De
avond is ongemak door
Marieke
Lucas Rijneveld
is beklemmend en naargeestig. Rijneveld is een opvallend schrijver.
Normaal gesproken laat ik romans over een streng gereformeerd leven
langs me heen gaan. Ze kunnen me niet boeien en de wereld van Van
der Staaij en zijn mannenbroeders maken me alleen maar boos. Toen dit
werk van Rijneveld op de stapel terecht kwam, maakte ik een
uitzondering. Dit vanwege de bijzondere aanwezigheid van deze tussenmens
in de Nederlandse literaire wereld. Zelfs de koning citeerde hun gedicht Alles
bewoonbaar in zijn kersttoespraak.
Het
ongemak draait om een boerengezin, vader, moeder, zoon en twee
dochters. Ze worden allemaal gekweld en getormenteerd door het
verlies van de broer of zoon die onder het ijs verdween. “Het
is een verbluffend romandebuut dat is doortrokken van seksualiteit,
geloof en de smerigheid van het bestaan,”
meldt de achterflap. Sadisme ontbreekt in die opsomming, terwijl dat
een voorname rol speelt op een manier die je ook in veel Japanse
romans tegenkomt: inderdaad vol ongemak. De seksualiteit is
verwrongen, incestueus of hooguit nog onbegrepen zelfbevrediging.
Het geloof is vooral het schermen met bijbelteksten: de teksten van een wrekende God.
De oudste broer is niet bepaalt het
zonnetje in huis. Een van zijn grappen is zijn mond vol gekauwde
aardappel vermengd met stukjes snijboom opendoen als beeldend antwoord op de vraag hoe een ongeluk
in een voetgangerstunnel eruitziet; en dat is dan nog keurig voor
zijn doen. Hij is een van god losgeslagen naarling. Het niet kunnen duiden van de omstandigheden in de benauwde
wereld lijkt mij het hoofdmotto van het boek. Jas, de middelste van de
kinderen en de vertelster, heeft een levendige fantasie. Ze moet
daar ook woorden aan leren geven volgens haar lerares. Zo niet dan blijft
alles en iedereen in je zitten en is alleen nog het eeuwige
donker over, zoals bij de binnenkant van naar binnen gefrommelde
zwarte kousen. Nog donkerder is het in de mollengangen waar iedereen
op zichzelf leeft en zijn eigen donker moet bevechten.
Hoe zal
de maan zich gevoeld hebben toen Neil Armstrong erop stapte, vraagt
Jas zich af. De astronaut was eindelijk iemand die de moeite nam
dichterbij te komen. Er zijn meer metaforen voor eenzaamheid en een
gebrek aan warm ouderschap. Jaloers zijn op de stofzuiger, omdat die
door moeder door het huis wordt getrokken en met aandacht leeggemaakt, is daarvan
een extreem voorbeeld. Hoe twee van de weg geraapte padden in een
doos op de vader en moeder lijken, is een sterk staaltje beeldspraak
in dezelfde richting.
De deprimerende sfeer in het gezin wordt nog
versterkt door de mond en klauwzeer uitbraak, waarna alle
koeien worden gedood en afgevoerd. De stal staat dan leeg. De ziel is
uit de boerderij.
Een goed
rotverhaal schrijven is een kunst, maar wat mij betreft kan je De
avond is ongemak ook laten liggen. Een dergelijke aanbeveling is pretentieus bij een boek dat grote prijzen won. Maar er zijn teveel
koude rillingen, waarvoor bij mij als ruil te weinig nieuwe inzichten terugkomen. Mijn
hekel aan de streng gereformeerde knevelgodsdienst vol
Statenvertalingsteksten en het mededogen voor de slachtoffers ervan is
door dit boek versterkt noch verzwakt. Ze zijn gebleven.
Ik lees met moeite, maar wel graag.
Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang
duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf
januari 2018 schrijf ik iets over wat ik las. Eerst per maand. Inmiddels
per boek. Aan het eind van het jaar komt er een overzicht. Want ook bij
het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.
De tocht begint met een Delfts-blauwe kus in enorme proporties bij de
pont tussen Amsterdam en Zaandam. Gigantische kitch. Het maakt me melig.
Dan kan de Tsaar ook wel en de Zaanse Schans,
Maar al snel geniet ik van een rijtje geïsoleerde bomen tegen de grijze
lucht en een kerkje dat zich verbergt achter de regen. Heel gewoon. Te
gewoon voor een foto naar huis of op FB. Toch kan ik het weer niet
laten. De duinpan wil er niet zo mooi op als hij is. het toppunt van
toeristische must.
Van
Impressies
van een simpele ziel
door Annie
M.G. Schmidt verscheen
de eerste druk in februari 1951 en de zevende (die ik las) werd 2½ jaar later
al door D. Lems gekocht, zo noteerde hij op het schutblad. Het heeft
een prachtige kaft die vijftig in het Parool verschenen stukjes
omvat. De eerste impressie verscheen op 14 oktober 1949 in de rubriek
Voor
de Vrouw (maar niet voor haar alleen...).
Ze zijn geschreven om een voor een te lezen, even te proeven en
erover te gniffelen. (Schmidt ging in 1952 voor dezelfde Amsterdamse krant
het bekende Jip
& Janneke
schrijven.)
De
impressies zijn heerlijk. Nog steeds. De Kronkels van
Simon Carmiggelt kende ik. Ze stonden al iets eerder, vanaf 24
oktober 1946, in het Parool. In een van
Schmidts impressies duikt Carmiggelt op als filmrecensent. De liefde
kent hem vanuit de bioscoop, omdat ze alleen op het witte doek ruimte
krijgt. Maar die stukjes van Schmidt kende ik
niet. Vreemd eigenlijk. Carmiggelt had zijn prachtige fluwelen stem,
bekend van het voordragen op de zwart-wit TV. Maar er is geen
Nederlands kind dat na 1960 is geboren en dat nog nooit van Annie
M.G. Schmidt heeft gehoord (hoop ik).
Zelf groeide ik op met Jip, Janneke,
Sippie, en Takkie. Veel later pas haar andere werk. Nu eindelijk
dit wat er aan vooraf ging. Er is een scene in een lift. Stel je voor
dat hij door het dak naar buiten zou vliegen. De beschreven vrouwen
die er mee in omhoog gingen zouden ook dan net zo strak en minnetjes
blijven staan, beschrijft ze in een van de verhaaltjes; heel anders
dan de immer rondkijkende mannen. Het doet me aan Abeltje
(1953) denken, een boekje dat ik van mijn opa en oma kreeg. Daarin wel
avontuur van mannen, vrouwen en kind. Daar groeide ik dus ook mee op besef ik weer door de woorden van een simpele ziel.
De Impressies zijn
luchtig, hier en daar wat wrang, met bijtende spot, en wars van
gebakken lucht. Zo kaart de schrijfster met lenige pen beperkte mores en
knellende pakken aan (geen colbert, maar een tulband en
snavelschoenen voor Koos Vorrink, de bekende PvdA voorman bepleit ze). Ergens heeft ze last van een niet verdwijnende rijm bij alles wat ze zegt. Alle bijdragen zijn zo geschreven dat je ze zou willen
voorlezen aan een ander. Misschien staat daarom in het boek dat
“voordracht of radiouitzending”
alleen mag met toestemming van de schrijfster.
Het is vrijwel
onmogelijk ze alle vijftig kernachtig samen te vatten. 'Hobbies van een man zijn
heilig', 'De psychologie van het damestoilet', het zijn titels die
wat over de speelse en stiekem toch ietwat serieuze inhoud
verklappen. De stukjes worden bijeengehouden door het wijdlopige
thema van de rubriek, voor de vrouw en die niet alleen. Er is een
verhaal, 'Of wij een soort bladluizen zijn,' waarin een hele trits
titels van studies over de vrouw, of Das Weib, worden genoemd en
vervolgens de vraag waarom er geen boek is over 'De man door eeuwen
heen'. Ach, we weten het zó ook wel, stelt ze vervolgens.
De simpele ziel komt gevat, scherp (of beide) achter
haar dekking vandaan om observaties te fileren en voor te schotelen aan de lezer.
Fijn boek; hier is iemand aan het woord die van taal en schrijven
houdt (maar daarmee vertel ik niets nieuws, dat weet het gros
van de Nederlanders). Geen wonder dat het zo vlot verkocht en herdrukt werd. Ik lees met moeite, maar wel graag.
Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang
duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf
januari 2018 schrijf ik iets over wat ik las. Eerst per maand. Inmiddels
per boek. Aan het eind van het jaar komt er een overzicht. Want ook bij
het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.
Een zaterdagmiddag van Bert Wapendorp is een
fijn boekje met dito tekeningen van Ien van Laanen. Het beschrijft het
leven van zijn moeder die aan het einde van de oorlog op elfjarige leeftijd haar twee jaar jongere zusje verloor. Geallieerde vliegtuigen
dropten hun restant bommen aan de Nederlandse kant van de grens.
Het is
een pijnlijke familiegeschiedenis. De grote zus raakte een leven lang raakte van slag en de
wat-als vragen bleven kwellen. In 2009 schreef Wagendorp er al een column over waarin hij onder meer vertelde dat zijn moeder nog steeds ineen kromp als er een tweemotorig toestel overvloog.
In de novelle wordt het zusje een
broer om de directe link te verzachten. Die broer, Bram, werd op het
schoolplein gedood door de explosies. Hij was een
onderzoekende geest en liep zijn dood tegemoet na het samen met zijn
zus kopen van brood. Een klein leven in de dop werd per abuis
vernield. Het verhaal wordt opgetekend tijdens een interview.
Onlangs verbaasde het me dat de meeste doden in Rotterdam
niet vielen tijdens het beruchte bombardement van de nazi's op de
stad aan het begin van de oorlog, maar door
de aanvallen van de geallieerden op de industrie en scheepsbouw.
Het staat haaks op het beeld van de geschiedenis dat me is voorgespiegeld of dat ik mezelf op zoek naar eenduidigheid heb wijsgemaakt.
Die zaterdagmiddag was het bewolkt weet de
interviewer. “Ongelofelijk dat je kunt opzoeken wat voor weer
het was. (…) Hoe lang is dat niet geleden? Zeventig jaar?”
verwondert zijn moeder zich. Voor die vliegers was het mindere zicht misschien een
probleem. Voor de geïnterviewde zus een detail. Het opdiepen van dergelijk feiten geven de pijn uit het verleden hooguit handen en voeten in het heden.
Zelf
struikel ik onnodig over de turkse tortel die koert in de boom naast
het huis kort na de oorlog. Die vogels hadden zich toen nog net niet in
Nederland gevestigd. Dat kun je ook
opzoeken. Maar ook dat is een kleinigheid die niets afdoet aan de
verdrietige, maar ook fijnzinnige en liefdevolle novelle zonder opsmuk.Ik lees met moeite, maar wel graag.
Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang
duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf
januari 2018 schrijf ik iets over wat ik las. Eerst per maand. Inmiddels
per boek. Aan het eind van het jaar komt er een overzicht. Want ook bij
het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.
“Useleness
has never got into the way of war” Friend Peter on the phone to
Roland (p. 68)
In Lessons van Ian
McEwan (eerder las ik van dezelfde schrijver Atornment)
huilt de elfjarige Roland van vreugde als hij ziet hoe zijn vader en
andere mensen inspringen bij een verkeersongeluk en hoe binnen de
kortste keren ambulances opdagen om de gewonden te helpen. Er is een
systeem net onder de oppervlakte van het dagelijks leven dat
oplettend wacht, klaar om met al zijn kennis en kunde te hulp te
schieten. Het is ingebed in een groter netwerk van vriendelijkheid.
Moet je een kind zijn om dit op waarde te schatten? Al snel blijkt
echter dat de wereld niet zo mooi is als hij op dat indringende
moment lijkt. Zijn vader verborg bijvoorbeeld de bloedsporen,
opgelopen tijdens het helpen, omdat hij niet wilde getuigen voor de
rechtbank. Roland zelf wordt kort daarna naar Berners Hall
weg gewerkt, een kostschool voor jongens, waar McEwan
zelf ook op zat.
Als de school nog bestond, zouden ze tevreden zijn met hoe hij hem
beschrijft. Hoewel niet met alles, in de roman zijn er ook lessen die
helemaal verkeerd liepen. Ze leveren het boek zijn de titel op, al
behelst die meer dan het leren pianospelen.
De hele roman door zijn
er politiek maatschappelijk ontwikkelingen. Je stapt daarmee terug
naar wat inmiddels geschiedenis is. In deze schooljaren jaagt de Cuba Crisis
het verhaal op. Het wijst de lezer op de angst die destijds leefde en
dat geeft de mogelijkheid die fictieve sfeer van toen te vergelijken
met die van nu, die zo relatief ontspannen lijkt (hoewel er stemmen
zijn die zeggen dat het minstens
zo ernstig gevaarlijk is).
De roman laat zien dat dergelijke ontwikkelingen in de internationale
politiek ook leiden tot keuzes bij individuen – ver van de
internationale beslissingen –, die bepalend zijn voor hun verdere
leven.
De
tranen zoeken míjn ogen als ik lees hoe er in 1946 op een
universiteit in München gereageerd werd op de vraag of iemand een
journaliste kon helpen aan contacten van mensen die betrokken waren
bij de verzetsgroep
die Weiße Rose.
Een paar jaar eerder was je nog uitgejouwd bij die vraag door de Duitsers die
leefden onder de Nazi's. Nu zijn academici trots op hun geweldloze
verzetsgroep. Het verhaal ervan is bekend. Evenals dat de keuze om
pamfletten tegen het fascistische regime te verspreiden prominente leden fataal werd. Toch is die ontroering het waard er even bij stil te staan. De
emotie werd bij me opgeroepen door de manier waarop hier die houding
op een universiteit tussen de puinhopen van vlak na de oorlog beschreven is. Niet alleen ben je er in
je verbeelding bij, er is ook het besef dat niets vastligt of is wat
het schijnt te zijn – mensen kunnen ook mooier zijn dan het lijkt. Dat
brengt die prikkende emotie. Het kunnen naïef sentimentele tranen
zijn. McEwan wijst op tal van valkuilen in de
richting van een mogelijk vals sentiment. Het kwam ook wel goed uit iets moois tussen de puinhopen. Niet alleen het
oproepen van het gevoel is knap, ook eerder gemaakte woorden onderzoekend tegen het licht houden is dat. Onder andere daarom lees je. De scene heeft ook nog eens betekenis binnen een centraal thema van de Lessons dat
de ene ontwikkeling de andere veroorzaakt of ander leven kan
beïnvloeden of zelfs voortbrengen.
Het
boek is rijk aan observaties en situaties. In de eerste twee
hoofdstukken zijn we al van de jaren twintig, toen mensen hun tanden
nog poetsen met twijgen en vaak al tandeloos waren voor hun dertigste
(vandaar de glazen met kunstgebit op nachtkastjes in veel cartoons)
gekomen tot aan de kernramp in Tsjernobyl en de radioactieve wolk die
daarna over Europa trok en waarvoor mensen niet bang hoefden te zijn, want
“van
democratieën tot dictaten, rust boven alles.” Het
boek eindigt een paar jaar na de Brexit, met de klimaatcrisis “we
zijn de pineut”
en corona. In het slot van het boek staat een omkering van de
politiek van Angela Merkel, en ook komt Thatcher nog even langs –
de kritiek op haar gaat gepaard met een tegenovergestelde positieve
uitleg van haar invloed. En er is bovendien een tiental zwarte sombere vragen
die aan deze eeuw worden gesteld. Het boek leeft met het verleden,
maar ook uitdrukkelijk met heden en de toekomst. Die toekomst moet nog
ingekleurd worden, ook door jongeren, zo beseft Roland nog net op tijd.
“Samen maakten ze de keuken schoon met op de achtergrond Life in the Bus Lane van The [Balham] Alligatorsop volle sterkte. Een Welsh, Schotse en Engelse versie van Cajun, dat zelf al een onecht muzikaal kindje is, door de Fransen ver van huis bij elkaar gedroomd, terwijl ze zich 2000 mijl naar het zuiden Louisiana binnendrongen.” (p. 212) Feel like a Fool komt van dit 'afwasalbum' uit 1988.
Lessons gaat vooral over het zijn. Dat loopt van we zijn een klein
organisme in een zee van tijd, ruimte en materie, via we zijn een
vader die 's nachts niet gaat drinken en blowen, omdat hij een
zorgplicht heeft, tot we zijn waar het toeval of onze keuzen ons
brengen. We zijn zelfs misschien wel meer dan één werkelijkheid. Maar
die laatste visie op het zijn mag Steve Hawkins afhameren. Ook zijn
we door ons verleden gevormd. Dat zijn
staat centraal in het boek, al wordt ook dit van kanttekeningen voorzien. Roland zijn bedrading stamt uit zijn
jongensjaren. Die vorming heeft hem altijd dwars gezeten. Maar kan je halverwege de dertig je nog wel beroepen op de vervormingen uit het
verleden? De bedrading kan immers verlegd worden. Soms is dat
niet of nauwelijks te doen.
Mensen
van een jaar of vijftig zijn wie ze zijn en er zal tot hun dood niet
veel meer veranderen, lees ik. “Hoe
makkelijk is het om door een niet gekozen leven te drijven door
steeds weer te reageren op gebeurtenissen.”
Klopt dit? Is dat niet triest? Inkomen, gezondheid, het verleden,
gewoontes kunnen allemaal in de weg staan. De mogelijkheid om een
keuze te maken blijft, al wordt het niet gemakkelijker. Er zijn er
immers die wel kiezen. Ze pakken hun koffer en laten alles wat er was
achter; alles of een beetje, langzaamaan of meteen. Dat gaat wel
gepaard met kosten. Zo'n rigoreuze stap kan in uitzonderlijke situaties ook een meesterwerk opleveren.
Roland leest de dichter Robert Lowell die The Dolphin schreef. Die
bundel en zijn achtergrond raakt aan centrale vragen. De dichter liet
zijn vrouw achter. Wat is het waard om kunst te kunnen maken? Hoe
naar en egocentrisch mag je daarvoor zijn?
Alweer
een boek waarin Berlijn en vrienden aan de
Oostelijke kant van Checkpoint Charly opduiken. Alsof iedereen er
vrienden had, maar ook hier worden de burgerbewegingen, zoals Neues
Forum, die aan de zwengel trokken niet eens genoemd. Is de
betrokkenheid bij de val van de muur onze Witte Roos? De Lou Reed
genietende intellectuele vrienden in Prenzlauer Berg werden in de DDR afgevoerd
naar Schwedt (daarmee verklap ik nauwelijks iets). Het is een
stinkende stad waar ze als verdorven uitschot werden behandeld. Hun
kinderen dreigden ze kwijt te raken, maar dat is tijdelijk, en was
'slechts' bedoeld als intimidatie. De stad kom ik tijdens het lezen,
begin maart 2023 tegen in een Nederlandse krant: De
vriendschap tussen Duitsland en Rusland eindigt in oliestad Schwedt
(FD 6/3/23). Maar belangrijker voor de thematiek van het boek is dat ook
hier de start van het leven de betrokkenen op een pad bracht waar je
maar het moeilijk vanaf stappen was. Kiezen is mogelijk, maar niet voor iedereen en zeker niet altijd gemakkelijk.
Het is niet alleen
een krantenartikel uit het FD dat raakt aan mijn hier en nu. Het is
niet alleen Berlijn dat weer opduikt. Er liggen veel fijne lijntjes
onder de grond van wat ik lees en die aan mijn voeten plakken. Alsof het ene boek naar het andere
verwijst. De beschreven visies en voorvallen verbonden zijn met
andere in mijn leven; een leven dat daardoor meer lijkt te bestaan.
Steeds valt toevallig het een met ander samen of overlapt ermee. Komt
dat door wat ik lees? Is de wereld minder groot dan verwacht en
gedacht? Zijn het de gepercipieerde omstandigheden in mijn
omgeving (de links van het midden bubbel) die
redelijk beperkt is? Vallen de dingen op als je er net over gelezen
hebt? Of is het van alles een beetje waardoor het boek zich hier en
daar aan me vasthaakt als de zaden van de grote klit aan een paardenvacht?
Roland is 14 jaar ouder dan ik ben.
McEwan beschrijft zijn leven tot zijn 74ste. Dat betekent dat het ook
vier decennia speelt in een tijd die ook mijn tijd is. Dat creëert
een extra band tussen lezer en boek. Het is jammer dat die veertig jaar grotendeels de tijd is waarin het verhaal te traag wordt afgewikkeld,
na de stormachtige ontwikkelingen uit de eerste helft en ik nog niet van de lagere school af was. Tot het einde
blijft er echter voldoende over om te genieten en om over te denken, maar
misschien had er geschrapt kunnen worden in waar mensen uiteindelijk
geland zijn, waar erfenissen bleven en vrienden verzeild raakten. Al
zijn overdenkingen in dit deel over het oordeel van mensen van nu over de
situatie vroeger, het veranderen van personen in de tijd, over de
verantwoordelijkheid van ouders naar hun kinderen, door de herkenning
een extra spoortje dat het lezen prettig maakt. En als ik bedenk wat
ik zou willen schrappen dan heeft alles toch een functie in het hele
verhaal.
Kiezen moet je als je kan en er zullen steeds mensen
zijn die dat opnieuw kunnen doen; zelfs als we allemaal de pineut
lijken te zijn. Het idee is bekend. Maar het is hier wel heel mooi neergepend.
Ik lees met moeite, maar wel graag.
Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang
duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf
januari 2018 schrijf ik iets over wat ik las. Eerst per maand. Inmiddels
per boek. Aan het eind van het jaar komt er een overzicht. Want ook bij
het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.
De
regels van het Ciderhuis
van
John Irving
ben ik gaan herlezen, vanwege opmerkingen die Annie Ernaux erover maakte in Het
voorval in een voetnoot over
de fascinatie van mannen voor abortus:
“...
die ik onmiddellijk in sterke mate herkende bij John Irving, in zijn
roman The Cider House Rules. Onder de dekmantel van een personage
ziet hij hoe de vrouwen tijdens wrede clandestiene abortussen
sterven, aborteert hen vervolgens met de juiste zorg in een
modelkliniek of voedt het kind op dat ze na de bevalling afstaan.
Droom van baarmoeder en bloed, waarin hij de macht van vrouwen over
leven en dood voor zich opeist en reglementeert.”
In de recente Nederlandse vertaling van Het voorval staat deze kritiek in het nawoord. De schrijfster Marja Pruis besteedt een achtste van die tekst om Irving en zijn
mannenfantasieën aan te pakken (zie illustratie).
Kleurenklei
Halverege de jaren tachtig las ik het boek met plezier en ik wilde zien of dit nu anders zou
zijn met de woorden van Ernaux en Pruis als leidraad. Toegegeven: ik
neigde meteen al naar een verdediging van Irving. Nog steeds is de onechte echtheid, het absurde realisme van de schrijver aangenaam
om te lezen. Het voert mee door een wereld die geboetseerd lijkt met vele tinten kleurenklei. Alleen al de
manier waarop hoofdpersonage Homer Wells geen adoptieouders vindt is zo hilarisch dat
duidelijk wordt dat het boek op een spoor vlak naast de werkelijkheid
voortraast. Alsof het uit de realiteit geplukt is, maar toch anders
beweegt. Het zou te gemakkelijk zijn om de kritiek van tafel te
vegen dat Irving
zich als man abortus toe-eigent en daarmee vrouwlevens, omdat het absurde niet voor waar gehouden kan worden en het inderdaad om een fictief personage gaat.
Sterfgevallen Er
zijn drie vrouwen die sterven door een clandestiene abortus in het
boek, een vrouw overlijdt nadat haar een professionele abortus geweigerd
is door Wilbur Larch terwijl hij daar wel de medische vaardigheden voor bezat. Larch is de latere directeur van het kinderhuis, waar Homer Wells zijn leven begint. Het ellendige gevolg van zijn weigering om in te grijpen was een
aansporing om het anders te gaan doen en daarmee een inleiding op de hoofdmoot van het boek. De tweede stierf als gevolg van een
abortusmiddel dat de vrouw van binnen vernielde. Deze vrouw was eerder in
zijn leven de aanleiding geweest voor Larch zijn toevallige gang naar de
studie verloskunde. Tenslotte is er nog een derde die sterft nadat
een illegale abortus haar lijf zo kapot had gemaakt dat ze niet meer
te redden was ondanks zware inspanningen door de inmiddels zeer oude arts die het zichzelf aanrekent en daarmee toont dat hij niet meer geschikt is. De laatste het minst, maar alle drie de sterfgevallen zijn wezenlijk voor het
verhaal.
Modelkliniek
Dat
het hier over een modelkliniek zou gaan staat haaks op de tekst.
Twee verpleegsters en een academisch opgeleide arts in een weeshuis staan vanaf
begin twintigste eeuw kosteloos klaar voor het verwijderen van de
zogenaamde producten van de conceptie. Die abortussen doen ze op het
gevaar af dat ze een geldboete, een jaar
gevangenisstraf (vijf
jaar Staatsgevangenis
volgens de wetgeving, MB), of beide kunnen krijgen en bovendien
hun medische bevoegdheden kunnen verliezen. Dit ook als de ingreep door de vrouwen
zelf gewenst wordt. Het met donaties op de been gehouden kinderhuis ligt in een door de houtkap
uitgeleefd gebied en in een verder ook doods deel van de staat Maine, waar niemand
wil werken. Er is slechts een armetierig station en er zijn de leegstaande restanten van gebouwen voor houthakkers en houtverwerkers. Vergeleken met het
achteraf kamertje waar Ernaux geaborteerd werd inderdaad veel beter
geoutilleerd, maar een voorbeeld voor hoe het moet zijn zeker niet.
Grootvader Achterin de roman staan aantekeningen die verklaren waar bepaalde beschrijvingen vandaan komen, vooral die van medische aard.
Het meest opvallende is dat voor Wilbur Larch de
grootvader van de schrijver, dr.
Frederiek C. Irvinginspiratie was. Deze opa was een vermaarde
verloskundige en gynaecoloog. Als er sprake is
van een fascinatie dan is die ook ingegeven door de
familiegeschiedenis* van Irving. Delen van de loopbaan, ervaringen,
ingrepen, gebruikte handboeken van C. Irving werden voor in Het
Ciderhuis gebruikt. 'De
droom van baarmoeder en bloed' bestaat uit enkele medische
beschrijvingen: gortdroog of inderdaad pijnlijk beeldend opgetekend. Maar soms
worden handelingen of praktijken van de oude arts Larch bekritiseerd die voor vrouwen
onplezierig zijn. Het lijkt alsof die nuances worden gemist door
Ernaux en Pruis. Irving
komt op zijn grootvader terug in Mijn
rol in de film, een autobiografisch
verhaal dat begint met de carrière en medische publicaties door zijn
grootvader. Deze biografie bevat ook een wrang overzicht van de
geschiedenis van de abortuspolitiek in de Verenigde Staten. (Voor de
ontwikkeling van die wetgeving in Maine zie
hier.)
NIEMAND Het
Ciderhuis geeft veel argumenten waarom abortus uit de
illegaliteit gehaald moest worden. Al op pagina 18 staat dat niemand
een vrouw zou mogen dwingen een kind te krijgen. NIEMAND, meldt de
tekst in hoofdletters. De vrouw heeft immers het recht te kiezen.
En zo zijn er nog veel meer
redenen voor het legaliseren van abortus beschreven. De woorden Baas
in eigen buik
staan niet het boek, maar variaties daarop te over. Tegenstanders van abortus zouden zich beter kunnen richten op een menswaardig leven van de levenden wordt onder andere beweerd. Bij publicatie in 1985 is de ingreep wettelijk geregeld. Maar onomstreden is de abortuswetgeving ook dan zeker niet (wat
zelfs in 2022 nog zou blijken bij het verwerpen van federale wetgeving op
dit gebied.) Op dat moment is Reagan aan de macht en neemt de moral
majority
een enorme vlucht en keren velen zich tegen het recht op abortus. Het
is een onderwerp dat Irving actief bezig blijft houden. In
2012 vertelt hij bijvoorbeeld:
“elke Republikeinse presidentskandidaat heeft zich bezondigd aan
antihomo-opmerkingen en is tegen abortus en tegen het homohuwelijk.”
Je hebt 't over kindermoord Ik zeg "jij bent niet goed wijs"
Of luister naar Vrijheid, Gelijkheid en Zusterschapeen lied vol beloftes: Heel Texas kent abortus met een buddy aan je zij
Schurend Een
enkele keer is het boek nogal plastisch bij beschrijvingen over het
inwendige van het vrouwenlichaam. Dat het tot een schurend gevoel
leidt als een man zo over het vrouwenlijf in een ongemakkelijke
situatie schrijft, is te begrijpen. Het gaat over
een wezenlijke keuze in het leven en daar dan licht absurde teksten
omheen schrijven kan storen of je vindt het anderzijds door die lichtheid juist
dragelijk. Dat gaat over stijl. Mogen mannen wel over abortus schrijven? Het lijkt mij wenselijk. Vrouwen worden al dan
niet gewenst zwanger, maar zonder man zal dit niet snel lukken; die
heeft dus ook een verantwoordelijkheid in deze. Erover schrijven is
een methode om die betrokkenheid om te zetten in een mening. De vrouw
staat in De
Regels
voorop, dat maakt Irving herhaaldelijk duidelijk.
De
andere onderwerpen van het boek, de seizoensgebonden arbeidsmigratie
binnen de Verenigde Staten, vriendschap, en de levenshouding van de
wees laat ik maar buiten deze korte reactie. Het herlezen is daar
immers niet om begonnen, maar ze zijn toch ook prominent aanwezig in
het boek. Sterker nog de appelpluk en de verschillende regels die daarbij opduiken heeft het
zijn titel opgeleverd. En ook daar schuurt het.
Snobisme
Dat Irving dikke boeken van meer dan 700 pagina's
schrijft, waar Pruis op wijst, dat lijkt een betekenisloze zijstraat, slechts bedoeld om
hem af te serveren als bladvuller. Daarin voel je het dedain dat echte
geschoolde literatuurkenners voor hem hebben.
Nut Verzinsels
kunnen belangrijker zijn dan het ware leven; je kan een beeld
oproepen dat niet echt is en dat ook nooit echt zou zijn, maar dat
echter moet lijken en beter moet worden afgeschilderd dan alles wat
echt is; het moet in elk geval mogelijk klinken, zo overweegt een
schrijver in de dop bij het Ciderhuis. Het zijn niet toevallig woorden die passen bij
de stijl van Irving. Ernaux en vooral Pruis hebben het niet op hem, maar ze hebben mij wel dit boek weer uit de
kast laten trekken. Dat bezorgde verzinsels waarvan de lichte
toon is doordrongen van visies op de mens, zijn bochtige leven en
zijn mogelijke nut in de maatschappij. Veilig appels plukken kunnen
we allemaal, maar doen waar gebrek aan vakkennis bestaat, ook al is
dat illegaal, dat kan veel van je leven kosten, maar anderen veel opleveren. De regels dat dit niet mag moet je dan ook aan je laars lappen.
Dat is verre van een lichte overweging, maar een met grote reikwijdte.
Noot: * De al vroeg verdwenen vader van de schrijver, een piloot, is ook in het verhaal verwerkt.
Ik lees met moeite, maar wel graag.
Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang
duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf
januari 2018 schrijf ik iets over wat ik las. Eerst per maand. Inmiddels
per boek. Aan het eind van het jaar komt er een overzicht. Want ook bij
het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.