

The
war of art; a history of artists' protest in America
door Lauren
O'Neil-Butler
geeft wat de titel belooft. Oorlog moet dan wel gelezen worden als 'vechten voor verandering'. Oorlog als krijgsgeweld
komt slechts sporadisch voor in het boek. Bovendien is de keuze voor de Verenigde Staten* niet vanwege de uitzonderlijkheid van de
VS, maar omdat het een overzichtelijke vorm biedt en de schrijfster
kennis van de omstandigheden en ontwikkelingen in dat land heeft.
Per
hoofdstuk wordt een groep kunstenaars of een individu beschreven en
daarmee reist de lezer van New York, naar Oklahoma, tot aan Houston in het
Zuiden en soms toch ook over de grens of oceaan. Het boek bestrijkt een halve
eeuw activisme.
De inleiding begint met een alinea over Benny
Andrews, de mede oprichter van de Black Emergency Cultural Coalition
(BECC). Hij geeft in 1971 een tekenles in de mannengevangenis van
Manhattan, ook wel beeldend Het Graf genoemd. Een dertigtal gevangenen neemt
deel aan zijn tekendemonstratie. Andrews
gaat niet alleen, maar neemt een journalist van de New York Times
mee. Musea als MoMa
en Gugenheim zouden zijn gevangenisprogramma gaan steunen. De les werd het begin van een
programma voor gevangenen dat zou lopen tot in 1982.
Hiermee komen meteen verschillende thema's van het boek
aan bod. Protest zoekt naar tactiek en strategie om het doel
dichterbij te brengen, zoals hier door het een rapporteur mee te
nemen die meteen ook voor publiciteit kan zorgen. Door het boek heen
blijken er veel actiemiddelen en veel banden tussen organisaties en instellingen te zijn.
Andrews nam voor
zijn optreden afstand van wat hij tijdens zijn opleiding leerde:
kunst is geen instrument naar een doel, maar staat op zichzelf.
Zijn werk keerde zich juist tegen seksisme en racisme in de Verenigde
Staten.
Metafoor
Het gebruik van het woord oorlog wordt wel bestreden daar waar het dient als metafoor voor
ziekte, en epidemieën, zoals rond Covid veel gebeurde: Xi Jiping had het over de
oorlog tegen Covid winnen; Emmanuel Macron stelde
Nous
sommes en guerre (We
zijn in oorlog); en Boris Johnson verklaarde zichzelf tot een leider
in oorlogstijd. O'Neil-Butler vreesde dat deze geluiden de tijd rijp
maakten voor de inzet van nieuwe controle technologie. Bovendien
schuift de gebruikte beeldspraak “de
confrontatie weg met hen die werkelijk verantwoordelijk zijn voor de
massale vernietiging.”
WAR
komt ook terug in de afkorting van de Women Artists in Revolution. Dat
is een groep die ontstond in New York, 1969. Het was een reactie op de
door mannen gedomineerde Art Workers Coalition. AWC nam het wel op
voor zwarte en Zuid-Amerikaanse kunstenaars, maar had er geen boodschap
aan dat ook vrouwen flink ondervertegenwoordigd waren.
Achtergrond
schrijfster
Vrouwen- en queeracties zitten veel in het boek. De
schrijfster bestudeerde dan ook uitgebreid de tweede feministische golf en
noemt zichzelf een derde golver. Veel van het in 't boek beschreven
activisme startte in de jaren negentig. Ze verklaart dit, omdat ze
toen als tiener een interesse vormde voor de beweging tegen het
economisch globalisme, tegen het IMF, en de Wereldbank. Ze volgde de
protesten van Seattle tot Praag en deed er zelf aan mee in Florida.
Maar ze raakte ook betrokken bij Food
not Bombs,
zette zich in voor dierenrechten en tegen de School
of the America's (waar Latijns Amerikaanse martelaars en andere
bruten werden opgeleid). Emma Goldman en Howard Zinn waren
inspiratiebronnen. Later werd ze schrijfster over kunst, met als
eerste boek Let's
have a Talk: Conversations with Women on Art and Culture
en als redacteur van het tijdschrift Artforum.
Op de stoep
David
Wojenarowicz droeg in 1988 een jas met daarop de tekst:
IF I DIE OF
AIDS – FORGET BURIAL – JUST DROP MY BODY ON THE STEPS OF THE FDA
(de medicijnen en warenautoriteit van de VS).
Zijn woorden zouden in
veel varianten herhaald worden, zoals #IfIDieinPoliceCustody en IF I
DIE IN A SCHOOL SHOOTING – FORGET BURIAL DROP MY BODY ON THE STEPS
OF THE CAPITOL.
De schrijfster stelt dat de politiek van het negeren
van de AIDS problematiek en die van het vuurwapengeweld sterk
overeenkomen en dat verklaart dit gebruik.
Kunstuitingen waren deel van de acties die
AIDS op de kaart wilde zetten als volksgezondheidsprobleem, en dat
tegen de stroom van de gevestigde politiek in. De leuze op de jas was daarvan slechts een voorbeeld, maar de tekst van
Wojenarowicz bleek wel meer onderwerpen te passen.
De overeenkomst tussen de AIDS en
Corona pan/epidemie hoeft niet onderstreept te worden, dat is overduidelijk. Maar de tekst
dook ook op een jas met de variant: IF TRANSPHOBIA KILLS ME FORGET
BURIAL – DROP MY BODY ON THE STEPS OF CONGRES.
Het hoofdstuk met een jas in de hoofdrol sluit
af met het gedicht van de vermoorde schrijver en professor Refaat
Alareer:If I Must Die**
Refaat Alareer
If
I must die,
you must live
to tell my story
to sell my things
to buy a piece of cloth
and some strings,
(make it white with a long tail)
so that a child, somewhere in Gaza
while looking heaven in the eye
awaiting his dad who left in a blaze —
and bid no one farewell
not even to his flesh
not even to himself —
sees the kite, my kite you made, flying up above,
and thinks for a moment an angel is there
bringing back love.
If I must die
let it bring hope,
let
it be a story.
Kwaadheid
leidt tot actie en actie leidt tot tactiek, aldus de schrijfster.
Maar die actie kan kunst worden, zoals hier met een slogan gebeurde
die andere gebieden bereikte, zowel qua onderwerp als geografisch. Ik
zou er zelf ook nog wel een variant op weten: ALS KOUDE
OORLOG 'n NUCLEAIRE WINTER wordt – WIE GOOIT dan de LIJKEN op de STOEP
van de WERELDLEIDERS
Ogen
Het al genoemde WAR bestond drie jaar (1969-1971). AWC, waar het
uit voort kwam, was een organisatie met honderden kunstenaars als lid
die inclusieve tentoonstellingen en de de rechten van makers over hun
eigen werk bepleitte, ook in musea, zoals het MoMa “the seat of
power.” AWC oefende druk uit op musea om een standpunt in te nemen
in de Vietnam oorlog en kwam bijvoorbeeld met de poster met een
foto van de landweg bij My Lai (door Ronald L. Haberle) met
daaroverheen de tekst:
Q:
And babies? A: And babies.
De
vraag kwam van CBS-journalist Mike Wallace. VS-soldaat Paul Meadlo gaf antwoord. De poster zou in een oplage van 50.000 stuks
verspreid worden.
Het waren ook de hoogtij dagen van de tweede
feministische golf met tal van groepen. WAR was niet alleen een
vrouwelijke afsplitsing van het mannelijke AWC, maar bouwde ook voort
op de feministische praktijk, die zich richtte op de samenhang tussen
raciale politiek, klasse en gender. Gelijkheid is immers onmogelijk
in een maatschappij met klasse en raciale verschillen.
WAR
linkte haar kritiek aan statistiek, zoals bijvoorbeeld hier: 65% van de kunststudenten zijn
vrouwen, maar slechts 3% van de tentoongestelde kunstenaars in de New
Yorkse galerieën zijn vrouw.” De tekst op een pamflet volgt hier
logisch op: “Vrouwen
zijn het beu dat mannen ze laten 'zien' hoe de wereld eruit ziet.
Vrouwen hebben zelf ogen.” Of harder: “Musea
zijn seksistisch.”
Gestelde eisen waren concreet met daarin voorstellen wie en welke thema's
tentoongesteld moesten worden en het structureel verbeteren van de
positie van vrouwelijke kunstenaars door een adviesraad op te zetten
rond vrouwelijke kunst met een betaalde medewerkster.
WAR
zelf zette een permanent centrum op in New York dat tot 2016 bestaan
heeft en toen slachtoffer werd van de gentrificatie. De inhoud van de
eisen zou gedurende die jaren wel veranderen van een 50/50 gelijkheid
naar het ontmantelen van elk systeem dat is gebouwd op uitbuiting en
geweld: van macro problemen, zoals patriarchaat, tot op micro niveau, zoals museumbeleid. De strijd had een component van persoonlijke
belangen en werd uitgebreid naar klasse en gender.
Attica
In
een volgend hoofdstuk staan in de eerste zin meteen de woorden
'Attica Gevangenis'. Voor mij begon de kennismaking met deze opstand
van gevangenen met de muziek van Frederic
Rzewski
en breidde dit zich later uit met de indrukwekkende documentaire
Prison
Riot Documentary 1974.
De opstand en het neerslaan ervan zijn zo groot dat het tot veel
reacties heeft geleid (hier nog die van Archie
Shepp).
Het begon met de hard-optreden-tegen-misdaad benadering van
Democraten en Republikeinen waardoor het gevangenis regime uiterst
repressief en kwetsend werd. Het neerslaan van de opstand daartegen op 13
september 1971 door de regering van Nixon, moet in die sfeer gezien
worden. Het eindresultaat 43 doden. De goed georganiseerde opstand
tegen het gevangenisregime was daarmee beëindigd: “De
bloedigste eendaagse botsing tussen bewoners van de Verenigde Staten
sinds de Burgeroorlog,”
zo typeert Lauren O'Neil-Butler de slag in een paar
woorden.
Bajes-strijd
Met dit voorval in de naoorlogs
geschiedenis van de Verenigde Staten komen we terecht bij Benny
Andrews (die we al tegenkwamen in het begin van het boek en deze bespreking) en Cliff
Joseph van de BECC. Die kennismaking loopt via de opkomende strijd
die ontstond vanuit een internationale zwarte vrijheidsstrijd en in
de VS manifest werd door onder andere het Black Arts Repertory
Theatre in Harlem, New York. Dit werd opgericht door dichteres
Amiri Baraka. (Ook hier weer muziek. Amina
Baraka & the Red Microphone
heeft een directe link met de dichteres. Eerstgenoemde was tot haar
dood de geliefde van de tweede). Dus ook hier zijn de activiteiten
van destijds een opmaat voor activiteiten in het nu.
Andrews
en Joseph zouden in 1971 een protestbrief tegen het neerslaan van de
Attica opstand sturen aan de gouverneur van New York, Nelson A,
Rockefeller. In de brief suggereren ze ook het opzetten van een cultureel rehabilitatie programma. Iets dergelijks lijkt tegenwoordig
onmogelijk, constateert de schrijfster. Maar destijds was dit voor
kunstenaars een middel om het bestaan van de gevangenen meer kleur en
inhoud te geven. Gevangenisdirecteuren zagen anderzijds de
rustgevende werking ervan als groot voordeel. Opmerkelijk is dat
Andrews de deelnemers aanspoorde terug naar school te gaan en te gaan
onderwijzen vanuit het BECC na hun vrijlating. Zo sneed het mes aan
twee kanten; aanbod en werving. Onder Reagan zouden de budgetten voor
degelijke programma's gestopt worden.
Ook hier zou weer een
gender benadering nodig zijn. Veel programma's werden alleen aan
mannelijke gevangenen verstrekt. Michele Wallace en haar moeder Faith
Ringgold (beide van Women Students and Artists for Black Art
Liberation, WASABAL) zetten Art Without Walls op.
Ringgold maakte
het werk: United States of Attica in 1972. Dit is nog steeds online te
zien op de sites van musea in de VS, soms met de mogelijkheid
om in te zoomen, zoals hier.
Het was een deel van een door BECC gemaakt Attica
Book, waarin
een link werd gelegd tussen het neerslaan van Attica opstand en de
Vietnam oorlog.***
Bomen
Het
hoofdstuk over Top Value Television (1972-79), pioniers in het
aanbod van alternatief beeldmateriaal, laat ik buiten deze
signalering en bespreking. Niet omdat het oninteressant is, juist
niet; in de huidige tijd zijn veel nieuwe mediavormen ontstaan waar dit
hoofdstuk achtergrond bij geeft, maar omdat het boek een koffer vol
informatie is waaruit je moet kiezen. En zo scheer ik ook over het
werk van Agnes
Denes
(1931-) een kunstenares die vanaf het begin aandacht had voor milieu,
natuur en klimaat in de vorm van landschapskunst. Deze kunstprojecten
hadden veelal de Verenigde Staten als locatie, maar bijvoorbeeld ook Finland, waar ze een heuvel liet beplanten met een spiraal van
bomen. Het opent in het boek ruimte om de andere kant te laten zien
van dit soort kunst. Bomen zijn geen zilveren kogel tegen de
klimaatramp. Het terugdringen van fossiele brandstof en CO2 uitstoot
zijn dat wel, zo wordt kort en krachtig opgemerkt. Bovendien kan een
bomenproject nefast zijn voor de omringende natuur die met en water
tekort gaat kampen. Denes neemt dergelijke kritiek mee in haar nieuwe
projecten.
Voor jou
In 1991 begon fierce pussy een
organisatie die zich wilde richten op zichtbaarheid van lesbiennes,
lust en genot – en niet alleen gericht zijn op ziekte. Het was wel nauw verbonden met ACT UP, de naam bekend uit de strijd om AIDS uit het
verdomhoekje te halen, maar met een eigen karakter. Al was het maar omdat 'ze' zich omschreef met een persoonlijk
voornaamwoord enkelvoud.
Fierce pussy kotste van het
machtsmisbruik en was klaar voor een betere toekomst. In het begin
van de jaren negentig is de aandacht voor AIDS gering. Individuen uit
de fierce pussy kringen richten zich dan bijvoorbeeld op de Irak
oorlog. Overigens pakte ze bij haar activiteiten ook feminisme,
burgerrechten en samenwerking met zwarte kunstenaars op. Ook in 2025
is het nog steeds mogelijk de fierce pussy website te bezoeken en
posters te downloaden, stelt de schrijfster en
inderdaad.
Deel van benadering is het gratis weggeven van werk om zo de woede en
verdriet te delen, onder het motto 'Dit is voor jou'.
Het
volgende hoofdstuk over de Dyke Action Machine (DAM, 1991-2008) volgt
hier naadloos op. Het startte vanuit een afschuw van idealistische
concepten van kunst, zoals de visie dat kunst is bedoeld om het
huidige moment te vatten en inspiratie te bieden. Nee kunst moet
direct in dienst staan van activiteiten, was het verweer. Agitprop is
nodig, nieuwe helden niet. DAM werkte nog op een manier zoals in het
pre-computertijdperk gewoon was, waarin typografie, vormgeving,
bewerken en drukken allen als aparte taken waren die verschillende
vaardigheden vereisten. Ze komen met ontwerpen die satires zijn op de
reclame uitingen en ze gebruiken tegelijk ook de technieken daarvan, omdat ze
werken: al was het maar om snel de aandacht te grijpen met hun
posters, omdat die vaak maar kort aan de muren hingen. (Andere vormen - kaarten, stickers, luciferdoosjes - bleven langer in omloop.) Ook DAM
staat weer op de schouders van voorgangers: vooral de Guerrilla Girls
en zijn zelf opgevolgd door de New Red Order die onder meer de
installatie The
World's Unfair
heeft opgezet. DAM en NRO verschillen wel, maar beide maakten sterke
agitprop.
Inheems
Heap
of Birds is gevestigd in Oklahoma. De Cheyenne-Arapaho
maakt
er succesvol kunst over landrechten en de bescherming van de inheemse
bevolking. Kunstzinnige satire zit ook in zijn aanpak. Zo is hij de tweede druk –
na de eerste heldere – gaan gebruiken. Deze vervagende afdruk (in
het Engels ghost
print) staat dan voor de wijze waarop de Inheemse bevolking in de pers wordt
gerepresenteerd als onderdanig, stil en vriendelijk. Taal is een
centraal deel van zijn kunst en die taal is dan niet het Potawatomi,
maar het Engels; al gebruikt hij ook woorden uit het Cheyenne (vehoe =
de witte man) als vervreemdend element.
Hij doceert kunst en
financiert de mogelijkheden voor kunstopleidingen voor de
oorspronkelijke bewoners van Noord-Amerika en voor meer
tentoonstellingsruimte. Hij heeft de Makers Alliance opgericht om
beter georganiseerd te zijn en daardoor meer mogelijkheden en impact
te hebben. In zijn activisme pleit hij ook voor een balans, daar waar
geprotesteerd wordt, moet ook een alternatief geboden worden,
gedreven door waar je van houdt, wat iets oplevert en dat vruchtbaar
is. Zo sluit hij het protest niet uit, maar maakt duidelijk dat er ook
iets tegenover moet staan. Het lijkt me een essentiële les voor
menig activist.
In
zijn studio hangt een reproductie van de
Prairie brand, een schilderij van Comanche Blackbear Bosin. Het wordt
gezien
als een schilderij dat beweging – van dieren en mensen die vluchten
voor de vlammen in de Indiaanse kunst bracht.
Heap of Birds brengt door
zijn kunst zelf ook letterlijk mensen in beweging. Doordat hij zijn mond
niet houdt, worden ook andere Inheemse kunstenaars gedwongen niet te
vluchten voor de waarheid, maar deze te laten zien. Los daarvan
inspireert zijn werk tot empathie, aldus O'Neil-Butler.
De
oorspronkelijke bevolking, in de kolonisten samenleving die de VS
zijn, is door The War of Art heen steeds weer zichtbaar; niet alleen in dit hoofdstuk
De buurt
Het
hoofdstuk Project Row Houses (1994-) behandeld een programma dat
startte in het Derde District (Third Ward) van Houston, Texas. Het draait rond kleine arbeiders huisjes (shotgun
houses) die aldus een tekst in het boek staan voor de wereldwijde
architectuur van waaruit vrijheid van slavernij, uitbuiting,
kolonialisme werd gevonden.
In dit hoofdstuk gaat het om de
activiteiten van Rick Low. De kunstenaar werd al vroeg de les gelezen. Hij
schilderde dan wel beeldend over racisme, de Ku Klux Klan,
vuurwapengeweld e.d. maar: “Wij
hebben geen behoefte aan mensen die ons komen vertellen welke
onderwerpen er spelen. Dat weten we al: we zien het, we leven er in.
Als je een kunstenaar bent en je bent creatief, waarom bedenk je dan
geen oplossingen?” Low duikt vervolgens in de buurt en de architectuur ervan en
begint zijn zoektocht. Eerst naar de eigenaar van een rij kleine
huisjes. Die blijkt in Taiwan te wonen. In het kader van Project Row
Houses verzameld Low fondsen en aangezien de eigenaar alleen de hele
rij wil verkopen, worden ze alle 22 aangekocht. Elk huisje wordt
geadopteerd door bijvoorbeeld een corporatie, een museum, of kerk.
Ook een gigant als Chevron met een lange geschiedenis in oliestad
Houston is in het project betrokken. Dat zou hier een opmerkelijke keuze zijn, die meer past bij gevestigde organisaties.
PRH is een non-profit
organisatie, maar dat gaat niet houtje touwtje. De uitgaven voor
lonen en betaalde klussen bedragen in
2024 bijna $ 2,5 miljoen.
Dat is wel voor een omvangrijk project dat de architectuur die de
buurt en zijn bewoners kenmerkte wil behouden, dat betaalbare
woningen, publieke ruimtes en faciliteiten biedt en probeert enige
rem op de gentrificatie te zijn (een concept waar PRH zich overigens
niet tegen uitspreekt) door actief in de buurt aanwezig te zijn.
Het
idee werd geëxporteerd naar bijvoorbeeld het Victoria
Square Project in Athene.
Ondertussen is gentrificatie nog wel het grootste probleem in
Houston, maar na extreem weer verschijnselen “vragen
velen zich af of Houston leefbaar blijft voor mensen in de komende
jaren.”Dodelijke
medicijnen en kunstbeleid
Het verhaal van de Sackler familie dat
via het bedrijf Purdue Pharma dat OxyContin op de markt bracht is
bekend. Zelfs NPO+ zond All
the Beauty and the Bloodshed uit.
Veel van wat in het artikel staat, zit ook in die documentaire over de verslavende en dodelijke medicijnen. En ook
in het artikel wordt fotografe Nan Goldin gevolgd: “Activist
worden was voor mij belangrijker dan mijn carrière in de kunst,” zo wordt ze door O'Neil-Butler geciteerd. Ze heeft nooit politieke kunst willen maken, maar de politiek, zat
altijd wel in haar kunst, merkt de schrijfster op. Ze maakte foto's tijdens de Aids-epidemie
in de homo subcultuur. Vrienden overleden door de ziekte of aan een
overdosis.
Ironisch genoeg is ze opeens zelf verslaafd aan het 'medicijn' OxyContin en ze kwam
erachter dat de Sacklers hun imago oppoetsten met donaties aan musea
en kunstinstellingen waar ook haar werk hing. Het ging in deze kwestie niet
om een kleinigheid; het blijft schokkend te lezen dat tussen 1999 en 2019 bijna 500.000 mensen
overleden aan een overdosis opioïdes.****
Via PAIN ging een groep de
positie van Purdue Pharma aantasten “door
via de media te spreken, niet tegen de media”
(ogenschijnlijk een klein, maar bij even doordenken een belangrijk
verschil). Als het Louvre de naam Sackler van de muur haalt, van een
door hen gesponsorde ruimte, is het hek van de dam. Andere musea
volgen. De activisten winnen. Niet alleen OxyContin komt onder vuur,
ook de trucs en tricks waarmee grote firma's shoppen voor de beste
gerechtelijke jury worden verboden. Ook andere juridische slagen verloren de Sacklers.
Goldin is van mening dat
protest mooi moet zijn. Of dit nu om een demonstratie of een die-in
gaat. Het in groep doodliggen werkt volgens haar het meest
indrukwekkend als dit stil gebeurt of begeleid wordt door een repeterende trommelslag of
trompetklanken (zoals ook rond herdenkingen van oorlogsslachtoffers
wordt gebruikt). Het begrip die-in
stamt overigens uit maart 1970 en werd toen gebruikt door
milieuactivisten die in Boston de eerste Earth Day aankondigden.
PAIN schreef:
“We moeten onze positie als kunstenaars gebruiken om ruimte te
openen en anderen een weg naar buiten te laten zien.”
De schrijfster meent dat PAIN een kier opende, waar anderen
doorheen konden stappen.
Vooruitgang
Het
boek geeft methoden en visies die niet alleen in de Verenigde Staten
of in de beschreven tijdsperiodes te gebruiken zijn, maar ook naar
het hier en nu van Nederland over te planten zijn. Er zijn dan ook
beschrijvingen die bekend voorkomen, omdat ze al gebruikt worden. Bij anderen zie je projecten
voor je. Door het boek
heen komt niet alleen steeds weer kunst naar voren, maar ook het
bouwen van coalities om effectief te protesteren en doelen te
bereiken.
Hoewel het momenteel niet makkelijk is om aan
vooruitgang te denken, en de nadruk ligt op het bestrijden van kwalijke ontwikkelingen, zijn en blijven stappen vooruit van wezenlijk belang voor een
effectief activisme. Er was een reden dat demonstranten in de Zwarte
vrijheidsstrijd zongen 'We
shall overcome'
en niet 'We
shall Resist'.
Ze wilden van de onderdrukking af, het beëindigen, niet blijvend
tegen strijden.
Opvallend is dat protesten van kunstenaars,
zoveel kanten hebben. Protesten voor de positie van de kunstenaars
zelf, het bevechten van plaats voor hun kunst in de musea, ruimte
voor groepen kunstenaars die niet gehoord worden (zwarten, latino's, vrouwen) of de inzet van
kunst om aandacht voor een verwaarloosde ziekte of dodelijke en
verslavende medicijnenhandel te vragen. De alternatieve media spelen
een rol om op het juiste moment invloed uit te oefenen op grotere
ontwikkelingen. Landschapskunst toont de kwetsbaarheid van het
klimaat en de natuur aan. Er is guerrillakunst om bijvoorbeeld
de aanwezigheid van lesbiennes te laten zien, er is de een geslaagde kunstenaar
die de groep waar hij toe behoort helpt, of er zijn de vaardigheden van een ander om een buurt te helpen en architectuur ervan te
behouden. Er zijn kunstenaars die bajesklanten bestaansreden geven, etc. Ik zie ze inmiddels ook in mijn eigen omgeving voorbeelden van kunst voor een wereld met oog en ruimte voor mensen en ander leven.
Veel van de onderwerpen in het boek
gaan over identiteit. Weliswaar nagestreefd in groepsverband, maar daarnaast komen kwesties als internationale solidariteit,
geweld van grote bedrijven, klimaatramp en oorlog er bekaaider van af. Ook daarin
kan kunst een rol spelen. Iets voor een deel 2? De schrijfster moet
gezien haar geschiedenis ook die wereld kennen. Niettemin was het een boek waard om te lezen. Niet omdat het direct
raakt aan waarmee ik bezig ben, maar omdat het laat zien wat je kan
doen voor een mooiere wereld en dat op een frisse manier met aandacht
voor mensen die zich daarvoor inzetten.
Noten:
* De schrijfster gebruikt vaak Amerika. Zelf kies ik voor Verenigde Staten en
blijf Amerika zien als een naam voor de continenten Noord en
Zuid-Amerika en met Midden-Amerika daar tussenin. De Verenigde Staten
is een land dat het grootste deel van Noord-Amerika bestrijkt.
**
Overgenomen uit online publicatie van Polity
| Volume 11, Issue 2 (pdf).
*** Het MoMa wilde dit boek niet
verkopen in zijn boekhandel.
**** Dezelfde bron geeft nu het dodental tussen 1999 en 2023 en dat staat op ruim 800,000 dodelijke slachtoffers van voorgeschreven en illegale doses. CDC, 'Understandig the Opioid Overdose Epidemic,' 25 juni 2025, https://www.cdc.gov/overdose-prevention/about/understanding-the-opioid-overdose-epidemic.html.