De trein naar Pavlosk en Oostvoorne is een verhalenbundel van Toon Tellegen over zijn opa. De verhalen zijn met zijn bekende vederlichte handen geschreven. Hij verbindt waarheid en fantasie; in Oostvoorne is immers in de verste verte geen trein te vinden. In Pavlovsk (bij St. Petersburg) wel, maar daarvandaan zijn opa en oma gevlucht naar Nederland en het zal geen reisdoel meer zijn.
Toon Tellegen, schrijver van Nederlandse pareltjes, is het kleinkind
van een vluchteling voor de revolutie van begin vorige eeuw. Die
komst verrijkt Nederland nu met verhalen uit St. Petersburg en met
petit histoire over de tsaar die in een van de verhalen in
zijn been wordt gebeten door een hond, waarop de tsaar alle honden
uit het hele land laat afmaken.
Tellegens verhalen in dit boek beschrijven een man die in zijn hoofd
leeft waar hij vandaan komt en met wie en wat hij daar kende. Zo
schildert Tellegen een man die handelaar was in huiden en
levensmiddelen met een blik op het Rusland van voor de revolutie. Opa
vertelt verhalen over de dood. Vertel die jongen toch mooie verhalen
en niet zulke sombere, zegt zijn oma dan. Nederland was eerst zijn
markt en later zijn toevluchts- en verbanningsoord.
Zo ontstaat ook een beeld van de jongen die luisterde, opschreef en uit die verhalen een aangenaam leesbaar tijdsbeeld creëerde. Bovendien maken ze duidelijk van wie de schrijver zijn rijke fantasie erfde.
Zo ontstaat ook een beeld van de jongen die luisterde, opschreef en uit die verhalen een aangenaam leesbaar tijdsbeeld creëerde. Bovendien maken ze duidelijk van wie de schrijver zijn rijke fantasie erfde.
Slot van het eerste en tevens titelhoofdstuk:
Zo
rijden wij door de nacht – mijn grootvader, mijn moeder
en
ik,
en
praten zachtjes met elkaar
over
dingen die we nauwelijks weten
en
wat wij wel en wat wij nooit moeten vrezen,
en
over later praten wij
en
over vroeger
en
de geur van oude boekenweekgeschenken over de zomer en de verte
en
het verschil tussen zachte en ruwe berken
en
over het geruis van de zee
en
het land om ons heen
tot
wij alleen de wielen nog horen,
de
wielen van de trein naar Pavlovsk en Oostvoorne.
***
Als Hemingway niet zo'n groot schrijver zou zijn geworden dan was de novelle vast vergeten. Nu is het een onderdeel van een groot oeuvre. In het voorwoord staat dat, door zich af te zetten tegen pretentieuze schrijvers uit zijn tijd, hij met het scheppen van die afstand een weg voor zijn eigen schrijverschap open legde. Schrijvers die wél vergeten zijn.
***
***
Op
de kaft van de versie die ik lees zijn afgebeeld een bord witte bonen
in tomatensaus, een indianentooi, een vogel, de stars
and stripes,
poolbiljartballen en naast nog wat kleinigheden een reclame bordje
met Brown's
Beans Best By Test.
Al die attributen komen terug in het verhaal en Brown's eettentje
speelt er een centrale rol in. De locaties: spoorlijn, de
pompenfabriek, en bar achter een luik bovenop een hooizolder,
ontbreken op die cover van The
torrents of Spring
door Ernest
Hemingway.
Zoals er in het verhaal ook delen zijn weggelaen die gebeurt zijn.
Het boek is gepubliceerd in 1926 en bedoeld als parodie op werk van tijdsgenoten (met name het boek Dark Laughter van Sherwood Anderson). Om te kunnen beoordelen wie en wat precies op de hak genomen wordt, in de nogal typische stijl die Hemingway hanteert en die kunstmatig gewicht geeft aan minder gewichtige zaken, is kennis van de Amerikaanse literatuur uit begin vorige eeuw nodig. Maar een goede parodie is meer dan alleen dat. Het boek kan ook op zichzelf staan.
Er passeren belangrijke thema's zoals het effect van de gevechten in de Eerste Wereldoorlog op personen, de onhandigheid om te gaan met relaties, en de afstand tussen wit en zwart (waarbij ook de 'indianen' horen). Het is een hallucinant boek en om dat te smaken hoef je Hemingway's tijdgenoten niet te kennen.
Het boek is gepubliceerd in 1926 en bedoeld als parodie op werk van tijdsgenoten (met name het boek Dark Laughter van Sherwood Anderson). Om te kunnen beoordelen wie en wat precies op de hak genomen wordt, in de nogal typische stijl die Hemingway hanteert en die kunstmatig gewicht geeft aan minder gewichtige zaken, is kennis van de Amerikaanse literatuur uit begin vorige eeuw nodig. Maar een goede parodie is meer dan alleen dat. Het boek kan ook op zichzelf staan.
Er passeren belangrijke thema's zoals het effect van de gevechten in de Eerste Wereldoorlog op personen, de onhandigheid om te gaan met relaties, en de afstand tussen wit en zwart (waarbij ook de 'indianen' horen). Het is een hallucinant boek en om dat te smaken hoef je Hemingway's tijdgenoten niet te kennen.
Een
passage waarin tijd en stijl een nadrukkelijke rol spelen.
“Obviously,
walking was not the solution of their problem. Walking was alright in
its way. Coxey's
army. A
horde of man, seeking work, pressing on towards Washington. Marching
man, Yogi [een van de hoofdpersonages uit het boek] thought. Marching
on and on and where were they getting? Nowhere. Yogi knew it only too
well. Nowhere. No damn where at all.” Op
het moment dat Yogi dit denkt, loopt hij op met twee 'indianen' die in
hetzelfde wrakke schuitje zitten als hij.
Als Hemingway niet zo'n groot schrijver zou zijn geworden dan was de novelle vast vergeten. Nu is het een onderdeel van een groot oeuvre. In het voorwoord staat dat, door zich af te zetten tegen pretentieuze schrijvers uit zijn tijd, hij met het scheppen van die afstand een weg voor zijn eigen schrijverschap open legde. Schrijvers die wél vergeten zijn.
***
Weken
heb ik in het boek gelezen, iedere dag een of twee hoofdstukken. Blij
was ik dat ik er wat zinnige woorden over kon schrijven. Maar als ik
het document met besprekingen van in juli gelezen boeken weer open,
zie ik dat er niets van die wijze woorden over is: ze zijn niet
bewaard. In eerste instantie kan ik zelfs niet meer bedenken welk boek het
was. Het was al weer naar de bibliotheek. Een foto van de
cover had ik nog niet bewaard. Geen tekst, geen vouw in een pagina om me
te helpen. Ik wordt verplicht om te graven in mijn geheugen.
Dat graven brengt boven dat het Er is in Rome iets gebeurd van Sándor Márai was. Een boek over gewone mensen (maar toch veelal uit de gegoede kringen), op de dag dat Julius Ceasar is vermoord. Ieder uur zijn, per hoofdstuk, anderen aan het woord die rondhangen of werken in de badplaats Baiae bij Napels. Het begint met slaven die het nauwelijks kunnen geloven dat de keizer verdwenen is en bijna aan het slot bespreken een uitgever en een schrijver hoe ze de brieven die Cicero aan de schrijver stuurde zo kunnen redigeren dat niet de dictatuur, maar de dictator de reden is voor zijn kritiek op Rome. Zo stelt die schrijver zich meteen al in dienst van de nieuwe heerser. In datzelfde gesprek wordt ook de opzet voor Er is in Rome iets gebeurd bedacht. Een boek dat twee millennia later wordt geschreven. Veel van de kritiek die Márai er in verwoord kan dan ook gelezen worden als verwijzing naar recente misstanden, die van alle tijden of die in zijn geboorteland Hongarije.
Op de achtergrond van het gesprek tussen schrijver en uitgever is een bacchanaal gaande compleet met dobbelpartij die uitmond in de dood van een van de twee spelers. Een advocaat maakt een opmerking dat alles om geld draait dat naar pis stinkt; een courtisane waterde inderdaad over de op de speeltafel achtergebleven goudstukken. Cicero komt eraf als een ijdeltuit en op de dag dat Ceasar – die overigens nergens in het boek bij naam wordt genoemd – vermoord wordt, zijn de meesten al weer bezig met hoe de dood van de keizer hun leven kan beïnvloeden en zoeken naar mogelijkheden om daar zo voordelig mogelijk uit te springen. Cynisme voert in het boek de boventoon.
Dat graven brengt boven dat het Er is in Rome iets gebeurd van Sándor Márai was. Een boek over gewone mensen (maar toch veelal uit de gegoede kringen), op de dag dat Julius Ceasar is vermoord. Ieder uur zijn, per hoofdstuk, anderen aan het woord die rondhangen of werken in de badplaats Baiae bij Napels. Het begint met slaven die het nauwelijks kunnen geloven dat de keizer verdwenen is en bijna aan het slot bespreken een uitgever en een schrijver hoe ze de brieven die Cicero aan de schrijver stuurde zo kunnen redigeren dat niet de dictatuur, maar de dictator de reden is voor zijn kritiek op Rome. Zo stelt die schrijver zich meteen al in dienst van de nieuwe heerser. In datzelfde gesprek wordt ook de opzet voor Er is in Rome iets gebeurd bedacht. Een boek dat twee millennia later wordt geschreven. Veel van de kritiek die Márai er in verwoord kan dan ook gelezen worden als verwijzing naar recente misstanden, die van alle tijden of die in zijn geboorteland Hongarije.
Op de achtergrond van het gesprek tussen schrijver en uitgever is een bacchanaal gaande compleet met dobbelpartij die uitmond in de dood van een van de twee spelers. Een advocaat maakt een opmerking dat alles om geld draait dat naar pis stinkt; een courtisane waterde inderdaad over de op de speeltafel achtergebleven goudstukken. Cicero komt eraf als een ijdeltuit en op de dag dat Ceasar – die overigens nergens in het boek bij naam wordt genoemd – vermoord wordt, zijn de meesten al weer bezig met hoe de dood van de keizer hun leven kan beïnvloeden en zoeken naar mogelijkheden om daar zo voordelig mogelijk uit te springen. Cynisme voert in het boek de boventoon.
De
woorden van advocaat Gaius over de aard van de mens, de visie op de
burgeroorlog en de dictatuur van Sulla zijn me een beetje ontschoten,
maar het verbaast me hoeveel weer boven komt tijdens dit gespit onder
mijn hersenpan, terwijl er echt niets meer over was. Mijn verdwenen bespreking
eindigde met een opmerking over de doornappel herinner ik me weer. Die
plant wordt in het boek genoemd wordt als onderdeel van een tegengif
dat de aanwezige medicus in zijn koffer heeft. De doornappel kwam ik
eerder al tegen als drug voor jongeren op Java in de roman Man
Tiger
van Eka
Kurniawan.
Hier thuis bloeide hij op het balkon en tussen alle cynisme van de
wereld, kon de mooie lila bloem ervan me verheugen. Zo is deze
bespreking meer een zoektocht in mijn eigen brein dan in het boek van
Márai geworden. De vraag is wat de lezer van deze bespreking aan dat
graven heeft.
***
Kamiel Dadoud gaat in Moussa of de dood van een Arabier
een pennenstrijd aan met De Vreemdeling van Albert Camus. De
vermoorde Arabier in het boek van de Franse schrijver is nauwelijks
een personage. “Het woord Arabier werd 25 keer gebruikt, in het
boek, maar nooit een naam.” Alsof hij er niet toe deed. Dat zet
Dadoud recht door, Haroen, de broer van de in 1942 vermoorde te,
twintig jaar later te laten vertellen: “mijn broer had beroemd
kunnen zijn als jouw schrijver zich alleen maar verwaardigd had om
hem een voornaam te geven.”
Het verhaal wordt vertelt kort na de bevrijdingsoorlog die het land
in een slagveld had veranderd. Na die oorlog “vrat de rest van
het land de aarde en het restant van de hemel op, evenals de huizen,
de palen, de vogels en alle diersoorten die zich niet konden
verweren.”
Zijn moeder zoekt al jaren naar de moordenaar. Alle straten van
Algiers doorkruist ze, ook die waar de Franse vreemdelingen wonen.
Pas veel later komen Haroen en zijn moeder erachter dat er een boek
bestaat over de moordenaar van Moussa, ene Meursault. “De hele
wereld kende de moordenaar, zijn gezicht, zijn blik, zijn portret en
zelfs zijn kleren … behalve wij tweeën.” Het is de studente
Meriem, die een scriptie over De Vreemdeling wil schrijven en naar
zijn familie heeft gezocht. Zij geeft Haroen een versie van het boek.
Hij vindt het verhaal absurd. Zijn broer wordt niet alleen naamloos
maar ook leugenachtig weggezet omringt door mensen die niet in staat
zijn meer dan twee zinnen te formuleren en meer dan vier woorden
achter elkaar te zeggen. De in De Vreemdeling opgevoerde zus bestaat
niet en is een allegorie of een walgelijk in elkaar geflanst excuus.
Het strand waar zijn broer is vermoord bestaat ook al niet echt.
Haroen heeft Frans geleerd om een paar korte artikeltjes over de
moord op zijn broer te kunnen lezen. Het heeft hem ontwikkelt tot een
man die nergens bij hoort. Hij sloot zich niet aan bij het verzet en
zat als jongen in de klas als een van de twee zonder schoenen. Hij
gelooft niet in God. Wat is een Arabier, vraagt hij zich af. Waar is
het land waar ze wonen? Haroen voelt zich geen Arabier, “zoals
ook het negerdom alleen bestaat in de blik van de blanke.” In
zijn wijk was je moslim, verder niets. En zelfs dat is Haroen niet.
Zijn moeder houdt hem kort, voor haar is hij niet meer dan een middel
in functie van het bestaan van zijn broer.
Haroen vermoord op zijn beurt een Fransman, die ook niet erg gekleed
wordt neergezet. De man wordt bekneld tussen twee verhalen en door
Haroen neergeschoten met twee kogels uit een toevallig gevonden
revolver. Haroen zoekt meteen naar rechtvaardigingen. Het was geen
moord maar een teruggave. Dat de man geen moslim was, maakte dat hij
gedood mocht worden. Dat is een zwakte bod, begrijpt Haroen
onmiddellijk, want zelf ook geen gelovige.
Door de pennenstrijd komt Moussa niet echt tot leven, veel is er niet meer om over hem te vertellen, maar wel zijn broer wiens leven kapot werd gemaakt door de moord op zijn broer en verbetenheid van zijn moeder hem in te zetten om Moussa weer tot leven te wekken.
Door de pennenstrijd komt Moussa niet echt tot leven, veel is er niet meer om over hem te vertellen, maar wel zijn broer wiens leven kapot werd gemaakt door de moord op zijn broer en verbetenheid van zijn moeder hem in te zetten om Moussa weer tot leven te wekken.
Ik lees met moeite, maar wel graag. Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf 31 januari 2018, op de laatste dag van de maand, zet ik kort (het moet het lezen zelf niet in de weg staan) op een rijtje wat ik las. Want ook bij het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten