
|
Op maandag 11 weer vertrokken van de camping in de Biesbosch.
Via het piepkleine pontje ging de tocht van de de Jacominaplaat
over de Bergse Maas naar Lage Zwaluwe. Vlak voor me (en niet hoog)
over het pad naar vloog een (jonge) zeearend. Hij stak de Nieuwe
Merwede over van Brabantse richting Hollandse Biesbosch. Het was
de tweede. De dag ervoor zagen we er ook een in een
elektriciteitsmast.
Bij het pontje zaten twee vrouwen
en een man te wachten. Ze waren in gesprek en ik deed mee. De
vrouwen woonden in Lekkerkerk aan de IJssel. Een ervan kende de
man die in 1953 zijn boot dwars op de rivier heeft laten zinken om
het oprukkende water tegen te houden (nu is er er op dit plek een
opvallende sluis). Haar vader voer bij hem in dienst. De man heeft
daarmee een nog grotere ramp voorkomen dan het al was, maar heeft
nog lang op zijn geld moeten wachten, vertelde ze. Hij had wel een
gezin met twee kinderen te onderhouden. Ik beloof op het monument
te letten dat het gedwongen opofferen van zijn schip herdenkt.
De
man die eveneens op de pont wacht heeft zijn leven lang
basaltblokken in dijken en andere waterweringen en –keringen
door heel Nederland gezet, “alleen niet in Drenthe en op de
Veluwe,” zo vatte hij zijn werkterrein samen. Hij is nog
steeds goed op de hoogte van de projecten die gaande zijn. Nu is
hij 75 jaar en fietst gezond en met plezier. Het wachten en de
tocht van 15 minuten waren zo voorbij.
Daarna tussen
Oosterhout en Breda naar het Zuiden. Uit welk dorp mijn
omvangrijke klasgenoot op de GTS in Breda (1978/79) kwam, weet ik
niet meer, maar wel dat dit een van de dorpen was die ik
passeerde, Made of Best. Hij was de zoon van de plaatselijke
snackbareigenaar en hij pestte me vanwege mijn goede cijfers en
misschien ook wel mijn iele voorkomen met flaporen. Het jaar later
zou ik naar een andere klas gaan en hem kwijt zijn. Sowieso deed
het me niet veel. Het ging goed op school en daar kon hij niet
veel aan veranderen.
Op de camping is een zwemvijver met
koud bronwater. Terwijl ik er zwem vangt een jongen aan de kant
een karper. Hij waarschuwt me nog voor de lijn die alle kanten
opschiet. Geen enkel probleem.
***
|
  |
|
|
In de nacht hoor ik continue PLOK. Het
duurt niet lang voordat ik beself dat het vallende eikels zijn. 's
Morgens zie ik ze liggen op het pad. Ook hoor ik steeds het
Chinook-heligeluid (je weet wel zo'n banaan met wieken voor en
achter en te horen in het lied van Billy Joel
Goodnight
Saigon) en die symbool staat voor de interveniërende
Verenigde Staten in Zuidoost Azië. Gelukkig zijn de Westerse
krijgsmachten inmiddels als bij toverslag een instituut geworden
dat instaat voor onze vrijheid, de democratie en dat de
mensenrechten zal verdedigen en niet meer massaal mensen zal
vermoorden, zoals destijds of vooral de belangen van de elite zal verdedigen.
Wat ik 's nachts hoor is het gevolg van de wind en mogelijk van
oogstende eekhoorns. Overdag hoor ik het geluid van de vrijheid.
Nog meer geluiden. Een boer oogst gras van 's middags tot
de volgende ochtend met een paar uur rust in de nacht tussendoor.
We hadden al gezien dat overal gesproeid werd van voortuinen tot
grasland (de Buykse Kuil, de oorsprong van Leie/Donge stond
droog). We zitten op een van de
droogste
plekken van het land. Meer koeien, meer gras, de
watervoorziening moet op. Dat is wat je hoort, maar denk er maar
niet aan; het bederft je humeur en blik in de toekomst. Wie dan
leeft, wie dan zorgt.
Op de fiets kwam ik in Breda terecht
en na wat een gebied met “
mooi bloemrijk
grasland, nat hooiland en moeras” wordt
genoemd, bereikte ik de oevers van de Mark met daarlangs een
fietspad. De Mark is de bovenloop van de Dintel die langs het oord
stroomt dat daar naar genoemd werd en waar ik opgroeide. Hier leek
de rivier meer op de Meulenkreek die destijds mijn viswater was.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten