Van Jan Arends werd in 1972 de verhalenbundel Keefman uitgegeven door De Bezige Bij. Het boek viel in de smaak en bereikte in de jaren zeventig vier drukken. De schrijver zou er in 1973 de Multatuliprijs voor krijgen. Maar toen Arends op 21 januari 1974 het raam uitsprong, was het juryrapport nog niet gereed. Jeroen Brouwers merkte ironisch op dat hij niet lang genoeg leefde. Aangezien het doel van de prijs 'het stimuleren van de scheppende kunst' was, zag men af van een postume uitreiking. Overigens zou op de dag van zijn dood geheel in stijl zijn bundel 'Lunchpauzegedichten' verschijnen.
De bundel Keefman begint met het titelverhaal. Waarin Keefman zijn visies op de gebrekkige zorg, de slechte verpleging, en de geringe hulp die hij krijgt, meldt aan zijn arts. Welbespraakt argumenteert hij hoe het zit en spreekt zichzelf herhaaldelijk tegen en ondertussen wordt steeds duidelijker wie hij is en hij de molenwieken niet helemaal had weten te ontwijken. Maar uiteindelijk hebben zijn woorden voor hem het gewenste resultaat, een warm onderkomen.
Ook
in het volgende verhaal Vrijgezel
op kamers
is weer een stem aan het woord die een fuik van gekheid beschrijft
waarin hij zwemt bij het zoeken maar en vervolgens bewonen van een kamer. Of de
houdster van het pension waar hij in een hok woont echt zo mal is als
de verteller denkt, dat is de vraag. Maar over hem geen misverstand.
Het zoeken naar woonruimte komt regelmatig terug in Keefman, maardie zoektocht was er ook voortdurend in het leven van de schrijver zelf.
In het verhaal getiteld Het
ontbijt
speelt de schrijver met de mallotigheid van de behandeling die Dirk Koopman als 'bejaarde' krijgt van
verzorgster Wolf. De eerste is jarig en
krijgt wat extra eten op zijn bordje in het tehuis waar hij verblijft. Het opgewaardeerde maal is echter niet aan de aap van een man besteedt. De tweede is op mijn minst
flink overspannen. De gang van zaken is zelfs voor de huisarts die aan het
bejaardentehuis is verbonden een verwarrende zaak. De eerste drie
verhalen vullen zo'n twee derde van het boek. Er komen dan nog tien
kortere verhalen.
In Koninginnendag
wil
een man bij paleis Soestdijk Prins Bernard tot ridder slaan. Hij
duwde wat soldaten opzij en liep naar het paleis. Juliana riep:
“Grijp
die man vast. Want die is gek. Die is gevaarlijk.” De
man wordt gegrepen door een marechaussee en verbaast zich over de
angst voor hem. Als hij het zich herinnert verveeld hij zich in een
'gekkenhuis'. Was er geen ledigheid, maar had hij iets om handen dan zou hij beter kunnen
begrijpen waarom de mensen zo zijn.
In de groentewinkel
vertelt een klant over de pikante wensen van haar dominante en
gewelddadige man. De verkoopster matst haar met de prijs, maar hoopt
dat ze snel vertrekt. Het is niet goed voor de handel dergelijke
klanten te hebben en niet alleen haar man ook, zij lijkt niet goed
wijs.
Lena
kan er niets aan doen. Ze is zo geboren. Ze stinkt. Ze stinkt enorm.
Toch raakt de slechtste student van het land verliefd op haar. Ook
hij zoekt een kamer. Samen beleven ze een warme, om niet te zeggen
hete, laatste avond in bed. De titel van Jan Arends gedichtenbundel Ik
had een strohoed en een wandelstok
komen we ook tegen in het slot van dit verhaal. Hier is dat als de gewenste
attributen van een souteneur.
Een
visser
is mijn favoriete verhaal in de bundel. Weer een man die niet spoort,
zowel letterlijk als figuurlijk. Het is een verhaal over komen, zijn
en gaan en dat zonder dat er een spoor achterblijft; niet tussen de
waterplanten en niet op de kant. Hoeveel we ook doen, onze sporen
verdwijnen met de wind.
In Barre
welvaart
en Het
gareel
spot Arends met de honoraria voor schrijvers, de subsidies en de
oneerlijkheid in het algemeen. In het eerste verhaal wordt hij zo goed
betaald dat het geld niet meer te bergen is. De vraag is niet hoe je
het krijgt, maar hoe je ervan afkomt. De hospita – ja daar is ze
weer – maakt zich zorgen over het gewicht van de geldopslag.
De
liefdadigheid en de normen die daar
bij horen krijgen er dan weer van langs in De
kranteneter, De weldoener
en Broodje
tartaar.
De gever neemt een broodje met veel, de ander krijgt een broodje met
weinig tartaar.
Wrang is het verhaal De
zelfmoordenaar en dat niet alleen gezien de afloop van Arends eigen leven, maar ook hoe de
man zichtbaar zijn eigen dood voorbereid, net op tijd ontdekt wordt, en dat niet positief waarddert aangezien zijn rotleven weer verder ging.
Er is een psychiatrische organisatie naar de schrijver
genoemd, want: “De
thematiek
in zijn boeken en poëzie heeft veel raakvlakken met de dagelijkse
praktijk van onze organisatie. Hij was onconventioneel, ‘moeilijk’
en werd regelmatig opgenomen vanwege alcoholverslaving en zijn
onrustige geest.” Iedereen
heeft het het vermogen om te groeien en het leven weer op te pakken,
menen zij. Had Arends de inzet van zijn naam voor dit doel
meegemaakt, dan had hij vast een verhaal met commentaar op die keuze
geschreven, en daarin de organisatie op de korrel genomen.
De tragiek in het leven van Arends zit zelfs in een typefout.
Keefman had Leefman moeten heten, zo lees ik in een verzameling
weetjes over het leven van de schrijver Arends.
Tussen Arends en
zijn werk zat geen licht, of als dat er wel was, niet veel meer dan
een zeer smalle spleet. Dat lees je aan de indringende en pijnlijk rakende teksten af. Je
snapt na Keefman dat mensen hem de Nobelprijs van de literatuur
toewensten.


Geen opmerkingen:
Een reactie posten