zondag 30 juni 2019

Boeken in juni


De vrouw achter de horizon van Yann Queffélec is een boek over gekwelde en kwellende zielen. Het grootste deel van het verhaal speelt in een Russisch houten huis in een bos in Frankrijk. Een boek waarin het 'menselijk tekort' centraal staat, aldus de achterflap.

Waarom lees ik dit boek over naarlingen eigenlijk? Om te lezen hoe ze zo gekomen zijn, is het antwoord aan mezelf. Vader Vladimir vraagt het zichzelf af: “Maar wie heeft ons zo vernietigd? Wie heeft mij zo verwrongen, terwijl ik toch zo op het rechte pad liep? Wat is er gebeurd?” Maar aan het eind blijf ik wat dit betreft bijna met lege handen achter. De schuld ligt bij de moeder die verdween.

Ik geloof het verhaal maar half. Een zinnetje aan het slot van het boek illustreert waarom het niet overtuigend kan zijn: “Tita struikelde opnieuw, kwam buiten adem overeind, haar ziel in verwarring,” het is dramatisch, maar net iets te dramatisch.

Op een goede afloop hoef ik niet te rekenen, want diezelfde achterflap meldt: “als bij een koningsdrama van Shakespeare liggen aan het eind alle kegels omver.” Maar de schrijver uit Stratfort-upon-Avon smeet altijd veel humor en een diepere betekenis in zijn toneelstukken. Aan een teveel aan humor lijdt Queffélec's boek niet. Het gaat over de littekens van de geschiedenis, van de familie, van het noodlot waarin de spelers inderdaad omgaan als kegels bij een strike op een bowlingbaan. Zelfs de bal rolt buiten beeld.

De grootmoeder scheldt graag met hoerige Jodin. Je komt in de literatuur veel van dit soort antisemitisme tegen. In de 19e eeuw en het interbellum was het schering en inslag, maar dit boek is verser, van 1988. De schrijver meende kennelijk dat dit een deel was van de realiteit die hij wilde beschrijven. Dat geeft een podium enerzijds, maar is anderzijds ook een waarschuwing. Je snapt de angst bij de potentiële slachtoffers dat 'het' weer zal gebeuren. Dat hoeft geen noodlot te zijn.

***

Het Franse testament door Andreï Makine gaat over opgroeien in Rusland, zowel in stad als platteland met een oma die een Franse achtergrond heeft. Charlotte vertelt tijdens de zomervakantie verhalen en ze heeft tegen wil en dank een kist vol krantenknipsels die zelfs de Tweede Wereldoorlog overleefd heeft. Die achtergrond en de exotische beelden van het Parijs van net voor de eeuwwisseling – van 19e naar 20ste – bepaalt de ontwikkeling van de identiteit van de hoofdpersoon en verteller in het boek.

In zijn klas op de de middelbare school heeft Alyosha, zoals hij eenmaal genoemd wordt, drie soorten medeleerlingen: proletariërs (die sensatieverhalen willen), techneuten (die over het hoe-en-wat willen horen) en de intelligentsia (die gaan voor spitsvondige taalgrappen). Hij rekent zich tot alle drie de groepen, maar hij blijft uiteindelijk de buitenstaander, de Frantsouz. In het boek wordt verklaard, gezocht, en gekrabt aan diepere zaken. De zoon van de Franse oma moet wel, omdat niets vanzelf spreekt. Hij heeft anekdotes op maat voor iedere groep. Het is de woeste Pasjka die geraakt wordt door een verhaal, waardoor de verteller begrijpt dat het in een verhaal niet over anekdotes gaat maar over een duidelijk waarneembare harmonie, stijl, die doel treft.

Woorden en taal zijn belangrijk in elk boek, maar hier spelen ze een hoofdrol, zoals het uitspreken van petit pomme (om een glimlach op het gezicht te toveren bij het nemen van een foto), en zelfs het testament uit de titel is een slordige vertaalfout voor erfenis door een snelle zaken-Rus van na de val van het Sovjetrijk. Dichtwerk wordt besproken en de vertalingen ervan, want de vertaler van romans is de slaaf van de schrijver, de vertaler van gedichten de rivaal. Zongen de matrozen of schreeuwden ze? Was het van belang dat dit in de herfst gebeurde of niet? Woorden ook als vulling van de stilte niet om iets wezenlijks te zeggen, want “ze bedwelmen zich met die brij van stemgeluiden. Het wezenlijke is daarentegen onzegbaar.” Met die constatering lag de kindertijd achter de verteller.

Taal is ook van belang omdat de oma een halve eeuw in Rusland woont en haar Frans moet onderhouden door te lezen en gesprekken met de kleinkinderen in die taal. Toch had het Frans van Charlotte “een buitengewone natuurlijkheid behouden, vol zeggingskracht en zuiver.” De verteller zoekt zelf naar woorden en vergist zich wel eens en 'brood' wordt dan 'boord'.

Toch zijn het niet woorden, maar beelden die centraal staan. Dezelfde wereld werd door de hoofdpersoon opeens anders gezien op het balkon van een trein; het brein voegde stukken leven aaneen met een eigen ritme. Het lijkt de kern van het boek. De geschiedenislessen op school zijn eenduidig: de tsaar is fout en Lenin is goed. Die stelling wordt onderbouwd met het gegeven dat de tsaar verantwoordelijk was voor de tragedie van Chodynka (in het boek Khodynka en niet heel adequaat beschreven) waar in gedrang tijdens een kroningsfeest 1.389 doden vielen en 1.300 gewonden en diezelfde tsaar liet op 9 januari 1905 het vuur openen op demonstranten – honderden kwamen om. De verteller ziet echter ook de tsaar met zijn vrouw in Parijse opera.

Is het de tweetaligheid die maakte dat hij de dingen anders ziet? Hij vraagt zich af of die andere kijk een voordeel of nadeel is. Zijn opa die dokter is hoort van een hoge politiefunctionaris dat een arbeidersdemonstratie met mitrailleurs beschoten zal worden en waarschuwt de demonstranten. De beschieting gaat niet door. De jongen vraagt zich af waarom een bevoorrechte bourgeois dat doet, het strookte niet met het zwart-wit wereldbeeld: “Uit de menselijke massa, zo gemakkelijk in tweeën gehakt, rees de mens met zijn onvoorspelbare vrijheid op.”

Gruwelijk is het verhaal over de samovars, de mannen die op kistjes rondrijden, omdat armen en benen van deze oorlogsslachtoffers ontbreken en er dus uitzien als de Russische warmwaterkannen. Als er één bestolen wordt, rijdt hij met een rotvaart op de dief af met een mes tussen de tanden. Het ontaard in een algemene vechtpartij: “Charlotte zag twee andere samovars op de eenarmige toesnellen die met krachtige hoofdbewegingen op het lichaam van zijn tegenstander instak.” Het is geen boek dat de sensatie om de sensatie zoekt, maar wil verklaren. Ze vochten niet om het gestolen geld, maar om zich op het leven te wreken. Niet gevallen op het veld en niet gewonnen als een held. De gadegeslagen seks door twee patrijspoorten wordt metafoor voor twee zijden aan de vrouw in het algemeen en een eigen eerste keer om te beschrijven hoe de lust na de daad wegebt en de partner niet meer begeerd wordt. Hiermee wordt ook verklaard waarom de verkrachter van Charlotte haar om het leven kon willen brengen na zijn gewelddaad. Of die opmerkelijke gedachte hout snijdt? Mooi is het verhaal uit de gruwelijkheid van het beleg van Stalingrad. De plaatselijke dronkaard in het kleine dorpje aan toendra, waar Charlotte woont, heeft tijdens die slachting gezien hoe in het rustige water, langs het witte zand en het riet, de jonge vissen opsprongen in de Wolga. Dat contrast maakte gevoelens los die alleen aan de Française verteld konden worden. Weer die woorden, weer die taal, weer die beelden.

Het is een boek waarin woorden worden gebruikt om te proberen het wezenlijke te zeggen. Zelf heb ik weinig met een stelling als: een man zijn betekent voortdurend aan vrouwen denken. Het klopt volgens mij niet en is van een platheid die door het boek heen juist op de korrel wordt genomen. De roman vertelt in zijn ontknoping dat identiteit aangeleerd is en geen natuurlijk gegeven. Dat lijkt nog steeds een akelig actueel thema.

***

Ze hebben mijn vader vermoord van Édouard Louis is een boekje met de omvang van een boekenweekgeschenk. Je zou het in een ruk uit kunnen lezen, maar geschreven met zoveel venijn in de pen is dat voor sommigen misschien teveel. Het is literatuur met scherpe boodschap. Hardheid en uitzichtloosheid in een gezin in Noord-Frankrijk en daarin uiteindelijk het intellect inzetten om de menselijkheid herkennen.

De vader waarover het boek gaat, wil met zijn zoon over de golven rijden met uitzicht op de zee. De jongen kent de uitdrukking niet 'over de golven rijden'. Maar als de auto het strand op racet, recht op de golven af, dan denkt hij dat de vader zichzelf en hem van het leven wil beroven door niet over maar in de golven te rijden. Hij roept dat zijn vader moet stoppen. Die draait nog net op tijd om met twee wielen in de zee en twee wielen op het strand om parallel aan het water te rijden. Aan de zeekant van de auto is het net alsof hij erin rijdt. Er is wel uitzicht, maar kwellend. De vader meent dat zijn zoon zich niet aan moet stellen, geen mietje moet zijn en zich als een man gedragen. Ruimte wordt gesloten.

De vader is volgens de zoon zelf slachtoffer van die mannelijkheid. Hij moest gaan werken om te laten zien wat hij kon, en niet studeren. Zo is hij veroordeeld tot armoede. “Afkeer van homoseksualiteit = armoede,” voegt Louis aan die constatering toe. Schoolkennis heeft de vader niet, dat merkt hij tot zijn schaamte in gesprekken met zijn zoon. Maar die school leert de zoon ook niets over de geschiedenis van de vader.

Zijn klasse is kapotgemaakt, vernederd, gesloopt en ontkent door achtereenvolgende regeringen die bij naam worden genoemd: Chirac, Sarkozy, Hollande, en Macron. De politieke klasse doet aan politiek, maar de beslissingen zorgen bij hen “nooit voor spijsverteringsproblemen, een regering verbrijzeld nooit hun rug (…) de politiek veranderd niets of erg weinig aan hun leven. Voor de heersende klasse is politiek meestal een esthetische kwestie: een manier om over zichzelf te denken, een manier om de wereld te zien, om zichzelf op te bouwen.” De zoon zegt: “Het verhaal van je lijdensweg draagt namen,” en hij wil uit wraak die namen tot een onderdeel van de geschiedenis maken.

De zoon was slachtoffer van de vader. Hij onttrok zich eraan door naar Parijs te vertrekken en zich met politiek bezig te houden. Daarmee is het geen literatuur van deze tijd. Afgeven op het vuige van de politiek is bon ton, niet de politiek als deel van de oplossing zien. Ze zijn uiteindelijk tot elkaar gekomen. De vader is op zijn oude dag trots op zijn zoon. Niet langer ziet hij homo's en buitenlanders als oorzaak van de problemen, maar stelt het racisme in Frankrijk juist aan de kaak. “Je hebt gelijk. Je hebt gelijk, volgens mij zou er eens een goeie revolutie moeten komen,” zegt hij over de politieke activiteiten van de zoon in de laatste zin van de novelle.

***

De wei was warm en zacht en rook naar bloemen, daar kon de jager in Het huis aan de rand van de zee niets aan veranderen. Randall Jarell schrijft over de bewoner van de blokhut met één kamer. Het boek is geïllustreerd door Maurice Sendak met landschappen, zonder mens noch dier.


De jager is de eerste bewoner van de hut. De tweede is een zeemeermin waarmee de man voorzichtig contact legt. Het huishouden breidt uit met een beer en een lynx en tenslotte met een jongen, die als schipbreukeling aanspoelt op de kust.

De zeemeermin is een liefhebster van nieuwe woorden, informatie en gedachten. Ze wilde niet vastroesten en daarom is ze de enige van haar volk die het zeeleven heeft ingeruild voor leven op land. De beer is een lompe goedzak. De lynx een nobel zilveren dier die met zijn sprongen over het gras zweeft. De jongen neemt alles op; de wereld van zijn vader en die van zijn moeder. Hij spreekt net zo makkelijk haar als zijn taal.

Het leven in die hut is ondanks de verschillen in postuur en gewoontes harmonieus. De jongen kon zich niet herinneren ooit ongelukkig te zijn geweest, maar wat gelukkig zijn was wist hij niet.
“Kun je het leven ook niet leuk vinden?” zou hij antwoorden op de vraag naar geluk.

Toch is het de idyllische wei met bloemen die aan het sneuvelen is. Hij blijft niet bij wat wij ook aan het doen zijn. Definitiever dan bij de vrees om De Bom, komt het verdwijnen nu stap-voor-stap dichterbij.

Ik lees met moeite, maar wel graag. Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf 31 januari 2018, op de laatste dag van de maand, zet ik kort (het moet het lezen zelf niet in de weg staan) op een rijtje wat ik las. Want ook bij het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken.

2 opmerkingen:

Ron Roelandt zei

"Het huis aan de rand van de zee" trekt me. Bedankt voor de tip, Martin.

martin zei

Graag gedaan.