriter en wielerjournalist Jonas Heyerick vlot
geschreven. Hij had plakboeken (met startlijsten, rugnummers en
krantenknipsels), het door De Gendt's vader en later zijn vrouw bijgehouden
wielerarchief en het geheugen van de renner zelf als informatiebronnen.
Al
snel ook lees ik dat de kleine Thomas in West-Brabant begon met zijn
eerste koersjes. Er is een afbeelding van zijn lidmaatschapskaart van
de West-Branbantse Jeugdwielerbond met daarop een 10-jarig kereltje.
Op school werd hij gepest: graag alleen, geschoren benen, veel
fietsen. Hij ging vervolgens naar een houtbewerkers opleiding. Het was een klas
vol buitenlanders en buitenbeetjes, een Turk, een Marokkaan, een
Kosovaar, een Joegoslaaf, kortom een mengelmoes van karakters, kleuren en
culturen, maar wel vol saamhorigheid. Hij vond het jammer om te
vertrekken, maar schaven, zagen en schuren was niets voor hem. Hij
ging naar een fietsschool in het Belgische Ronse en zat daar wel op
zijn plek.
Helemaal zeker ben ik er niet meer van, maar ik
dacht dat het wielerverslaggever Sander Kleikers van Eurosport was
die eerder dit jaar (dacht tijdens de Ronde van Catalonië of een
andere voorjaarsrittenkoers dit jaar) zei dat als Thomas De Gendt wat
verstandiger zou koersen hij misschien meer zou winnen. Blijkbaar
geen romanticus. Je hoort het commentaar wel vaker. De liefhebber kan
de aanpak van Thomas wel waarderen en niet alleen omdat hij in 2021
in
Barcelona weer een De Gendtje deed.
Sommige renners zijn
niet in de wereld om aan te haken bij een kopgroep en dan op de meet
te winnen of om klassementsrenner in een grote ronde te zijn. Sterker
nog, doe je dat wel bij een eerste goede uitslag in een algemeen
klassement, zoals gebeurde na de derde plek van de De Gendt in de
Giro de Italia van 2012, dan kan dat wel eens een vergissing zijn.
Niet iedere renner is tegen die druk opgewassen; wielrennen is al
extreem zwaar, extra opdrachten, kunnen wel eens een vraag te veel
zijn. Maar een geslaagde vlucht in een mooie etappe tegen een jagend
peloton kan enorm mooi zijn.
Hier en daar lijkt Van Gendt wel eens
zijn eigen gelijk in het zonnetje te willen zetten. Hij neemt
bijvoorbeeld Jan Bakelands de maat, een Vlaamse renner die een
gewiekst spreker is en gewild gast in de Vlaamse wielerprogramma's.
Jan kon als kopman zijn wiel niet houden en wist volgens De Gendt
met minder kwaliteiten een betere positie te verwerven. Regelmatig
komt dergelijk onrecht ter sprake. Je moet De Gendt niet flikken dan
pakt hij je terug. Als coureur Laurens De Vreese (jongeren categorie
de belofte) in de Ronde van Namen ondanks een afspraak het niet te
doen de bergpunten pakt, dan klopt De Gendt hem die dag en laat hem
de volgende geen moment gaan. Op een punt na haalt hij niet het
bergklassement binnen. Het boek zit vol met haantjes in wielertenue
verhalen.
Ook Hilaire Van der Schueren van Wanty Gobert moet
het regelmatig ontgelden. De ploegleider motiveerde zijn renners voor
de Tour de France met de opmerking dat ze hun selectie nog moesten
bewijzen, waardoor ze te hard gingen trainen en het beste er al voor
de Tour vanaf was. Nee je moet renners laten weten dat ze zeker zijn
van de selectie, zodat ze zich er op voor kunnen bereiden aldus De
Gendt. Ploegleiders die 70 km voor de meet bijvoorbeeld roepen: “Je
moet alles geven,” De Gendt legt uit dat je dit nu net niet
moet doen. Hij krijgt liever informatie over achtervolgers.
Eigengereidheid spreekt er ook uit dat Quick Step en Lotto het
nakijken hebben als hij naar een grotere profploeg gaat, omdat die in
eerste instantie voor een koopje op de eerste rang wilden zitten. De
Gendt gaat naar het Nederlandse Vacancesoleil.
De renner is
een mannetje onder de mannen, maar wel met een gekend
gevoel voor grap en grol. Die droge humor zegt hij van Urbanus te
hebben. Grappen leiden wel snel tot problemen. Als na een veel minder
seizoen 2013 De Gendt zegt dat hij als hij het volgend jaar nog
steeds zijn geld met fietsen wil verdienen, hij postbode moet worden.
Hij krijgt verschillende postbodes op zijn nek die menen dat hij hun
beroep niet serieus neemt. Dat het eerder een gevalletje zelfspot is
zien die facteurs niet.
Deze
tweet is er een voorbeeld van zijn humor:
“Year
2032. Evenepoel and Pogacar each won 6 Tours now. Van der Poel will
be competing in 17 disciplines at the olympics, aiming at 17 medals.
Van Aert won Paris-Roubaix for the 7th time. Valverde announced that
he will continue for another year as he doesn’t feel his age yet.”
Zijn fabelachtige overwinning in
Saint-Étienne in de Tour van 2019 wordt in het boek breed
uitgemeten. De beelden staan nog op mijn netvlies, maar nog meer
bijgebleven is zijn ontsnapping in de eerste etappe van de Ronde van
Catelonië van dat jaar. Een hele lange solo met een overwinning op
de streep. Dat de aanval al de avond eerder werd voorbereid en
doordacht, en hoe dat tijdens de rit uitpakte, lees je in
dit boek. Solo levert veel achtergronden bij de tactiek die ik
onderuitgezakt in de stoel achter de buis best kan gebruiken. Maar
ook het verhaal over de fietstocht met ploegmaat Tim Wellens vanuit de Ronde
van Lombardijen weer naar huis in Semmerzake krijgt aandacht: “Goed
voor iets meer dan duizend kilometer in totaal. Het was een
fantastisch avontuur.”
No one knows van Queens of the
Stone Age is nog steeds een van zijn
favoriete numemrs aller tijden.
Hij zette het iedere ochtend op als ritueel
op het internaat in
Ronse, waar hij ook leerde voor fietsenmaker.
In het laatste hoofdstuk gaat de Gendt in op zijn hobby's naast het fietsen: gamen, Rubik Cube en bier. Hij is wars van massage, hij probeert veilig te rijden (voor of achterin, want hij fietst graag, maar leeft nog liever), hij koerst met verstand maar wel avontuurlijk, en doorziet de koers. Hij is de renner die het als scholier naar zijn zin had tussen de apartelingen en hij maakt van zijn hart geen moordkuil. Misschien is dat wel de De Gendt achter de baard – hij had hem al toen dat nog niet bon ton was – die me zo aanspreekt. Of misschien herken ik in hem wel de autist die leeft met deze eigenschap en geen moeite heeft die bij zichzelf te zien en te benoemen.
Dat hij nog lang mag koersen en met een enkele grandioze overwinning per jaar is dat het meer dan waard. Fan van aantrekkelijk wielrennen, waar deze coureur een exponent van is, zal ik blijven. De Gendt is de baroudeur of avonturier bij uitstek, en dat al jaren. Er zijn er veel meer coureurs die ik graag zie rijden, maar er zijn geen anderen waarover ik een heel boek wil lezen.
Moeder Courage trekt
met haar kar vol handelswaar in de jaren 1624-1636 door de dertigjarige oorlog. Als het nodig is, switcht ze van partij.
Als het vrede dreigt te worden, vreest ze voor een waardevermindering
van haar handelswaar, want “wie nog niet begraven is / Die haalt
wat er te halen is,” zoals de laatste woorden van het drama luiden. Principes zijn in een oorlog alleen maar ballast en waarden
en normen kunnen van de ene op de andere dag veranderen. Een domoor
die eraan vasthoudt. Wie niet opportunistisch is, legt letterlijk
het loodje, zoals de kinderen van Moeder Courage.
De oorlog
draaide om gebiedsuitbreiding, maar werd gewikkeld in het vaandel van
de Godsdienstoorlog, katholiek tegen protestant: “en dus Gode
welgevallig,” zegt de veldprediker. Waarop de kok antwoord: “Op
een bepaalde manier is het een oorlog, waarin weliswaar gemoord en
geplunderd wordt, en niet te vergeten een beetje verkracht, maar die
toch dáárin van alle andere oorlogen verschilt, dat het een
godsdienstoorlog is. Maar dorst krijg je er evengoed van, dat moet u
toegeven.”
De schuld
wordt bij de slachtoffers gelegd. Landen, zoals Polen, waar de legers
van de Zweedse Koning binnenvallen om de vrijheid te verdedigen, gaan
zich dan in hun eigen zaken mengen en maken zich daardoor aan
vrede-breuk schuldig. De kok kijkt een stap verder en merkt op dat de
Koning de smaak te pakken kreeg en heel Duitsland in bescherming nam.
Bijna naadloos kan je het plakken op de interventies van de afgelopen
dertig jaar.
Er zijn aansprekende personages, maar het
is niet de bedoeling van Brecht dat je er mee gaat sympathiseren.
Zelfs dochter Katrien, die stom is en 's nachts nare oorlogsdromen
heeft, blijft ondanks haar kwetsbaarheid op grote afstand. Dat
geldt ook de veldprediker (een eerste klas lafbek) en de kok (een
opportunist en vrouwenverslinder). Corruptie tiert, hoge officieren
worden rijk, en de kleine man is de verliezer. Toch is Moeder Courage
er op gebrand haar kinderen door de oorlog te halen. Ze laat zelfs haar dochter niet in de steek als de kans
zich voordoet om in Utrecht een café te runnen. De goede partij in
een kwalijk verhaal is ze echter niet door haar cynisme en belustheid op
oorlogswinsten.
Het is een boek over de oorlog, zoals
West-Europeanen hem thuis niet meer tegen zijn gekomen sinds de
Tweede Wereldoorlog (recente oorlogen worden vaak ver weg gevoerd).
Voor Nederland na 1945 al snel in Indonesië en Korea. Dit
verhaal speelt bijna vier eeuwen geleden, maar toch is het nog steeds
goed om te kijken wie aan een oorlog verdienen en welke belangen
achter de mooie woorden over het brengen van democratie, ontwikkeling
en mensenrechten schuil gaan.
Scepsis is een gezonde houding als het
om oorlogsvoering gaat, want die strijd is een cynisch monster, dat
sommigen dient, maar voor de meesten ellende veroorzaakt. Dat zette
Brecht duidelijk neer, in een tijd dat de gruwel de hele wereld in
zijn greep had.
Volgende bespreking onder foto.
In
een huis aan de rand van Caïro leven drie zoons, een vader en een
oom, verzorgd door een jonge hulp in de huishouding, Hoda. Ze is meer dan werkster, maar deel van de familie. Iets verderop zijn er nog
een kruidenier die weinig handelswaar in de verkoop heeft en nog
minder verkoopt, en Imtisaal, een prostitué die bezocht wordt door de jongeren uit de omgeving.
Maar vrijwel het hele verhaal speelt in het huis. Dat huis is het
toneel waar de luiaards lui zijn, een houding die hen is overkomen of
die bewust is gekozen.
Vader zoekt een vrouw en heeft een
koppelaarster in de hand genomen. De zoons vrezen dat daarmee de rust zal verdwijnen. De relatie met de prostitué is eerder door Rafiek
juist verbroken, omdat hij koos voor de luiheid als verstandige levenshouding: “Als ik op ben heb ik het gevoel dat me een heleboel narigheid kan overkomen. Ik voel me pas echt rustig als ik in bed lig,” zegt hij Imtisaal ter verklaring.
Siraag zou wel graag werken, maar dat is jeugdige onbezonnenheid,
want wat is nu mooier dan slapen en op de wakkere momenten de spot
drijven met de domheid van de mensheid. Dit is het verhaal.
Vertaalster Mirjam de Veth vat de levenshouding
van Rafiek – en daarmee van Cossery – samen: “De slaap is een
staat van genade, verder is er nutteloos bedrijf, nietsontziende
wreedheid en hartverscheurende domheid. Wie verstandig is zal zich
aan het gewoel onttrekken en zich onderdompelen in weldadige rust.”
Cossery leefde zelf 60 jaar in
hetzelfde hotel en ging de deur uit voor een kop koffie, een krantje,
en het bekijken van de menselijke drukte. Meer had hij niet nodig.
Dat
behaagzucht een eigenschap is van de vrouwelijk sekse en dat een
homoseksueel neergezet wordt als een verwijfde nicht, dat steekt, maar er is overheen te lezen. Hoda wordt uitgescholden in het mannenbolwerk,
maar hoort er als meisje wel bij. Bovendien is er kritiek op de
mannen aan de overkant van de straat, die hun vrouwen binnen houden.
Het boek heeft een open einde. Ergens hoop je tegen beter
weten in dat Siraag verder komt dan zijn broers. Want tevreden zijn
met en rust zoeken in de slaap is mooi, maar er zijn mensen die als
ze wakker zijn zoveel mogelijk binnenharken en daarmee niet op de
ander letten. Als je slaapt dan zie je dat niet, je vervuilt niet, je
doet niet mee, maar laat het aan je voorbij gaan. Hier botst de
Calvinist aangenaam op de visie van Cossery.
Als ik zelf onderuitgezakt
tegen de lift van een station zit en wacht op mijn zoon, heb
ik de tijd om de sycomoor
op te zoeken die in het boek voorkomt en waarin de vogels ritselen.
De boom is me onbekend. Het is dan ook de Engelse naam voor drie bomen: de
plataan, of de esdoorn, of de wilde vijg. Die laatste komt in Afrika en
het Midden-Oosten voor. De vertaalster heeft zich blijkbaar door een
vertaling niet aan een keuze willen wagen. Jammer, want bij een wilde
vijg is het makkelijker je een voorstelling te maken van een boom
waaronder het goed rusten is dan bij een boom met een onbekende naam. Maar naast dit schoonheidsfoutje is het
een heerlijk (vakantie boek).
Volgende bespreking onder foto.
Zomer sluit de serie af, maar ik ben er mee begonnen. Dat boek, dat ook over mijn tijd en leefwereld gaat, was de aanleiding om ook de andere delen te willen lezen. Met mensen die verbanden leggen tussen sociale rechtvaardigheid, milieu, vrede en een beetje genieten van het leven en soms zelfs zeggen wat gezegd moet worden.
Winter is de tijd dat je je aan moet passen aan, neerleggen bij, de omstandigheden, en je moet voorbereiden op wat komen gaat, denkt de hoofd persoon Art tijdens een nogal vreemd kerstbezoek aan zijn moeder Sophia. Dat bezoek begint op een heldere, zonnige, post-millennium broeikaseffect Kerstochtend.
Sophia is het spoor bijster; de koelkast in haar huis is leeg en het leven loopt er spaak. Om de boel weer op de been te krijgen wordt haar zuster Iris uitgenodigd, waar ze al tijden afstand van heeft genomen. Die neemt eten mee, en een gezamenlijke geschiedenis.
Maar ze neemt ook zichzelf mee, bijvoorbeeld in de prettig ironische opmerkingen over “de duizenden toeristen die dagelijks arriveren uit Afghanistan, Syrië, en Irak voor een stedentrip vanuit Turkije en Griekenland. Mensen uit Jemen die niets te eten hebben vertrekken naar Afrika om daar rond te waren op in landen, vooral die waar mensen al sterven van de honger. Echter meer sub-Sahara vakantiezoekers vertrekken naar Spanje en Italië. Dat zijn bovendien populaire bestemmingen voor mensen uit Libië.”
Het boek begint met dat alles dood is, als je er in google naar wilt zoeken zoals “Life is d...”. Kunst is dood, God is dood, eigenlijk is alles dood, behalve haat, zelfs de dood is dood. Maar je daarover heenzetten is pas echt de kunst. Hier is dat in de vorm van schoonheid in de kunst (ook dit boek bevat legio verwijzingen naar kunstwerken).
Of door activisme, je inzetten voor vluchtelingen of vrede. Twee decennia vredeskamp van Greenham Common worden van begin tot eind beknopt verteld. “Keer nu terug met me naar een vroege zonnige zaterdagochtend in september 1981”, zo begint die tekst van acht pagina's. Met daarin de politie die invallen doet, de creativiteit van de activisten, de contacten met de militairen. Voor mij herkenbaar vanuit de Vredesactiekampen in het Brabantse Woensdrecht, eveneens gericht tegen de nucleaire kruisvluchtwapens.
Charlotte is op de achtergrond hinderlijk aanwezig doordat ze de sociale media van Art tegen hem manipuleert en hij kan er, vanwege een kapotte laptop, niets tegen ondernemen.
Verhaallijnen kruisen elkaar, vaak zonder er teveel woorden aan te wijden. Niet alleen werk van Shakespeare, maar ook van Barbara Hepworth vlecht zich moeiteloos het verhaal in. Sociale en relationele puinhopen lijken zich klaar te maken voor de lente, het volgende seizoen en dito boek.
Zie voor andere delen:
Autumn, Spring en Summer
Er
zijn Nederlandse vertalingen.
Het is een stad met nauwe kromme steegjes, een oud centrum dat nauwelijks aandacht krijgt. De bewoners hebben er een haat-liefde verhouding mee. Het doolhof staat ook voor de relaties tussen mannen en vrouwen, en vooral tussen vrouwen onderling die bij elkaar koffie drinken (een enkele keer alcohol), roddelen en afgunstig zijn. De roman verhaalt over verweven relaties tussen een aantal vrouwen in een compartimentenflat aan zee.
Het is alsof de oorlog, die kort voor het schrijven begon en tot op heden nog steeds niet helemaal beëindigd is, op een andere plek plaats vond. In vrouwen van de wind gaat het leven gewoon verder. Ze gaan winkelen en praten met de buurvrouwen of zoeken een onderwerp voor een roman.
Als ik van de weeromstuit besluit eens op google streetview te kijken hoe Tripoli er momenteel uitziet dan gaat dit niet. Maar misschien moet ik daar ook niet teveel uit afleiden. In de buurlanden kan je Tunis wel digitaal doorkruisen, maar Alexandrië en Caïro slechts een beetje.
Het is in deze context wel bevreemdend om te lezen over de teleurstelling dat in de manuscripten die een fictieve failliete uitgever nalaat niets geschreven staat over de actualiteit: “alles was gedrenkt in de geschiedenis, niemand dacht aan recente geschiedenis.” Deze roman sluit wel aan bij de ontwikkelingen van vandaag en gisteren. Zo wordt uitdrukkelijk benoemd dat Libië strikte wetgeving kent rond vrouwenzaken. Abortus is bijvoorbeeld verboden en dus moet een van de vrouwen wel naar Tunesië als haar man geen kind meer wil.
Er is sprake van een relatie met perverse seks, een lesbische toenadering, vreemdgaan, kortom een mix van zaken die nauwelijks bespreekbaar zijn in het land. De vrouwen worden kort gehouden door de mannen om hen heen, waarmee ze getrouwd zijn – meer of minder officieel – of waarvan ze de maîtresse zijn. Uiteindelijk hebben die mannen toch de touwtjes in handen en kunnen om het minste of geringste de relatie verbreken, hoe onafhankelijk de vrouwen ook schijnen te zijn.
Er is ook sprake van een Marokkaanse huishoudster, Bahiedja, die zich intelligent een weg door het leven baant. Er zijn veel migranten in Libië die vanwege de olierijkdommen hopen meer te kunnen verdienen dan in het eigen land. Bahiedja echter besluit dat Libië niet het einde kan zijn en dat aan de overkant van de zee een beter leven wacht. Ze verzamelt het benodigde geld en vertrekt met een boot vol vluchtelingen uit Afrika en Irak over de Middellandse Zee. Het verhaal over de beangstigende overtocht wordt vanuit het ruim van het schip verteld. Het was een gruwelijke tocht, maar zonder spanning, want al vanaf de eerste pagina's weten we dat ze zal slagen.
Een boek schotelt je zwart op wit, heel comfortabel, een reis voor. Maar zo'n reis is niet altijd plezierig. Dat kan aan de aard van het verhaal liggen, maar hier is het de taal van het boek die je tegemoet stuitert. Zinnen komen soms uit het niets of gaan nergens heen. Teksten lijken houtje-touwtje aan elkaar geknoopt te zijn:
Ter illustratie, pagina 1 sluit af met: “In Tripoli is alles zo weer vergeten. De stad is altijd in beweging, ze kan niet stilstaan, de plekken zijn niet statisch, maar altijd in beweging met een verrassende, onverwachte schaduw. Elke ochtend brengt iets nieuw, sluit oude tradities af en komt met nieuwe moderne gebeurtenissen.” Het is lang niet de enige rammelende tekst. Ligt dit aan de vertaling? Is het een weergave van een andere manier van uitdrukken? Of is dit een illustratie van het feit dat de fictieve schrijfster in het boek zichzelf uiteindelijke niet goed genoeg vindt om schrijfster te zijn en daarom haar documentatie overdraagt aan een vrouw die al wel eens een boek heeft geschreven?
Het boek is op de longlist gezet van de Internationale prijs voor Arabische Fictie in 2011. En werd dus niet in 2015 gepubliceerd zoals in het colofon vermeld, maar in november 2010. Alles voor de verkoop? Of gewoon slordigheid? Die fictieve verschijningsdatum verklaart ook de totale afwezigheid van de oorlog. Die was nog niet begonnen. Een oorlog die daarna letterlijk ook de deur van de schrijfster niet ongemerkt passeerde. Maar ook een onzorgvuldige en minder plezierige reis levert inzichten op waarmee je weer verder kunt. Al is het maar dat je op de dapperheid van een schrijfster stuit.
Ik lees met moeite, maar wel graag. Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf 31 januari 2018, op de laatste dag van de maand, zet ik kort (het moet het lezen zelf niet in de weg staan) op een rijtje wat ik las. Want ook bij het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.