Bij een
put staat een man. Hij trekt wat aan de groene draden om hem heen.
Een
kilometer verderop staat weer een man. Hij is bezig zijn boeltje in
te pakken.
“Mag ik
wat vragen,” het antwoord denk ik al te weten, “waarvoor zijn die
kabels?”
De man
antwoord: “Voor glasvezel.”
“Hoe
gaat dat dan?” ga ik door, want ik zie de groene glasvezeldraad
verdwijnen in een roze slang, maar begrijp het niet meteen.
“Dit is
nieuw,” zegt hij in gebroken Nederlands, maar trots, “de draad
wordt een kilometer ver onder de grond geblazen door dit apparaat.”
Het is
nauwelijks voorstelbaar. Ik moet aan een mol denken, maar laat het
achterwege om te zeggen: “als een groene mol.”
Iets
verderop staan mannen als vanouds een sleuf dicht te gooien. Maar ze
zijn ook daar onder de weg doorgegaan zonder een spoor achter te
laten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten