Mannen in de zon door Ghassan Kanafani is een klassieker binnen de Palestijnse verzetsliteratuur. Het verscheen in 1963. Het is vertaald door Djûke Poppinga en in 2023 heruitgegeven door Uitgeverij Jurgen Maas.
Het boek heeft een prachtige omslag, niet alleen door de flappen eraan, maar ook door de vergeelde foto voorop van de tankwagen in de woestijn met daarop twee mannen. Hij komt uit de film The Dupes die is gebaseerd op het boek. De foto ademt een sfeer van verstilde rust. Hij is daarmee een prima illustratie bij het boek.
Het verhaal is allerminst opgewekt. De dreiging hangt voortdurend in de lucht en de ernst is onmiskenbaar vanaf het moment dat van de gestorven dorpsonderwijzer wordt gezegd dat hij nu hij dood is, hij in ieder geval mag blijven waar hij is. Leven en blijven is nauwelijks een haalbare keuze in het Palestina van de jaren vijftig.
Drie mannen, ieder uit een generatie, gaan elk afzonderlijk op weg naar de vleespotten van Koeweit om daar weer een bestaan op te bouwen. Ze komen aan in Basra waar de mensensmokkelaars hun kantoren hebben. Het is er rauw en de vluchtelingen, cq. arbeidsmigranten, zijn er om aan te verdienen.
De chauffeur van een tankwagen biedt aan om de drie te vervoeren. Hij moet toch die kant uit en het levert hem dan wat op en de mannen worden voordelig vervoerd het beloofde land in. Een groot deel van de vluchtelingen komt nooit aan, zo weet de chauffeur te vertellen. Bij hem moet zijn menselijke smokkelwaar om de grens over te gaan zich in de watertank verschuilen. De reis Basra-Koeweit kan beginnen.
Zo gaan de mannen door de woestijn met “hun
dromen, hun gezinnen, hun ambities, hun verdriet, hun wanhoop, hun
kracht, hun zwakte, hun verleden en hun toekomst (...).”
Hier gaat een volk verdreven van huis en haard, om plaats te maken
voor een ander volk. Het is een boek over de catastrofe die hen
overkwam.
De narigheid speelt gotendeels
een rol op de achtergrond, zoals het verhaal van de landmijn of granaat die een man
zijn trots kostte, een ander werd aan de bedelstaf gebracht, of een leven waar een
mortiergranaat een been wegrukte, en waar verzet op repressie botste.
Het zijn flarden, niet opgeklopt, maar dat doet aan hun betekenis niets
af.
Kanafani werd in 1972 in Beiroet met een
bom in zijn auto van het leven beroofd door de Israëlische
overheid.* Hij was destijds woordvoerder voor Het Volksfront voor de
Bevrijding van Palestina (PFLP). De aanslag was, naar verluidt, een
vergeldingsactie voor een aanval op de luchthaven van Lod (nu Ben
Goerion). Intussen is de gewelddadigheid tussen Israël en
Palestijnen alleen maar toegenomen, zo sluit vertaler Poppinga zijn
nawoord af.
Het
boek is helaas nog actueel. Het is inderdaad een knap boek:
het maakt behapbaar wat niet behapbaar is. Het is mooi
geschreven en gevormd. Het heeft bovendien veel betekenis. Je gaat net iets meer
begrijpen van vernederingen; en van het in de steek gelaten worden.
De vraag hoe hard te kloppen op de wand van een watertank om gehoord
te worden, is meer dan zestig jaar nadat het boek geschreven werd nog
steeds een vraag die gesteld moet worden.
Noot:
* Bewust kies ik hier voor Israëlische overheid. Veelal wordt over de moord geproken als een daad van de Mosad. Dat is echter een deel van de Israëlische Staat en geen pivate onderneming, zoals bijvoorbeeld Blackwater en de Wagner Group, waardoor nog enig meer-of-minder kunstmatig onderscheid gemaakt kan worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten