Voor het lezen is er
al sprake van een dubbele verwarring. Al maanden ervoor bestelde ik
in de voorverkoop het boek van Han Kang
We do not part
dat in januari 2025 uitkwam. Kort na het bestellen las ik over de al
eerder verschenen vertaling
naar het Nederlands onder de titel Ik
zeg geen vaarwel met een
vergelijkbare omslag als de Koreaanse versie (작별하지
않는다 uit 2021) dat op de webpagina
van de schrijfster vertaald is als I
Do Not Bid Farewell (zie illustraties). Die
Koreaanse en Nederlandse omslagen zijn sfeervoller dan die van de
Engelse versie, al is dat een kwestie van smaak. Dat de schrijfster een andere titel
hanteert dan haar uitgever is wel bijzonder.
We do not part begint
meteen beklemmend, met een droom waarin kale zwarte bomen met mensen
worden verward en de zee de graven wegspoelt en de botten blootlegt.
Bomen spelen hoe dan ook een grote rol in het verhaal. Het boek
begint en eindigt ermee. Ze maken dreigende schaduwen door te zwaaien
met hun bladeren in de wind, ze staan in de weg in het nachtelijk
donker, en ze zijn de basis voor een kunstwerk dat de nachtmerries
moet bezweren, de gruwel verbeelden en een vriendschap diepte geven.
Naast bomen is er een zaag. Een werktuig dat onder een matras de
kwade dromen op afstand houdt. Natuurverschijnselen zijn sterk aanwezig in de roman; zo roepen basalt blokken in zee
bijvoorbeeld nare associaties op.
De belangrijkste
vertelster, Gyeong-ha, heeft nachtmerries en bevindt zich in een
uitzichtloze situatie. In het eerste hoofdstuk dat haar worsteling
beschrijft, is ook het schrijfproces verwerkt dat de roman Human
Acts opleverde, met daarbij aandacht voor de invloed op de
geest van de schrijfster. Dat boek ging over het gewelddadig neerslaan van protesten in Gwangju
(iets oostelijk van Seoel). De stad wordt hier slechts G. genoemd.
Gyeong-ha komt er net als de schijfster zelf vandaan. Human acts/Mensenwerk is een zusterroman van We
do not part, omdat het een andere
afschuwelijke kwestie uit de recente Zuid-Koreaanse historie vertelt. Han Kang stipt die geschiedenis alleen
aan in het eerste hoofdstuk en langzaamaan krijgt de lezer steeds meer details.
Het boek krijgt
vaart na een bericht van In-seon, een vriendin op
afstand. Zij heeft
een ongeluk gehad en vraagt haar Gyeong-ha, naar het ziekenhuis in
Seoel te komen waar ze is opgenomen. Neem je ID mee, tekstbericht ze.
In die ziekenzaal blijkt dat ook ellende relatief kan zijn. De behandeling van
In-seons kwaal raakt ook de pijnzenuwen van de lezer. De gevolgen van
dit ongeluk worden vrijwel terloops vergeleken met militair
geweld, tegen wie en waar dan ook. Het boek staart niet in de eigen
navel, maar vertelt een universeel narratief. Ook qua massamoorden
blijft de blik niet op Korea gericht; in Taiwan vielen er 30.000
doden en er zijn de 120.000
op Okinawa, zegt In-seon en haalt zo ook de Chinezen en Japanners
naar voren.
Je wordt in de eerste
hoofdstukken wel meteen de diepte ingevoerd op de van Kang bekende
poëtische wijze die voorzichtig is, maar het harde niet schuwt; je
hebt diep, dieper en diepst. De lezer kan zich maar beter
voorbereiden op het laatste. De al genoemde zaag ligt niet voor niets
onder het matras van In-seons moeder om de spoken uit het verleden op
afstand te houden.
Gyeong-ha heeft
In-seon leren kennen als fotografe. Samen gingen ze naar interviews,
en waren daardoor regelmatig dagen samen. De fotografe ging zich
later toeleggen op het maken van films en stopte daarmee om een
opleiding tot meubelmaakster te volgen. De opleiding werd voortijdig
afgebroken, omdat ze terug naar haar geboorteplaats, het eiland Jeju,
vertrok om daar voor haar moeder te zorgen die in een beginnend
stadium van dementie verkeerde. Ze bleef wel meubels maken en
dus – daar is het weer – hout verwerken. Ook het contact tussen haar en Gyeong-ha
bleef, maar wel op steeds grotere afstand (in vogelvlucht ligt het
eiland op 450 km van Seoel). Nu In-seon in de hoofdstad in het
ziekenhuis terecht is gekomen, heeft ze weer contact opgenomen. Ze
vraagt haar vriendin dwingend om naar haar huis te gaan om te zorgen
voor haar pratende grasparkiet Ama.
![]() |
| IJskristallen, in 1902 gefotografeerd door de amateurweerkundige Wilson Bentley van wiki. |
Op de tocht naar de woning
en het atellier van In-seon krijgen we meer van die flarden. Met een
literaire terughoudendheid worden we voorbereid op wat komen gaat.
Het verhaal is bekend en juist daarom houd ik mijn hart vast. Ooit
streepte ik in een geschiedenis boek de volgende passage aan: “On
Cheju Island that year [1949] the people's committee was finally
rooted out only after a sustained assault that destroyed three
fourths of the island's villages and left tens of thousands dead.”*
De roman noemt 30.000 doden op Jeju en 200.000 in het hele land. Die
dood wordt beschreven met aandacht voor de georganiseerde
massamoorden. In deze geromantiseerde vertelling komt het meer binnen dan destijds bij het lezen van het geschiedenis boek.
![]() |
| Bron: stripverhaal Hendrick Hamel: de schipbreuk, door Roel Mulder. |
Het is geen onbekend eiland. Maar tijdens het lezen van het boek wil ik er meer van weten. Het is ovaal en vier maal zo groot als Texel. Een kijkje met google maps laat zien dat ook Jeju tegenwoordig een ideale vakantiebestemming is.
Het ligt 100 kilometer van het Koreaanse vasteland, op het snijpunt tussen Gele, Japanse en Zuid-Chinese Zee en je hoeft geen groot strateeg te zijn om de ook strategische waarde ervan te zien. Er is verder terug in de geschiedenis ook een relatie met gestrande Hollandse zeelieden. Het eiland zit zelfs in een Nederlandse strip over zeevaarder Hendrick Hamel (hij is in Korea bekender dan in Nederland) die er schipbreuk leed en vervolgens 13 jaar in het land verbleef.**
![]() |
| bron: Facebook, No naval base in Jeju! |
Op Facebook ben ik al jaren geabonneerd op een pagina No Naval Base on Jeju! Volgens een van de bijdragen is het een van de langst durende protesten in de wereld. Die opmerking werd geïllustreerd met een foto van mensen in kleine bootjes voor een vliegdekschip (vermoedelijk tijdens het vlootbezoek van de USS Ronald Reagan). Een eis bij de protesten is dat de Verenigde Staten excuses aanbieden voor de betrokkenheid bij de gruwelen. Volgens de South China Morning Post is die betrokkenheid niet bewezen, maar wordt ze wel algemeen aangenomen op het eiland. Kang laat In-seon zeggen dat de 30,000 slachtoffers – en de 200,000 in de rest van Korea – geen toeval zijn; het militaire VS-bestuur verordonneerde dat iedereen op het eiland, grofweg driehonderdduizend mensen, weggevaagd moest worden als dat nodig was om hun communisme te stoppen. Ook dit onderzoeksrapport laat weinig misverstanden over die betrokkenheid en aansturing bestaan. De eis voor excuses van de bewoners bij de komst van de Amerikaanse vloot legt een link tussen feit en fictie.
![]() |
| Bron foto:The Jeju 4.3 Incident Investigation Report(p. 17) |
Nu weer terug naar
Gyeong-ha, In-seon, de grasparkieten, en de ervaringen nog voordat de
Korea-oorlog begon.
De vogel wordt
begraven. Wat over zal blijven als de dooi inzet zijn wat veren en de
holle botten. Zo verwijst zelfs deze parkiet naar de graven op het
eiland, waar de slachtoffers van de terreur tegen het rode gevaar en
iedereen die daar mee in verband werd gebracht in zijn verdwenen; van
nul tot tachtig kregen ze de kogel. Aan de rand van het strand
bijvoorbeeld, wel zo praktisch de zee ruimt de lijken op en wist de
sporen uit. Tien per keer op een rij, met een kogel in de rug. Bij
invallen in dorpen werden hele gezinnen afgemaakt als er een
mannelijk gezinslid niet aanwezig was en de huizen werden vernield.
Het verwerken van dit soort informatie in een roman is knap en wordt
zo gedaan dat het weegt, beweegt, en oprecht
treft, maar niet als sensatiezucht
gelezen kan worden of als
een bittere suikerspin gesponnen van leed verkocht wordt. Daarvoor laat de tekst teveel ruimte. Je kan
ook niet naar dingen willen kijken, zoals Gyeong-ha zich
bedenkt bij het lezen van knipsels over de massamoorden. De filmfragmenten,
herinneringen, krantenknipsels, en teksten uit onderzoeken die ze tegenkomt, vertellen
dat verhaal tot aan de Gyeongbuk Kobaltmijn slachtoffers op het vaste
land en dat van de Associatie die hen niet wilde vergeten.
De
aandacht van de schrijfster voor het persoonlijke en het
maatschappelijke vormen de basis voor een prachtig boek.
Zuid-Korea is en was bondgenoot van het Westen. Sterker nog Nederland vocht zelfs
een paar jaar later tijdens de Koreaanse oorlog aan de kant van het
Zuiden, een land dat kort daarvoor honderdduizenden standrechtelijke
moorden uitvoerde, op alles en iedereen die verdacht was, op mannen vrouwen, kinderen, baby's zelfs. Het
huidige Zuid-Korea in zijn eerste jaren wordt hier geschilderd in
donkere kleuren. De Westerse bemoeienis ermee komt ook af-en-toe aan
de orde. De vertaler naar de Nederlandse versie stelt dat: “Het
Zuid-Koreaanse leger heeft toen op bevel van de Amerikanen besloten
die [allerlei linkse groeperingen] uit te roeien in een poging het
communisme in te dammen.”
Het zou tot een kritische of op zijn minst bescheiden visie op de rol van het 'Westen' in de wereld
moeten leiden. Maar naast die historische machtspolitieke gruwelen is
het boek ook een roman die mensen laat zien. Mensen in hun kracht en in hun zwakte, al zijn ook die laatsten wel eens sterker dan ze ogenschijnlijk
lijken, zoals In-seons moeder en zij zelf gaat uit van het motto: 'Ik
ga in elk geval door'.
De tekst op de binnenflap zegt dat
het boek een hymne is over vriendschap, een lofrede op de
verbeelding, maar bovenal een pleidooi tegen het vergeten. En bij dat
laatste gaat het over de grimmige geschiedenis van het eiland. Misschien zijn
de vriendschap en het niet willen vergeten hier niet te scheiden. De
vriendschap ontstond immers na het filosoferen over de vrouw uit een sage
die versteende omdat ze omkeek naar een in een stroom verdwijnend dorp, terwijl ze wist wat het resultaat van dat omkijken zou
zijn als ze dat zou doen voordat ze over de berg heen zou zijn. Het
is de enige keer niet dat in het boek juist geen afscheid genomen
wordt; ook daar waar dat logisch lijkt of onvermijdelijk schijnt. Soms blijft men aanwezig op het magisch realistische af. De vrouw op de berghelling wilde
niet vergeten, niet loslaten; er was iets, er waren mensen, waarvoor ze om wilde
kijken. We do not part uit de titel heeft die betekenis, naast dat ze
de vriendschap bevestigd met een: we zeggen elkaar geen vaarwel.
Tijdens
het lezen weet ik al dat ik het boek uit zal lezen en dan is het
ermee optrekken voorbij. Het blijft dan nog een tijdje in mijn hoofd
rondwaren en er komt een tekst met mijn gedachten erover. Maar. Het is een boek om te herlezen. Niet alleen om geen
afscheid te hoeven nemen, maar ook omdat ik er zeker van ben dat er
meer draden in het weefsel ervan verwerkt zijn dan ik deze eerste
keer heb gezien.
* Carter J. Eckert, Ki-baik Lee, Young Ick Lew, Michael Robinson en Edward W. Wagner, 'Korea old and new: A history'(Seoel: Ilchokak, Publishers, 1990), p. 339. In het boek wordt een andere spelling voor Jeju gebruikt, nl. Cheju. Die strepen heb ik bijna een kwart eeuw geleden gezet, maar met deze roman hebben ze veel meer relief gekregen. Overigens komt ook Gwangju (hier Kwangju) uitgebreid aan de orde in Korea old and new.
** De strip is nog niet op papier uitgegeven. De financiering is nog niet rond. Wel heeft de hendrick Hamel Art Company uit Gorinchem een vierde druk (oktober 2022),van het door Hamel geschreven journaal van een dertienjarig gedwongen verblijf in Korea en de ontsnapping er vandaan (slordig en uitgebreid met wat Gorinchemse context) uitgegeven: Hamel's Journaal. (1e Druk 2003, Donker B.V., Uitgeversmaatschappij Ad.)
Hamel vertrok als VOC-boekhouder in 1653 vanuit Batavia (Jakarta) naar Formosa (Taiwan) met het jacht de Sperwer om daar de nieuwe ambassadeur Cornelis Ceasar en wat militairen voor het destijd
onder Nederlands bestuur vallende eiland af te zetten. Na vertrek richting Japan sloeg het schip in augustus van hetzelfde jaar op de tocht van Formosa naar Decima in Japan op de rotsen van het eiland ten zuiden van het Koreaanse vaste land.De overlevenden mochten Korea niet meer verlaten. Pas dertien jaar later slaagden acht van hen erin op een klein zeilschip te ontsnappen. Hamels journaal zou het geisoleerde Korea ook in het buitenland bekend maken.
In Gorinchem is sinds 2015 een intiem museum gewijd aan Hamel dat is ingericht in een reconstrueerd huis op de plaats waar hij geboren werd. Er is een traditionele kamer, een VOC-kamer, en een Korea ruimte. Deze laatste valt op door de omvangrijke en vakkundig in Korea gemaakte maquettes van de scheepsramp, militaire gebouwen en het paleis van de koning.







Geen opmerkingen:
Een reactie posten