zaterdag 28 september 2024

Woede


Woede heet het boekenweekgeschenk van 2001 dat is geschreven door Salman Rushdie*. Het roept de vraag op of Woede voor Het geschenk is geschreven of dat de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB) 'slechts' een vertaling heeft uitgegeven. Tot dan toe was het geschenk nog niet verder over de grenzen gekomen dan de bijdrage van wat Vlamingen of zelfs een hele uitgave door Hugo Claus (waarin woede of koleire ook een belangrijke rol speelt), maar die zijn wel afkomstig uit hetzelfde taalgebied.

Woede wordt op de achterflap in een paar punten bondig beschreven:
“Woede is een roman over een oude, diepe liefde die misgelopen is, over een tweede, verknipte hartstocht die gebaseerd is op een misvatting, en over een derde, hartstochtelijke liefde die weleens heel goed zou kunnen uitpakken.” Het boekenweekgeschenk zelf is 2½ keer zo omvangrijk als vrijwel elk ander geschenk van na de Tweede Wereldoorlog.**

Poppenmaker
Met dat citaat van de achterpagina is ook gelijk de hoofdstructuur van het boek verteld. Die loopt van mislopende relatie naar een volgend falen, waarbij de uitbarstingen en irritatie blijven. Een vrouw die hoofdpersoon Solanka terloops aanspreekt kreeg te maken met een veel grotere razernij dan ze verdiende; een vloedgolf die hem zelf schokte. Je moet je tijdens het beschreven leven wel af gaan vragen waar deze uitbarstingen vandaan komen. Of is de oorzaak alleen alleen de stroom aan ergernissen, lawaai van holle vaten en de markt die van het leven is gemaakt. Dat lwaai wordt bovendien gecombineerd met de excentrieke instelling van de voormalige hoogleraar geschiedenis die doceerde aan Cambridge. Malik vestigde zich darna in New York waar hij poppen maakte, elke met een eigen karakter en achtergrond. Londen, vrouw en zoon, liet hij achter, verjaagd door een mes dat hij boven het hoofd van zijn vrouw hield. New York en de Verenigde Staten moeten hem leeg maken en onthechten en daarmee zijn boosheid, angst en pijn verjagen. Die wens zal niet opgaan.

Teugels
Gevoelens van woede komen veel en in tal van vormen in het boek voor, evenals pogingen om ze in toom te houden. Dat tweede bijvoorbeeld door de visualisatie ervan of door de hand van een vrouw op de arm van Malik Solanka. Meestal gaat het om kleine zaken die de kiem ervoor zijn. Woede is een reactie op luidruchtige werkmannen, herrie in het algemeen, vermeende stompzinnigheid bij relaties, platte commerciële beelden en het alomtegenwoordige consumentisme. “Woede is een roman over wat woede kan doen met een mensenleven,” zo vat diezelfde achterflap het boek in een zin samen.

Tegenslag
Het geschenk is zo volgepakt dat er eindeloos veel losse flarden uitgehaald kunnen worden om een bespreking te verlevendigen. Krysztof Waterford-Wajda, Dubdubs genoemd, een jeugdvriend van Solanka, zit met zichzelf in de knoop. Malik vindt dat hij zich niet zo in zelfbeklag moet wentelen. Alles zit hem immers – ondanks zijn ogenschijnlijk kleine brein – mee. Het is een opmerking om later spijt van te krijgen. Niet alleen omdat Dubdubs zelf ook uitgaat dat je het moet doen met de wereld die er is, met alle gebreken en op die filosofie een hele carrierre weet te bouwen, maar ook omdat dit onverstandig is. Tegenslag uitmeten is misschien niet mooi, flitsend,
nice en cool, maar er moet toch ruimte voor zijn. Zo niet, dan kan het wel eens misgaan. De reactie op de klagende vriend is in Woede een bungelend draadje, waar je ook een hele roman op zou kunnen enten. Een van de vele losse eindjes.

Nederland
In het boek komen we wat referenties naar Nederland tegen. Zo lezen we de naam van Patrick Kluivert, van Rutger Houwer, Erasmus, straatnamen in new York die verwijzen naar Holland, zoals de Amsterdam Avenue. Bovendien is de poppenmakerij door Solanka begonnen na een bezoek aan het Rijksmuseum en geïnspieerd door de grote poppenhuizen die daar staan. De Nederlandse lezer kon gerust zijn, het kikkerlandje aan de Rijn bestond ook in een boek dat niet door een Nederlander was geschreven. Maar vaker nog komt India aan bod. Engeland en de Verenigde Staten nog veel meer.

Besprekingen
In een recensie van de Engelse uitgave beschrijft Jonathan Cape de overeenkomsten tussen Solanka en Rushdie, maar de recensent stelt ook dat de vulkaan in de protagonist de smaak van het millennium is en in elk mens te vinden kan zijn. In Nederland laat Graa Boomsma zijn pen over het boek gaan. Hij constateert dat Homeros niet toevallig opduikt in Woede. Het noemt het een furieuze roman “over de mechanisering van de mens en de vermenselijking van de mechanisatie die wortelt in de Griekse mythologie.” Hij citeert: “In Athene werden de Furiën beschouwd als de zusters van Aphrodite. Schoonheid en wraakzuchtige toorn ontsproten aan dezelfde bron. Homeros zei het al.” Boomsma geeft in zijn bespreking de lezer veel handvatten om het boek te grijpen.

Boodschap
Woede is een boek dat de lege ziel van de tijd beschrijft en waarin de gebakken lucht als echte taarten wordt uitgestald. Die leegheid moet wel tot verwrongen reacties leiden en daarover gaat dit boek. Evengoed laat Woede zien dat een goede vader zijn waardevol is om gedeukte vermaledijde levens te voorkomen.

Furiën
Mooi geschreven? Vaak, niet altijd. Wel veel informatie over tal van onderwerpen; de ketting van de woede is geregen met een soepelheid die bewonderd moet worden. Het is een boek om te laten bezinken. Als alles handel wordt, verdwijnt er ook veel van waarde. Overvloed is geen rijkdom. De wereld als koopwaar is terecht reden voor een furieus boek. Graa Boomsma noemde het een geschenk aan Nederland. Hij staat niet onterecht stil bij de drie Griekse Furiën, die de versie van de originele taal, het Engels, zijn titel heeft gegeven. De Furiën, ze blijven terugkomen en staan op een gegeven moment zelfs alle drie aan het bed van Solanka. Een van de drie zal haar eigen furieuze idealen volgen en dat dit onverstandig kan zijn, laat het boek ook zien.

Die
“Furiën zweefden oven Malik Salonka, boven New York en Amerika, en Krijsten. In de straten beneden schreeuwden het menselijke en onmenselijke verkeer zijn tot razernij gebrachte instemming terug.” Dit citaat volgt op een pagina lange aanklacht tegen de machines die zich boven het hart willen stellen; de overmaat aan gemak; het verlies aan taal; geweld boven dromen; en het uitgeklede leven. Maar een geschenk aan Nederland? Het is duidelijk ook een geschenk aan de grotere wereld, de wereld van wereldtalen. Zouden er veel andere boeken in Nederland zijn die in 2001 in een zin de Dalai Lama naast Donald Trump opvoerden? Een beetje over dijken kijken kan soms vergezichten opleveren: de ruimte van een wereld die groter is dan de polder.

Tapijt
Dat het boek als
wollig wordt neergezet is ook te begrijpen; dus geen ketting maar een steeds voller kleed waar je door de draadjes de beelden niet meer ziet. Het is een boek waarin, ondanks drie vertalers, wel eens lange zinnen de weg kwijtraken. Dat is jammer, maar ook helaas.

Bijna een kwart eeuw later kan je het ook zien als een boek over de boze man, met een afwijzende mening over alles. Maar onder al dat stof is toch zichtbaar het te kakken zetten van leven in de leegte, consumeren tot de dood er een einde aan maakt en waarin zelfs levenloosheid een product wordt. Er zijn betoverende vrouwen, en zelfs iets buitenissigs als de smeltende gletsjers komt voor, eigenlijk de hele mikmak. Het is een wereld waar een veelheid aan feiten en indrukken een persoon en het verhaal kleurt. Als je net even anders naar het tapijt kijkt dan zie je de plaatjes wel en als je later weer kijkt zie je mogelijk zelfs een ander beeld. Als je dat niet lukt wacht je een jaar op een novelle van 96 pagina's met een onderwerp van hier, zoals een overzichtelijke doodgelopen relatie in een huis aan de duinen. Bij het beschrijven van het leven in het geruis en herrie van New York is een overzichtelijk borduurwerk als Canto Ostinato misschien minder geschikt dan een woest muzikaal tapijt als Bitches Brew, dat de razernij van de grote wereld laat horen.

Aanslag
In 2022 werd een aanslag op Rushdie gepleegd. Over woede gesproken. Het CPNB besloot destijds het boekenweekgeschenk uit 2001 gratis voor iedereen als e-book beschikbaar te stellen. Woede was weer even een Nederlands boek, zoals het schijnbaar begon.

Noten:
* Het boek werd in 2001 ook uitgegeven in het Engels onder de titel Fury en gepubliceerd door de Londense uitgeverij Jonathan Cape (ISBN 10: 0224061593 / ISBN 13: 9780224061599). Het lijkt niet eerder dan augustus 2001 te zijn geweest en dus bijna een half jaar na het verschijnen tijdens de boekenweek in maart 2001. Het heeft een pagina op salmanrushdie.com zonder een verwijzing naar de Nederlandse uitgave: wel naar de Spaanse vertaling Fúria (er is ook een Italiaanstalige, Furia). Voor zover ik kan vinden is er geen commerciële uitgave van verschenen in het Nederlands.
** Bij Max Pam lees ik (in een nogal provinciaalse bespreking) dat Rushdie het wel op de gebruikelijke omvang had willen houden, maar het boek bepaalde los van de schrijver zijn dikte. Inderdaad een luie redenering, zoals Pam schreef. Dat het misschien (ook) bedoeld was als roman voor een andere dan de Nederlandstalige uitgave noemt hij niet.


zondag 22 september 2024

Kopzorg

Kopzorg van Edgar Cairo uit 1988* is dit jaar opnieuw uitgegeven. De inhoud is eenvoudig samen te vatten door te schrijven dat het 'n boek is waarin een jongen op zoek is naar het leven van zijn vader, de lasten die hij meedroeg en daarbij en passant ook het zijne vertelt. Het speelt vanaf de jaren dertig tot eind jaren vijftig. Cairo maakte er driemaal, met tussenpozen van zo'n tien jaar, een ander boek van met een veranderde titel (zie illustraties). Hij herschreef het vanuit een andere positie, en daarbij steeds toegankelijker voor lezers in Nederland.

“Nelis, mijn vader, had de hele avond zitten piekeren over iets wat mij tot op heden onbekend gebleven is. Met z'n lange magere benen tegen de planken wand zat hij zowat onderuit gezakt op een van beide stoelen te tobben. Een echte bonenstaak leek hij, net 'n soort klimplant die in de nachtelijke schaduw van de flikkerende olielamp tegen de muur op tornde.”

Nelis is een fascinerende man, gevangen door mysteriën. Een man die noopt om tot het stellen van vragen. Vragen die je ook aan de moeder kan stellen, dochter van een door een koopman mishandelde vrouw. Die achtergrond tekent haar en haar gedrag. De mens is immers ook zijn verleden. Vader Nelis kwam naar Paramaribo uit de binnenlanden van Suriname, waar hij het niet vol hield bij zijn tante, waar hij was ondergebracht. Hij krijgt er Selima als vrouw, een zoon en een aantal kinderen uit een eerder huwelijk van haar. Hij raakt het dorp in de binnenlanden kwijt.

Een deel van het verhaal speelt in het achterland, maar het grootste deel in Paramaribo rond een kleurrijk achtererf met een rijtje huizen waar mensen wonen die weinig te makken hebben. De zoon van Nelis, is de verteller van het verhaal en de oogappel van zijn vader (wat leidt tot jaloezie in het gezin) en leeft samen met de andere acht andere kinderen van zijn moeder. Hij wordt door zijn vader glimmend geboend om vervolgens weer te ravotten in de buurt. Er zijn kwade geesten en rupsen uit de mango boom die uitslag veroorzaken en die wel door buren gestuurd moeten zijn. Geesten veroorzaken van alles, vooral rottigheid. Er is ook achterklap, gestook en geruzie. Veel komt bijna terloops voorbij, zoals de vraag wanneer plagen ontaardt in geestelijk kwellen. Er zijn ziektes als spoelworm en filaria, woonproblemen, wantsen en muggen. Er is het bevechten van een eigen territorium in het huis waar je woont. Er is de levendige loop der dingen in een volkse omgeving en het moeilijk kunnen accepteren dat je vrouw werkt. Vrouwen moesten sowieso kort gehouden worden, 'haar moest de poot verkort worden' is de crue visie, zoals men bij tot slaafgemaakten “de achillespees doorsneed of [hen] puurweg de poot afhakte...” Die barre achtergrond uit het verleden is niet te ontlopen; ook in de man-vrouwverhoudingen niet.

De vader die als klimplant tegen de muur zit is in zichzelf gekeerd niet aanspreekbaar en schept daardoor afstand en is beangstigend. Wat ging er mis met de man die het eerder lang niet slecht deed met zoon, werk en vrouw (al zijn er steeds meer ruzies). Welke geesten kwelden hem. Hij is gehoorzaam en vlijtig als een onderdaan van kolonialen. Hij leeft volgens het gebod van de God waarvan het de vraag is of Hij weet “hoelang de neger** onder de zweep van anderen heeft geleden,” en hij luisterde naar de polisie die er met de gummistok op timmerden en die stonden “voor knevelbepalingen en doodstropstrategieën … die bloedbeesten.” Nam hij afstand van zijn zoon, omdat afscheid nemen in zijn genen zat “alsof zijn leven hem onwaardig was.” Het verleden is niet zo gemakkelijk als modder afgespoeld.

De zoon meent:
“We hebben geleerd dat alles van ons slecht en minderwaardig is, verdoemd. Dus verliezen we onszelf in al wat daaraan tegengesteld is. En dat is helaas, koloniaal gezien, het blanke.” Dat is niet alleen voor Nelis zo. Tante steunt de pastoor. Dat doet ze volgens haar neef, omdat “hoe minder ze erkent dat ze een negerin is, des te hartstochtelijker aanbidt ze haar witte kerkbeelden.”

Het boek beschrijft een fenomeen dat deze eeuw steeds prominenter is geworden, het doorwerken van de plantage cultuur en slavernij in het heden. Dat doet ook dit verhaal, veelal terloops, subtiel en genuanceerd. Dat betekent niet dat er geen duidelijke en krachtige uitspraken zijn, maar ze zijn niet van een strenge prediker, maar met de gestileerde woorden in de taal van een romancier.

Het boek begint met een korte tekst, een epigraaf, zoals ook de eerdere versies,* maar is net als het boek zelf veel uitgebreider geworden. Het lijkt meer op een gedicht dan op een spreuk, zo meent de schrijfster van het nawoord. Het is een poëtische verklaring van wat komen gaat. Uitleggen dat is wat Edgar Cairo in deze derde versie doet. 

laat dit niet een verhaal zijn dat ik u verzin
voor 't vertolken van mijn ideaal
op de sokkel van 't woord, de verbeeldingskracht
die ons 't lot vereeuwigt.

Hoe ook verafgood 't eremonument van steen,
beweeglijk naar de geest,
is hij die de adem heeft.

Zo schep ik u vader, naar 't woord:
uw schrijfzaam evenbeeld.
En even vluchtig spiegel ik mij aan u.
tot 'gelijkenis, uw spiegelbeeld.

Waarheid schept leugen nader
op de grens van hetgeen er leeft.

In het nawoord wordt Astrid Roemer aangehaald die in 1996 in NRC-Handelsblad stelde:

“1980: Jos Knipscheer*** brengt Edgar Cairo authentiek op de markt. Creoolse Surinamers komen in beweging, in verzet, gaan in de verdediging en produceren verbaal geweld. De romans van Cairo komen te dicht bij de realiteit, zijn te onthullend en worden als 'nestbevuilend' buitengesloten.

Mijn vrienden en kennissen weigeren hem te lezen, uit vrees en uit schaamte. Niemand wil geconfronteerd worden met de rotzooi die de slavernij en het kolonialisme in Paramaribo hebben achtergelaten. Iedereen wil de Hollanders doen geloven dat het vooral een karaktertoer is, een kwestie van intelligentie en gezond verstand om uit die modder te raken: schoon, helder en verlicht.”

Ze onderstreept daarmee een deel van de thematiek van Kopzorg. Ostendorf sluit af met de positieve noot dat Cairo er al lang is, zijn tijd ver vooruit was, en dat nu de lezers mogen komen.  

Er is veel gezegd en geschreven over dit boek, deze boeken, maar erover uitgesproken zijn we vorlopig nog niet. Begin bijvoorbeeld op de op de website van de Werkgroep Caraïbische Letteren om teksten over dit en ander werk van Cairo te lezen. Woorden van Michiel van Kempen onderstrepen het belang voor meningsvorming ook in deze tijd: Zijn novelle [Temekoe uit 1969] heb ik altijd gezien als een sleuteltekst van de Surinaamse literatuur en de twee complete herschrijvingen ervan gaven een prachtige casus voor het onderzoeken van de problematiek die mij nu al vier decennia fascineert: hoe komen we de culturele kloof over?”  De daarvoor noodzakelijk loopplank moet helaas steeds langer zijn in een land waar samenleven steeds meer het moeras in wordt geduwd door de heersende politieke mores. Naast Cairo zullen ook anderen moeten bijdragen aan het beschrijven en onderzoeken van die problematiek.

Eerder bsprak ik Dat vuur der grote drama's van Edgar Cairo.


Noten:
* Een eerste versie verscheen al in 1969 onder de titel Temekoe in het Sranantongo. Tien jaar later kwam een uitgebreidere versie onder de titel Temekoe/Kopzorg in het Surinaams-Nederlands (ook wel Cairojaans genoemd). In 1988 de besproken uitgave, weer uitgebreid, vernederlandst en zonder de oorspronkelijke titel, maar met de toevoeging Het verhaal van vader en zoon. Zo kon weer een nieuw publiek bereikt worden. Temekoe, betekent overigens eerder 'hindernis' dan 'zorg'. Voor een uitgebreidere weergave van de ontwikkeling van het boek en de mogelijke motivatie van de schrijver om bijna twee decennia aan het boek te blijven werken, zie het nawoord door Thalia Ostendorf. Overigens vertaalt Charles landvreugd 'temekoe' o.a. in ‘bestaansverdriet’ in een uitgeschreven inleiding voor de Van Lierlezing 2024; Edgar Cairo’s Temeku. Over generationeel trauma. Ook de teksten van Alex van Stipriaan en Michiel van Kempen zijn hier toegankelijk, evenals een uitgebreide reactie erop door Charles Landvreugd. Ze analyseren de drie temekoe/kopzorg boeken, waarbij vooral het eerste lof krijgt toegezwaaid.
** Het woord neger wordt in het boek nog gebruikt. Tegenwoordig zou je een ander woord of term gebruiken, die niet gekoppeld is aan ras, zoals bijvoorbeeld zwarte. Raciale woorden als neger mogen dan door de tijd ingehaald zijn, de thematiek die de schrijver neerzet staat nog recht overeind ook in het heden.
*** Zie voor gepubliceerd werk: Edgar Cairo
door Michiel van Kempen op de site van de Nederlandse Bibliotheek.

vrijdag 20 september 2024

Duivelsei

 




Als je weet wat je ziet dan zie je meer. Vorige week liep ik langs een rare plek in het zand van het duin. Een duivelsei (ook wel heksenei genoemd)?


Ooit zag ik dat al eens in een verder gevorderd stadium. Ik maakte een foto. (zie hiernaast)

Deze week ging ik snel nog een keer naar het strand (voordat ik twee weken niet meer mocht fietsen). Ja hoor daar stond de stinkzwam die uit zo'n ei komt op diezelfde plek. Afgeknapt dat wel.

zondag 15 september 2024

De ijsdragers



De ijsdragers van Anna Enquist is niet alleen het boekenweekgeschenk van 2002 het is ook een fijn boek om te lezen. De psychiater en instellingsdirecteur Nico en zijn vrouw Loes hebben persoonlijkheden waarvan verschillende – soms tegenstrijdige – aspecten aandachtig worden belicht.

Het verhaal raakt weggemoffelde problemen tussen hen beiden. Ze verstoppen zich voor wat mis ging. Volgende missers liggen daardoor op de loer. De novelle legt het falen, en de redenen daarvoor, steeds verder bloot en geeft woorden aan psychologische processen die spelen. Loes is daarbij verbaasd dat ze zelf steeds meer ruimte gaat innemen.

Veel problemen lossen zich vanzelf op, constateert ze, als een jongen komt helpen met de tuin waarvan het onderhoud te zwaar op haar schouders rust. Het is een gedachte die problemen kan verlichten. Maar aan zo'n oplossing kunnen ook weer nieuwe nadelen kleven, zo blijkt,
of nieuwe voordelen zal de optimist denken.

Omgeving
Het boek beschrijft en verwerkt de omgeving. Het huis van Nico en Loes staat langs de duinrand. Dat lijkt mooi, maar zand loopt tussen de vingers weg en dient als schuurmiddel, en niet als bodem voor een bloeiende tuin. Zand heeft geen karakter, maar dringt overal door. Loes houdt meer van de polder met zijn rechte sloten en de duidelijkheid van de paden langs de dijken. De polder waar water rustig is en niet met een nerveuze golfslag beweegt.

Man op ijsstaven in koelcel, Amsterdam, 1 juli 1953
Foto Ben van Meerendonk / AHF, collectie IISG, Amsterdam


Ook de titel komt uit een bijzondere omgeving. In de Pyreneeën, waar Nico en Loes ooit wandelden, lag een gletsjer tegen de berghelling. In vroeger tijden werd het ijs ervan door dragers naar de paleizen van Foix, Pamier en Toulouse gesjouwd. Verpakt in een schapenvacht lag het op de schouders. Gedisciplineerde doorzetters waren die dragers, zo bedenkt Nico zich met afstandelijke bewondering, alsof hij wel de last kan tillen, maar niet de kou wil voelen op de schouders, net zomin als de kilte die tussen het koppel hangt.

Structuur
Problemen zijn er niet om bij stil te staan, vindt Nico, maar om op te lossen. Sporten, werken, en structuur moeten het doen. De psychiater houdt niet van vage therapieën. Een mens moet leren zelf de zaken aan te pakken, en niet eindeloos over zijn problemen tegen een therapeut aanpraten.

Het doet denken aan de ideeën uit de tijd dat het geschenk verscheen en de hulpverlener figuurlijk op zijn eigen handen moest gaan zitten en dat het er niet om ging wat mensen niet konden, maar wat ze nog wel konden. Ze moesten heel neoliberaal de eigen boontjes doppen. Een dergelijke politiek term gebruikt Enquist niet, maar je proeft hem wel tussen de regels. Dat het een visie is die faalt, dat schrijft ze wel.

Nico wil geen gesprek met, maar structuur voor, omdat praten geen oplossing biedt en de psychische mankementen er zelden door verholpen worden. Wat moet je dan met begrip van je eigen situatie, zo vraagt hij, als het niets oplost. Het wegnemen van dergelijke behandelingen spaart bovendien kosten voor dure therapeuten uit. Dat lijkt alleen op eerste gehoor goed. 'Kunnen ze dat dan wel,' vraagt Loes regelmatig
heel voorzichtig met aandacht voor de patiënt, als Nico weer op zijn stokpaard zit. Hij meent dat voor het invoeren van zijn visie weliswaar een stappenplannen nodig is, maar gelooft heilig en fanatiek in dat uiteindelijke doel.

Roos

Al vrij vroeg in de novelle wordt Nico neergezet als een psychiater die weinig opheeft met het nadenken over de mens als wezen en die de poëzie ervan niet kan zien. Als hij in zijn opleiding een roos in een vaas voorgezet krijgt met de vraag daar iets over te zeggen, zwijgt hij; wat valt daarover immers te zeggen. De professor reageert minzaam:
“Als u over deze eenvoudige bloem, met haar zo duidelijke zichtbare ambivalentie van vlijmscherpe doorns en fluwelen bloembladeren niets kunt vertellen, als u geen gedachten kunt formuleren over het verscholen hart en de dorstige stengel – hoe kan ik u dan op mijn patiënten loslaten?”
Deze professor wordt ziek en vervangen door een ander die gespecialiseerd is in directieve therapie en structurerende technieken. Dat past hem beter. De structuur boven de mens.

Gelaagd
De ijsdragers is geen boek van gemakkelijke antwoorden en eenduidige verklaringen. Het beroep van de ijsdrager was ook honds zwaar. Ze droegen net als Nico en Loes een ijskoude last.

Het geschenk zou ook als gewoon boek verschijnen
bij de Arbeiderspers

vrijdag 13 september 2024

De dingen

Dit plaatje is van Facebook verwijderd, omdat ik er valse bedoeliingen mee zou hebben (heroverweging aangevraagd), daarom zet ik het hier:




Rondleiding:
Een rondleiding door Steven is op zondag 15 september om 15.30 uur, verzamelen op het Zoutkeetsplein. Zie voor een uitnodiging hier de pdf.

zondag 8 september 2024

De oude kustlijn


De oude kustlijn, de vierde en laatste, postuum uitgegeven bundel van M. Vasalis, was uit de kast gehaald en lag bij de boeken om mogelijk weg te doen. Ik haalde hem van die stapel en pakte hem weer op en kwam de opdracht van de geefster tegen: 

omdat (…) het gele vlindertje
en het hondje met de opgestoken oren

eigenlijk toch
het bewind blijven voeren
over je hart
en alles waar je voor staat.
Dat hondje komt uit het gedicht Gelijktijdigheid
zes uur 's avonds in de keuken

Het hondje met de opgestoken oren
de aardappels, die te koken staan,
de klok die houten tikt ? de lucht
ver en grijsblauw en de manshoge
spring-balsemien. Het weiland
met de ongelijke pollen en hun schaduw
als grotten-tekeningen. En het felle licht
dat door de blaadren brandt, een fonkelend mysterie.
En ik ? een ander schepsel, dat het ziet.
Het blijft tesamen, en er verandert niets.
O heer. Ik voel dat mij iets duidelijk gemaakt
zou moeten worden. Dat mij nu tijd gegeven wordt
en ook, hoezeer getroffen ook, iets aan mij schort
om werkelijk te kunnen zeggen: deze orde
hoe slordig zij ook is: ik zie het en ik ben ontwaakt.
Vergeef mijn doofheid en mijn blind-zijn
en vat mij in uw grootheid ? ik ben klein
maar uitgerust helaas met veel te veel tentakels
die tasten in het anders-zijnde Zijn.
Het gele vlindertje fladdert voorbij op de pagina ernaast. Het zijn slechts schijnbaar terloopse en achteloze woorden:
De zomerwei des ochtends vroeg.
En op een zuchtje dat hem droeg
vliegt een geel vlindertje voorbij.

Heer, had het hierbij maar gelaten.
Ik kopieer bovensaande uit een parochieblad, de godsdienstige verzuchting heeft in die kringen aantrekkuingskracht. De geefster van het boek is dominee. Toch zijn het woorden, die ook de atheïst aanspreken. Dat Heer kan ook de uitroep zijn van iemand die blij is die citroenvlinder - aangenomen dat die het is -, vroeg in het jaar te zien vliegen; daarvan te genieten; en dan op te merken dat er andere luikjes zijn om door te kijken, waaronder die met zoveel lelijkheid erachter dat de kleine gele vlinder er bijna door bedolven wordt: Rot op, dat liever niet.

Vogels schreven in de woorden van
de vader van Vasalis de titel van de bundel. Hij wees tijdens een strandwandeling op een vlucht vogels boven zee en vertelde: Die volgen de oude kustlijn. Aan het einde van de bundel komen dan nogmaals de vlinders voorbij. Nu aan het raam. Ze zijn vliederdun en in de plaats gekomen van de vogels. Die frêle vlinders kondigen het einde aan (“Het is wel tijd om weg te gaan.”). Het allerlaatste einde komt met een aperte waarneming in het gedicht SUB FINEM (het laatste in de bundel en tweede met deze titel): “Het werd, het was, het is gedaan.”

Er zijn veel meer treffende woorden uit de bundel te halen. Er is bijvoorbeeld het zich verliezen in de liefde:
Er is iets groots, iets wilds en rustigs gaande
in ons, aan de kant van het water staande
als stemvorken staan onze hoge benen
en zoemen op de zoemende grond,
het is te horen als we even
stilstaan, luistrend, mond op mond.
Maar die liefde zal ook niet zo vanzelf stromen als de beek van de berg. Zo merkt een ander gedicht op:
Ik denk niet dat je mij al kent
ik ben zo aan mezelf gewend
en ’t is zo moeilijk om dit kind
dat vaak alles ondraaglijk vindt
te doen beseffen, dat jij er bent.
En er is een kort nawoord, waarin ik las waarom de dichter in 1954 grotendeels stopte met publiceren: “Wat mij in en na de oorlog overkomen is, komt hierop neer: een enorme relativering van mijn eigen lot… ik moest voortdurend tot de conclusie komen dat mijn commentaar volstrekt overbodig was.” Of zoals elders verwoord: "Poëzie schrijven gaf haar het gevoel ‘een lucifertje bij een brand af te strijken’." Voor de kenners geen nieuwe woorden (uitgesproken in 1974 bij het in ontvangst nemen van de Constantijn Huygensprijs), maar het raakte me in de huidige tijd van oorlog, waardoor zoveel woorden slecht hechten en dreigen verloren te gaan in de wind. Maar, 
Kom nu forellen, mijn herinneringen
spring met de verse krachten
en met de eerste wilde geuren
tegen de stroom.
dit is toch wat je wilt bewaren.

De spelling in de bundel is gemoderniseerd. Even vraag ik me af of
Monjetketjil dan ook niet naar modern Maleis had moeten worden omgezet, waar de j klank met de y wordt geschreven en de tj klank met de c, monyetkecil dus, kleine apenkop. Het is een niemendal. Het werk is uitgegeven op mooi papier dat in de Colofon '100 grams gevergeerd romandruk' wordt genoemd. Het is vaktaal voor papier dat een aangenaam boek heeft opgeleverd. Een boek waarin het werk en leven van een moeder (en haar moeder: “had ik je maar als kind gekend/die nu mijn kind en moeder bent.”) verdient die aandacht.


zaterdag 7 september 2024

3 – Wind, Vlieland (05/09/24)

 


De wind waait met kracht 6 door de bomen. Het maakt een boel geluid. Toch is de lucht er ook door schoongeblazen en komt de zon door de wolken. Die heldere lucht was vooral vannacht prachtig. Vlieland heeft 453 keer zoveel sterren als Amsterdam; ik zag ze staan en flikkeren aan het zwerk toen ik naar het WC-gebouw liep. Een nacht eerder regende het de hele tijd. Het leek me ideaal dat geplens terwijl ik binnen lag, maar was het weer ook deze nacht zo geweest dan had ik die zee aan sterren gemist.

Nu nog een dagactiviteit die voor beiden leuk is. Mijn voeten houden niet van wandelen en de rug van de ander niet van stoempen.

De vrachtwagen met oplegger uit Harlingen die gisteren met enorme vaart de hoek omkwam door een waterkering de haven in en me alleen miste omdat ik pas een seconde later op de plek zou zijn geweest waar hij me absoluut niet had kunnen zien. Later kwam hij nogmaals roekeloos een bocht om scheuren. We zagen hem weer aan de andere kant van het eiland bij het Posthuys. Wat bezield zo iemand? Of mist er juist bezieling in zo'n mens buiten de geestdrift rond de voet op het pedaal?

Dat Posthuys had vroeger zand op de vloer. Het is vervangen door een gladde parketvloer. Er naast staat nu een hotel. Vlakbij is een wandeling door de Kroonpolders. Aan de kant van het natte pad staan zeeaster, veel lamsoor en zeekraal, en verder in het hele gebied allerlei kleuren kamperfoelie. Op de eilandjes in de polders enorm veel vogels en ik telde zo'n 150 lepelaars. Een fantastische plek, ook al was hij voor zijn oorspronkelijke bedoeling (landbouw) niet geschikt.
De Kroonpolders zijn in beheer bij Staatsbosbeheer. Het gebied valt formeel onder het dorp West-Terschelling. Dat dorp staat nog wel op de kaart in Vlie-trine, maar ligt ten noorden van de Vliehors in zee opgeslokt door de golven.

Het plan is geweest om heel Vlieland aan de natuur over te laten; het niet langer te beschermen voor menselijkebewoning. Dat plan is gesneuveld na protesten van Rijkswaterstaat. Dat zou er een eeuwigdurende klus mee kwijtraken. Nu is het weer de dijk achter het dorp die door Boskalis 'op de schop' wordt genomen. Ik zie een machine de basaltblokken keurig neerleggen. De dynamiek wordt beteugeld. Nu de mannen achter het stuur nog.







2 – Laat de natuur niet schieten, Vlieland (04/09/24)

 



Toch ook zo laat in het jaar nog mooie vogelzang op de vroege ochtend. Er ging eerder al wel een zware helikopter over. In de zomeruitgave (nr. 47) van de Vlie-trine wordt de Vliehors zowel omschreven als een prachtig natuur als militair oefengebied.

“Nergens in Nederland vind je zo'n zilte zandvlakte tot aan de horizon, met de eindeloze zee rondom. (…) een bijzonder natuurgebied en vooral van belang als hoogwatervluchtplaats van duizenden wadvogels.

Op de stuifdijken broeden meeuwen, scholeksters en wulpen. Op de vlakte broeden de zeldzame strandplevieren, en ook bontbekplevieren en verschillende soorten sterns.”


Het is ook het enige gebied in Nederland waar de luchtmacht en NAVO-partners mogen oefenen met scherpe munitie, tot 500 ponders. De operationele benaming is Cornfield Range. De Waddenvereniging vindt dat het wel een tandje minder mag, want:

“In grote gebieden rondom militaire oefenterreinen wordt de rust van vogels, zeehonden, toeristen en omwonenden verstoord door militaire vlieg- schietoefeningen.”

Boem, boem op de Vliehors heeft volgens Defensie nauwelijks effecten, volgens de Waddenvereniging weldegelijk, vooral als de vogels met hoogwater dichter bij het oefengebied zitten.

Paal 4554, zie: kaart 36


Maar goed ik zou me er niet druk over maken. We lopen een rondje om de Oostkop van het eiland.


1 – reis en rust, Amsterdam – Vlieland (03/09/24)

Onderweg met mijn nieuwe fiets. Het is een reis met hindernissen aan de horizon. Trein. Doen de liften van de NS het wel? Eruit in Anna Paulowna. Ik stapte in het deel dat niet verder ging dan Alkmaar en was de enige niet. Overstappen. Tot Anna Paulowna praat ik met een Australische emigrante op sentimental journey. Ze is van Nederlandse afkomst. Vandaar fietsen tot de bus over de Afsluitdijk. Rijdt hij op tijd? Zit hij niet vol? Dan nog een stuk naar Harlingen. Daar de boot op en eindelijk rust. Wat maak ik me toch vreselijk druk.

Onderweg merk ik dat ik niet erg goed kan kijken. Voor het herkennen van een aalscholver moet ik stoppen. De schrille roep van de kokmeeuw, visdiefje of stern hoor ik wel, maar ik zie ze niet. Wel een valk, maar die zit zoals het hoort op een lantarenpaal.


In de fietsbus praat ik met twee Engelse E-fietsers op leeftijd over de Hollandse invloed op het landschap van the Fenland. Als ik langs het busstation bij Zurich fiets, meen ik de klank te horen van mijn naam. Vinden wie roept, ook dat kost moeite, maar ja hoor daar staat ze, mijn makker die de trein en bus neemt naar dezelfde boot en, dezelfde camping en tent als ik.


In de haven van Harlingen hoor ik de eerste straaljagers over het Wad razen. Van te voren had ik me al voorgenomen me hier niet druk over te maken, maar laat het Wad met rust, zo schiet het door mijn hoofd.