zaterdag 29 februari 2020

Een boek in februari


Grand Hotel Europa door Ilja Leonard Pfeijffer is ruim 500 pagina's dik. In het eerste hoofdstuk wordt het toneel voor het boek opgetuigd. Het hotel uit de titel is in verval (deuren tochten, onkruid komt door de kiezels, de fontein is gestopt) op de trap wacht een leergierige migrant uit de woestijn in rood piccolo pakje om de gasten te helpen; de majordomus kent de regels en tradities van het spel; maar binnen staat al een bos plastic bloemen, neergezet door de nieuwe Chinese eigenaar. Die eigenaar heeft beloofd om in het hotel te investeren en dat gaat ten koste van de grandeur.

Het hoofdstuk is een metafoor in vette en onderlijnde letters voor het in verval zijnde Europa dat wordt gered door anderen, met name de Chinezen. Bij het lezen hoor ik ADO Den Haag in mijn hoofd roepen, de ooievaar in het logo en de kleuren geel en groen blijven en het komt goed, maar aan de kant verschijnt de reclame in het Chinees.

Nog veel harder dan dit, hoor ik de gedragen stem van de omvangrijke schrijver. Die schrijver kan ik het hele boek niet afschudden, omdat ook zijn hoofdpersonage Ilja Pfeijffer heet en deze ook een boek schrijft dat op het boek lijkt dat ik in mijn handen heb. Waar begin ik aan nu ik het uit de kast heb gehaald? Had ik niet ooit met mezelf afgesproken Pfeijffer te laten staan. Dit wordt een vreemde recensie.

Museum

De metafoor uit het eerste hoofdstuk is de leidraad voor het hele boek. Europa is een museum geworden met zichzelf als onderwerp en Venetië als topstuk. De horden in korte broek nemen het achterom kijkende continent over. In Venetië verloor de schrijver zijn liefde voor het werelddeel dat niet meer produceert en alleen diensten aanbiedt. De diensten die China kan gebruiken om het leeg te trekken. Ook hier doemt in mijn hoofd weer een beeld op: Trump die zijn America First ent op een vergelijkbaar pessimisme, waarvoor hij dan ook nog eens de oplossing heeft. Die oplossing heeft Pfeiffer, maar een beetje. Bovendien zijn de sceptische schrijver en het personage Pfeiffer zich bewust van dit gevaar dat nationalistische platheid met hun visie aan de haal gaat. De sombere kijk speelt in het boek misschien wel een grotere rol dan het onderwerp wat dominant lijkt: de horden toeristen die het continent overspoelen door veel te goedkope vliegtickets en musea die voor veel te lage prijzen worden bezocht door mensen die niet eens weten wat ze zien.

Als Pfeijffer en zijn lief, Clio, zitten te eten in een keurig aangeharkt toeristendorp in Monterosso dan zegt zij:

“Weet je wat ik zit te denken? (…) Dit is eigenlijk de toekomst van Italië. Wat we hier zien, is onze bestemming. Waarom zouden we ongelukkig worden door uit alle macht vast te houden aan het achterhaalde idee dat we productief moeten zijn, industrie nodig hebben en dingen moeten maken in fabrieken? Dat kunnen anderen veel beter dan wij. Wij hebben de landschappen, de zee, de cultuur, de historie. Wij hebben het decor en de gastronomische tradities. Wat je hier ziet, dat is waar we goed in zijn. Laten wij ons daarop dan ook volledig toeleggen. Italië moet de tuin van de wereld worden.”

De hoofdpersoon Pfeijffer beaamt: “Misschien geldt dat wel voor heel Europa.” Het is romantische restauranttafeltjespraat, waar niet alleen de taxi chauffeur het mee oneens is, omdat die van dichtbij de nadelen ziet, maar waarbij ASML, Leonardo, en ook een even rijke geschiedenis in veel andere net zo pittoreske delen van de wereld blijkbaar vergeten mogen worden. Het boek komt met een intellectuele cultuur liefhebbende visie op Euro-somberheid. Misschien had Pfeijffer wat verder moeten kijken dan de imposante buik dik is.

Europese economie

In de top 10 van grootste hightech exporteurs, in financiële omvang, bevinden zich vier Europese landen. China staat inderdaad ruimschoots aan de leiding, maar als je de EU27 bij elkaar optelt is het verschil gering.

https://data.worldbank.org/indicator/TX.VAL.TECH.CD

Dat Italië het met een schamele 18e plaats – nog na andere en veel kleinere EU-lidstaten België, Ierland en Tsjechië – moet doen, zal het beeld van de geëmigreerde auteur wel vertroebeld hebben. Dat valt me tegen van de schrijver die regelmatig laat blijken dat hij op zoek gaat naar de feiten achter zijn verhaal of dat nu om het leven van de schilder Caravaggio is, het aantal passagiers van Ryanair in 2016 of de aanleg van de vloedkering voor de kust van Venetië. Hier blijft hij steken in het zwartkijken.

Even een zijstraat rond informatie zoeken, ook een thema in het boek. Iedereen kan informatie vinden om een stelling te onderbouwen. Maar er is kennis voor nodig om de juiste vragen te stellen en niet op een dwaalpad terecht te komen. Hoe meer je weet, hoe beter je kan vragen. In het zoeken naar werk van de schilder Caravaggio wordt dit mooi uitgewerkt. Tevens blijkt toch ook het toeval de geïnformeerde leek op het juiste spoor te kunnen zetten.

Voorbijgestreeft

De grootste producent van vliegtuigen in de wereld is Europees. Met de concurrent in de VS gaat het momenteel slecht en in de verste verte is nog geen ander aan de horizon te zien. Maar laat ik nu ook niet met het ophoesten van selectieve informatie gaan beginnen. Eentje dan nog, omdat die me zo na aan het hart ligt en ze aantoont dat beschaving blijkbaar uit de loop van een Westers – en dan vooral Amerikaans – wapen komt. Europa is niet zoals Pfeiffer in zijn boek beweert in militair opzicht “definitief en onomkeerbaar voorbij gestreefd door grote delen van de rest van de wereld.” Het staat er echt. Alleen de Verenigde Staten van Amerika geven meer uit aan de krijgsmacht dan de Europese Unie landen samen. Het roeptoeteren van onheils generaals dringt hier een roman binnen. De Verenigde Staten zijn ook de voornaamste wapensmit voor de rest van de wereld. Azië (China loopt als land gelijk met het gemiddelde van dat continent) loopt ver achter op de VS (1:50) en zelfs op Europa (1:3) als het gaat om het aandeel wapens in zijn exportproducten. Het lijkt me niet verkeerd. Niet alle productie van hoogwaardige technologie is immers zaligmakend.
https://www.state.gov/world-military-expenditures-and-arms-transfers/

Moeilijk om met dat ophoesten te stoppen. Dat Italië niet in staat is om voor de kust van Venetië een verdediging tegen de reizende zeespiegel te leggen ondanks zeeën van geld en tijd, laat buiten beeld dat Nederlandse ingenieurs de wereld over trekken om dergelijke projecten elders uit te voeren. Het laat ook buiten beschouwing dat niet alleen het antieke Italië, maar op nog zoveel andere plaatsen, ook in Azië en de Amerika's de politieke elite de moed niet heeft, de vaardigheden niet bezit, of rond loopt met zakken die te diep zijn om de burger tegen het klimaatverandering te verdedigen of liever nog onze invloed erop drastisch te verkleinen. (Zie Kadir van Lohuizen, die voorbeelden in Europa, Amerika en Azië vindt in zijn serie Na ons de zondvloed.)

Migranten

Dat Europa de toeristen binnenlaat om zich te vergapen aan de schoonheid van weleer en de vluchtelingen buiten houdt die met het oog op de toekomst komen, bekt lekker, en laat zien dat Europa niet vol is voor mensen met cash en die na hun vakantie weer huiswaarts keren. Maar China beperkt in extreme mate zelfs de positie van delen van de eigen bevolking – alsof ze vluchtelingen in eigen land zijn, meer dan de Roma uit Montenegro die in dit boek te kijk worden gezet – en is niet opener naar migranten. De wel door Beijing opgenomen vluchtelingen worden dat in belangrijke mate als deel van de buitenlandse politiek. China kijkt om en vooruit, net als Europa doet, tenminste voor wie het wil zien. Het klinkt als een platte slogan om Europa als gesloten naar de toekomst te zien en daardoor de verliezer op het wereldtoneel, maar het is wel alsof van het blad met aantekeningen over het onderwerp een fragment in het boek is gekomen en de rest is weggegooid. Dat mag natuurlijk in een roman, maar daar waar de naam, uiterlijk en stijl van de schrijver en die van de hoofdpersoon overlappen gaat het bij mij toch wat wringen.

Vermenging

Dat hebben we gehad. Het is wel bijna onvermijdelijk om op het romanpersonage Ilja Pfeijffer te reageren alsof hij de schrijver Pfeijffer zelf is. Theoretisch is het een personage, maar bij het lezen valt me het zwaar om dat onderscheid te maken. In de roman bezoekt de schrijver bijvoorbeeld Malta en schrijft er een artikel over de aangespoelde vluchtelingen voor Vrij Nederland. Het artikel voor VN bestaat echt, maar heeft wel een andere dan de gewenste kop gekregen, niet Het Maltezer mysterie, maar Alleen de doden zijn hier welkom. Het is een artikel over de aangespoelde en stilletjes begraven mensen uit Afrika op Malta, het land dat het dichtst bij het continent Afrika ligt en toch het meest witte land van Europa is. Elders in het boek sloopt een idiote toerist uit Nederland het beeld van Sint Sebastiaan van Orazio Marinali in de Chiesa di Santa Maria di Nazareth door er voor een selfie tegenop te klimmen en dan met hoofd en al naar beneden te komen. Nu is er wel een altaar gewijd aan Sebas in die kerk, maar dat is ontworpen door Baldassare Longhena. Marinali heeft wel sculpturen achter gelaten in de kerk maar dat zijn twee engelen boven een altaar voor de Heilige familie van de berg Carmel.

Het blijft een verhaal. Het blijft fictie, waar de feiten herschikt of veranderd mogen worden om het verhaal betekenis te laten geven aan de gebeurtenissen, “omdat zonder betekenis alles zinloos wordt.” Dat geldt voor het non-fictie verhaal in Vrij Nederland, maar op een andere manier evengoed voor het verzonnen werk van een echte kunstenaar. Vreemd is wel dat Pfeiffer ergens als commentaar op werk van Hirst zegt dat onze tijd geen verhalen meer heeft om over te leveren aan de toekomst. Hij schrijft zelf verhalen en je hoeft niet zo ver te zoeken naar boeken die spraakmakend zijn, of series die meer te vertellen hebben dan Mickey Mouse. Zonder verhalen, zonder goede verhalen kunnen we niet. Ze zijn er in overvloed en voor ieder wat wils. Het is het soort opmerking dat doet denken aan de mensen die zeggen dat er nooit iets goeds op TV is. Dat telt alleen voor snobs.

Verhaal

Het gaat bij een roman om vorm, stijl, kracht van het verhaal, en verbeelding. Na een bladzijde of 80 – nog 480 te gaan – nam ik de beweringen, die hun boek bijna verstikken, als gegeven. Noodzakelijk voor het doorlezen in een verhaal dat me meenam naar metaforen, steden, schilders, verhalen in het verhaal, gedachten, WC-seks, scheur de kleren van haar lijf seks, en weinig tot geen voorspel seks. Soms is het op het banale af. Deborah Drimble een vriendin uit het verleden had welverdiende initialen.

Maar het is ook een liefdevol verhaal voor hen die aan onze goed gevulde dis willen gaan zitten. Want pedant of niet, Pfeiffer heeft oog voor de grote problemen van onze tijd, machtsbelust populisme, vluchtelingen die fort Europa binnen willen en sneuvelen in de gracht die er omheen ligt, en klimaatcrisis. De fictieve Pfeiffer is wel gespitst op genoeg vliegkilometers om zijn Gold Card te behouden, zodat hij op het vliegveld niet tussen het plebs hoeft te staan.

Zelfonderzoek

Het boek is niet alleen een wankel onderzoek naar de status van Europa, maar ook een zelfonderzoek, lijkt het, naar een auteur die rondloopt met een lijf dat – net als Europa – wel wat onderhoud kan gebruiken. De schrijver neemt zijn naamgenoot regelmatig de maat, onder het dunne laagje goede manieren zit een man met vrij lage driften – seks met een meisje van 13. Die spot, dat zoeken, neemt je voor hem in. Bijna aan het slot laat hij Clio haar geliefde Ilja voor de zoveelste keer de maat nemen: “Ik weet dat het voor jou als succesvol schrijver, met al je zelfverklaarde empathische vermogens, moeilijk is voor te stellen hoe funest het is voor iemands zelfbeeld als hij of zij afhankelijk is van derden om dromen waar te maken en de kans niet krijgt,” de schrijver verbeeldt het romanpersonage met zijn naam als niet invoelend, omdat hij een beschreven gevoel niet ziet. Hij speelt hierbij een spel waarbij hij zich als schrijver vrij pleit van dit euvel door het in zijn fictie juist wel te benoemen. Zo kan je niet verliezen.

Toerisme als plaag

Wat Europa de wereld te bieden heeft, is zijn verleden. Terwijl het oude continent op alle fronten aan invloed inboet op het wereldtoneel, hebben we misschien ook weinig andere keuzen dan ons verleden te verkopen.” De opmerkingen blijft terugkomen. “Toerisme is misschien het zichtbaarste gevolg van de globalisering,” Ook hier telt: het is maar wat je wilt zien, de inhoud van je koelkast, het wagenpark op straat, je beeldscherm of gsm of de horden – die ook hier op bierfietsen door de straat trekken. De fout in het denken is om het Europa van de oude gebouwen en vele toeristen te zien als een Europa dat achterblijft in de tijd. Europa gaat wel degelijk voorwaarts en wordt niet ten grave gedragen zoals het laatste hoofdstuk beweert. Als we vooral benadrukken wat bergafwaarts gaat, dan weten we misschien niet meer wat we kunnen verliezen. Democratie zal wel onder druk komen te staan. Evenals vrijheid. Maar Europa is geen rond rotsblok op een helling.

In dit boek wordt aan de poten van mijn vrijheid gezaagd, omdat ik niet de namen van de kunstenaars ken die in het Uffici hangen en geen honderden Euro's over heb die toegang tot grote musea zou moeten kosten, zoals een paar keer in de roman wordt bepleit, om ze te behouden voor de kenners. Mijn bezoek aan het Uffici is me op drie manieren bij gebleven. Beste Ilja ik ben geen cultuur historica, geen classicus, maar opgeleid als VMBO'er. In dat museum in Florence was een tentoonstelling over Europa dat door Zeus mee werd gesleurd, voor mij was dat verhaal destijds nieuw. In dat Uffizi zag ik in de hoofdtentoonstelling de Europese schilderkunst zich ontwikkelen. Toen ik destijds buiten stapte keek met nieuwe blik naar de fraaie stad. Er zijn wel iets elegantere manieren om musea open te houden voor iedereen, zoals de lopende band langs het kleed in Bayeux, het inschrijven op een tijdstip via internet voor de Sixteinse Kapel of Sagrada Família etc. en kenners kunnen dit gemakkelijk aanvullen.

Het is een pedant, elitair en ergerniswekkend boek. Maar steeds opnieuw houd ik mezelf voor dat het een roman is waarin verhalen worden verteld en beleefd en dat ironie, verdichting, zelfspot en misschien zelfs overdrijving er deel vanuit maken. En irritatie is ook een emotie en steeds meer hoort het erbij dat ik boven op de kast zit te lezen.

Pamflet

Er zijn toeristen, er zijn vluchtelingen, er zijn puissant rijke arabieren die de boel leeg kopen, zonder veel verstand van zaken. Maar er zijn geen tot expat gestempelde mensen in het boek. Pfeiffer zelf is zo'n expat. Hij is bijna Italiaan onder de Italianen en wordt door de toeristen in Venetië niet eens herkend als Nederlander. Toch zijn het ook de Europese buitenlanders met stropdas en pak die dwars door de Europese cultuur heenlopen en niet zien dat de mores van Luik anders zijn dan die van Leiden, of dat die van Brighton verschillen van die van Zandvoort. We lijken op elkaar, maar juist al die kleine verschillen, die de Italiaanse kelner, ondanks zijn goede Engels, op het Rembrandtplein niet kent, maken van Europa die mooie en interessante lappendeken.

Europa heeft veel te verdedigen en gelukkig kan dat met wat creativiteit en pragmatisme, maar dan moeten we wel onder ogen durven zien dat dit nodig is. Als het dan toch gaat om toerisme, op Nederlands niveau niet alleen in Amsterdam, maar zou ook in Den Haag meer durf niet misstaan. De overheid moet willen en durven helpen om de stroom die aan komt vliegen te controleren en beheersen. Of om het met de woorden van een van de gasten van Grand Hotel Europa te zeggen: “Om de uitverkoop van onze stadscentra te stuiten moeten onze democratisch gekozen vertegenwoordigers de zeggenschap over de openbare ruimte uit de grijpgrage handen van de ondernemers rukken. Een andere weg is er niet. Anders wordt Europa één groot Venetië.” Hij vervolgt tegen hotelgast Ilja Pfeiffer: “Misschien mag ik de hoop koesteren dat uw boek een bijdrage zal leveren aan het bewustwordingsproces.” Het boek is een vuistdik pamflet dat er voor pleit de dreiging die uitgaat van het toerisme serieus te nemen. Maar naast dat pamflet was de roman ook een meeslepend verhaal over liefde in tijden van toerisme. Goed dat ik het niet heb laten staan. Wie de echte Pfeijffer is, weet ik nog steeds niet, en dat is maar goed ook.


Ik lees met moeite, maar wel graag. Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf 31 januari 2018, op de laatste dag van de maand, zet ik kort (het moet het lezen zelf niet in de weg staan) op een rijtje wat ik las. Want ook bij het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.

2 opmerkingen:

Ron Roelandt zei

Gebeurt niet vaak zo'n degelijk onderbouwde recensie te lezen. Met plezier gelezen. Net zoals het boek, overigens.

martin zei

Ron in de buurtsuper kwam ik iemand tegen die over deze bespreking begon. Zijn menig was vergelijkbaar met de mijne. Grappig wel om zo live - en ook niet live - te merken dat het gelezen wordt.