vrijdag 14 maart 2025

mooi kado

mooi kado* is het boekenweekgeschenk voor 1979 en geschreven door Simon Carmiggelt. Het is rijkelijk geïllustreerd met tekeningen van Peter van Straaten. Er zijn 22 teksten en 27 tekeningen (van een vijfde bladzijde tot regelmatig een hele pagina groot).**

“Aleen het idealisme kan lammeren veranderen in tijgers,” met die zin begint het hoofdstuk over de bezoeken aan Adriaan Roland Host, de man die door de muze van de vrouwen vandaan is gehouden, maar in het huis waar hij zijn oude dag leeft de naam heeft altijd dronken te zijn. De zin is van de dichter uit Bergen, maar de stukjesschrijver onderstreept hem met de opmerking dat de juistheid van deze uitspraak elke dag door iedere krant wordt bewezen. Hoe die idealen te organiseren dat is nog steeds een voorname vraag, denk ik tijdens het lezen.

Uit het hoofdstuk Denkend aan Roland Holst haal ik ook de opmerking uit de mond poëet dat hij wel kan schrijven, maar niet spellen. Het deert hem niet. Er was een nauwgezette dame die een werkje van zijn hand corrigeerde en hij voelde zich wel bij deze hulpbehoevendheid. 'n Troost voor mij en alle andere slecht spellende mensen, die toch schrijven.

Gelijk gaan kijken.

Het hoofdstuk over Roland Host is al het derde. Het geschenk begint met een verhaal over de zoete smaak van het schrijverschap tegen het decor van een badhuis in Den Haag. Ook hier dwaal ik weer af en bedenk me dat ik eens naar het badhuis in de buurt hiernaast moet gaan kijken. Wat is daar van geworden? Het tweede hoofdstuk gaat over de betekenis die woorden kunnen krijgen door de ervaringen in je leven of meer specifiek door de opvoedende adviezen die je meekreeg. Er schiet me in deze context geen woord of frase te binnen.

Wel bedenk ik me eens te kijken naar de uitgever van dit geschenk. Dat is niet alleen het CPNB, maar ook Vereniging ter Bevordering van het Vlaamse Boekenwezen. Het is maar twee keer voorgekomen dat het geschenk door beide werd uitgegeven (ook in het jaar ervoor). Wel kwam de VBVB in 1988 met een Vlaams Boekenweekgeschenk, het door Monica van Paemel geschreven De eerste steen. Ze verdrong daarmee Herman Brusselmans.***
     In 2024 werd het boekenweekgeschenk zelfs twistpunt in een
keiharde strijd tussen het VBVB en CPNB (maar ook binnen het boekenmetier van Vlaanderen zelf). Maar het omstreden schrijfsel van Marnix Peeters in dat jaar was dus niet om het eerste Vlaamse Boekenweekgeschenk, zoals het journaille elkaar naschreef.

Terug naar de teksten van mooi kado. Terug naar alle kleine stukken en grote brokken informatie. Als Carmiggelt zegt dat hij nooit gestolen heeft, reageert zijn vrouw Tiny met een blik naar de boekenkast. Daarin staat het satirische Deutschland, Deutschland über alles, in 1929 geschreven door Kurt Tucholsky en John Heartfield. Het lag in de jaren 40-45 op een namaakbrandstapel met 'ontaarde literatuur' in een door een NSB'er gedreven boekhandel in Den Haag (Carmiggelt noemt niet de naam, er waren er verschillende). Soms is stelen niet verkeerd.

En soms is het niet verkeerd
out of the box te lezen. Tenminste zo zou je het pleidooi van Carmiggelt voor een duik in de poëzie van het bouwbestek toch wel kunnen opvatten. Hem valt bijvoorbeeld 'waalvorm in mortel' op. Mij het dichttimmeren van de afspraken, om onverlaten de kans te ontnemen de boel letterlijk te flessen. In het bestek moet staan dat de aannemer verplicht is een aansluiting aan de waterleiding aan te vragen bij het Gemeentelijk Waterleidingbedrijf. Niet dat er water aanwezig moet zijn, want dan kan de aannemer aldoor met een fles over het werk lopen en zeggen “Nou, hier is toch water?” Hij beschrijft een voorval, waaruit blijkt dat dit geen fantasie is. Hoe beschaafd is de mens, als je dit moet uitsluiten. Maar inderdaad ‘...de stijlen op de neuten met de stalen doken...’ die Carmiggelt er in tegenkomt, klinken inderdaad verrukkelijk.

Inmiddels ben ik ook de delen uit zijn brieven aan Gerard Reve gepasseerd, waarin hij de schrijver bejubelt, oppept en verhaalt van zijn bezoeken aan hem en bijvoorbeeld de mooie rouwplechtigheid rond de dood van Godfried Bomans ophaalt. En ik merk dat ik zoveel wil verwerken in deze bespreking dat hij veel te lang wordt. Op
wiki werd het geschenk kundig en bondig samengevat met de aandacht voor de drank, die inderdaad opvallend is:

“De bundel bevat herinneringen en overpeinzingen aan schrijvers als A. Roland Holst, Herman Heijermans en Willem Elsschot, een selectie uit Carmiggelts correspondentie met Gerard Reve en enige kronkelachtige verhalen. Verbindend element is de inname van alcohol. Reve nam in zijn roman De taal der liefde 39 van zijn brieven aan Simon Carmiggelt en zijn vrouw op, Carmiggelt biedt nu gedeelten van zijn tegencorrespondentie aan Reve.

De revue passeren verder Erich Kästner, Godfried Bomans, Koos Speenhoff, J. Slauerhoff en H. Marsman. Ook is een cursiefje gewijd aan kunstschilder Piet Mondriaan wegens de inrichting van zijn kamer in Parijs.”
De lezer die naar beknopte informatie over het geschenk zoekt kan nu stoppen met lezen en ik kan me plezieren in het noemen van kleine feitjes die gebruikt worden om grotere meningen te beschrijven, zoals over de pers. Zoals hierna gebeurd rond het werk van de Engelse schrijver Noel Coward. Deze werd aan het eind van zijn leven herondekt na een periode van verguizing door ‘de schrijflui’, zoals Multatuli ze noemde. Als Cowards ‘Hay Fever’ in Londen opnieuw wordt opgevoerd, vraagt een journalist hem of hij zelf niet vond dat zijn stuk verouderd was. Hij antwoordde:

“Dit blijspel zal even klassiek blijken te zijn als The School for Scandal en The Importance of being Earnest.’
    Waarop de schrijfman vroeg:
   ‘O. En zijn dat ook stukken van u?”

Domme vragen bestaan niet, maar domme kritiek wel als ze op gebrek aan kennis is gebaseerd.

Via een lezing voor dienstplichtigen, die verplicht werden te luisteren naar Carmiggelt, gaat het naar de zwaarmoedige volkszanger en dichter J.H. Speenhof. Elders (p. 29) staat de opmerking dat de Tsaar nog waardig op zijn troon had gezeten – zoals dat behoort – als Marx alleen zweetvoeten en geen maagzweer had gehad. Is dit ironie, een sneer naar het Marxisme, hang naar orde en traditie, 1905 vergeten of komt het voort uit de schrijfdrang van de Kronkelman? Bijna alsof het bewind van de Tsaar niet op een bredere afkeuring kon rekenen. Een eerdere Tsaar werd in 1881 juist vermoord door revolutionairen die niets van Marxisme moesten hebben. Ik las erover in een boekje van Toegenjev. Zo kan ik zelf ook eindeloos blijven schrijven.
    Nog even.

Na zijn dood kreeg Herman Heijermans van alle kanten bloemen en brieven. Het deed Carmiggelt denken aan woorden van het boegbeeld van het Nederlandse toneel:

“Ik observeer met de meest mogelijke opgewektheid dat onze misvormde en wormstekige gemeenschap, onverschillig of ze uit zogenaamde kapitalisten of zogenaamde socialisten bestaat, maling heeft aan 't intellekt, dit met kalmte laat kreperen en als 't gekrepeerd is, wat bloemen zendt en er enige romantische bespiegelingen op na houdt.”
Carmiggelt is een aangename neuzelaar. Reve stelde: “Hij heeft me nog nooit een brief geschreven waar iets in stond.” Zelf heb ik door dit boek over boeken en schrijvers wel weer twee boeken aan mijn lijstje nog te lezen toegevoegd. Een daarvan is de De Toverberg van Thomas Mann (na het lezen van Empusion was dit al de bedoeling, maar het kwam er nog niet van). Nu lees ik in hetgeschenk dat de daarin opgevoerde Nederlander Peperkorn gedeeltelijk gebaseerd is op Gerard Hauptman, een foute kasteelheer. De tekst wijdt verder uit over de relatie tussen Haputman en Mann. Het was water en vuur.


Het boek sluit af met de woorden 'tegen snelheid en herrie is geen kruid gewassen.' Het gaat daarbij over brommers, maar dat en de verzuchting dat we daar dan móói klaar mee zijn, kan breder worden begrepen en voor meer soorten en ernstiger lawaai en dadendrang gelden.

Noten:
*
'mooi kado' is op de website van de Nederlandse Bibliotheek te vinden als pdf, txt of als epub.
** Carmiggelt en Van Straaten maakten een omvangrijker boek dan binnen de opzet van het Boekenweekgeschenk paste. De uitgebreide versie verscheen alsnog in 1983 onder de titel 
Met de neus in de boeken. De versie uit 1983 biedt niet alleen alle oorspronkelijke kopij voor het Boekenweekgeschenk, maar bevat ook later geschreven stukken en een grotere selectie van brieven aan Gerard Reve. Het bevat geen 97 maar 214 pagina's en 38 hoofdstukken (zie voor de titels hier).
*** Dit was
een voorstudie voor een uitgebreidere roman
onder dezelfde titel.


Geen opmerkingen: