In dit boek stapt de auteur in de wereld van de jeugdfoto's. Je kan er naar kijken en vertederd je tante zien of de zinken teil in de tuin waar je op een warme dag in mocht badderen. Je kan je ook verliezen in de details, zoals hier de broche in de vorm van een papegaai en gemaakt van blauwe steentjes en een robijn op de kop, of de personages, het gedrag van de buurman of buurvrouw.
Hoofdpersonage Ruud vindt een manier om die foto's binnen te stappen. Hij gaat precies naar de plaats waar is afgedrukt en verdwijnt van daar de foto in. Hij kan zelfs praten met de mensen van toen, door de straten lopen, kortom handelen, en er nieuwe contacten op doen.
De tweede keer gaat hij samen met zijn zus Trudy. Ze worden wegens te
![]() |
| Kodak 620 |
Wat vast staat is dat de foto's tot in detail worden bekeken, geproefd en beleefd. Maar het boek gaat verder dan dat. Het speelt een spel met de tijd. Misschien doet fotografie dat vaak, maar hier gaat het verder. Het is als in de tango die ook opduikt in Waar was je nou. Violist Fernando Suarez Paz speelt die Argentijnse muziek met verve. En is de tango niet ook een losse omgang met tijd, ruimte en ondanks de strenge afspraken over muziek en beweging een spel met de conventies.
Over conventies gesproken. De elfjarige Ruud is verliefd op de twee decennia oudere vriendin van zijn moeder. Zij vindt hem leuk. Hij ontmoet haar weer door de stap terug naar zijn jongensjaren. Hij komt bij haar in bed terecht en ze liefkozen en dat spel eindigt plots, als Ruuds moeder Chris roept. Voorlopig? Chris speelt een doorslaggevende rol in Ruuds omgang met de tijd. Misschien is ze wel de drijvende kracht achter de magie; heeft ze zijn leven op zijn kop gezet.
Het
boek kreeg in 2006 de Libris Literatuur Prijs. Uit het
juryrapport haal ik:
“Schippers beoefent een verlicht realisme waarin de dingen moeiteloos van plaats en betekenis veranderen terwijl ze toch hun gewone vorm en kleur behouden. De intrige bestaat uit dagelijkse, bijna achteloze handelingen, het wegleggen van een sleutel, het staren naar een raam of een etalage, een wandeling over het strand. Een mondharmonica, een vlieger, een paar schoenen of een bril zijn de requisieten. Maar alles verdubbelt onder de handen van de schrijver. Decors worden een omgeving. Reclameleuzen of flarden van een lied werken als toverspreuken. Voorwerpen nemen een persoonlijkheid aan. Kleuren wisselen en verschuiven. Truc of magie? Bij Schippers doet dat onderscheid er nauwelijks toe.”
En
de broche speelt in dit alles mee. Of liever: de twee broches, de
echte en een nagemaakte variant ervan. Ruud wil de papegaai meenemen
naar zijn tijd, maar voor het evenwicht moet hij er dan ook een
achterlaten. Hij laat er een namaken, want je kan immers niet iets
aan de tijd de tijd onttrekken. “Het
is de kinderlijke logica van een sprookje, dat voelt Ruud ook wel.
Hij kan niets anders verzinnen en hij weet niet eens zeker of het wel
werkt.”
Inderdaad, maar misschien geldt dat je niets aan het verleden mag
onttrekken ook wel als je een andere versie achterlaat.
Het
boek eindigt in de tijd van nu, waar de tijd van toen in beweging
wordt gezet, “(...)
altijd in beweging.”
Wat na het lezen van die drie laatste woorden van het boek
overblijft, is dat je anders naar de voorwerpen om je heen gaat
kijken. Makkelijk leesbaar is het niet, het wonderlijke, het
associatieve, het komen en gaan van personages (zelfs door tijden
heen), het biedt moeilijk houvast, maar die andere blik die je ervoor
terug krijgt is een groot cadeau.




Geen opmerkingen:
Een reactie posten