dinsdag 1 december 2020

Boeken in november


Laatst gelezen boek boven. 


***


Het duel
van David Grossman is een boek voor tussendoor. Het heeft wel wat weg van zoi'n zondagmiddagkinderfilmverhaal, waarin een groepje kinderen een misdaad van ouderen oplost.

De misstand wordt hier door David, een jongen van twaalf jaar oud, aangepakt. Hij doet dat niet alleen maar vindt zijn handlangers onderweg.

Het is niet alleen een boekje over David lost het op. Het gaat ook over misverstanden rond leeftijd. Jongens van 12 jaar oud kunnen hun eigen weg zoeken en daar zijn geen typische jongensvriendschappen voor nodig.

Oudere mensen willen niet altijd over het verleden vertellen. Er zijn ook mensen op leeftijd die nog een heden en toekomst zien.

De band tussen jong en oud laat ook zien dat waar de David zijn leven leeft er ook al eerder mensen leefden “met dezelfde opwinding, hetzelfde plezier, totdat opeens het tempo te hoog voor ze was geworden.”

Het duel hapt lekker weg. Het loopt goed af en geeft ruimte aan eigenzinnige bejaarden en atypische jongeren. 

 

***
 
Onvoltooide liefdesbrieven van Michaïl Sjisjkin is een uitwisseling van brieven van twee geliefden: een schrijver op de administratie van het Russische leger en zijn vriendin een medicus in een Russisch zieknhuis. De brieven beschrijven de loop van hun leven. Ze reageren niet op elkaar. Ze ontvangen zelfs elkaars brieven niet.

De man schrijft over zijn opvoeding en zijn dwarsheid. De vrouw – eveneens een dwarse puber – schrijft over haar moeder en vader die ze verpleegt tot aan de dood, over een kortstondig geluk als surrogaat moeder en echtgenote en over haar stuklopende relaties.

Volódjenka gaat net voor het begin van de twintigste eeuw op een militaire missie naar China om zijn leven in te zetten om de Bokseropstand te bestrijden als deel van een Russische bijdrage aan een Westerse alliantie. Sásjenka blijft in Rusland en blijft vooral ook veel langer leven. Haar brieven bestrijken daarom een langere periode.

Het boek heeft een heldere structuur. De brieven van de man, aangegeven met ■ en die van de vrouw ● wisselen elkaar af. De beide stromen hebben een begin in de prille liefde en eindigen aan het eind van het leven. En daarmee loopt de duidelijke structuur spaak.

Volódjenka schrijft over een kort leven dat eindigt tussen Beijing en Tientsin (Tianjin). Hij beschrijft de verschrikkingen van alleen al het wachten op inzet tegen de Boksers. Het klimaat, de kermende gewonden, de afwezigheid van schoon water etc. maken van de legering een hel. Als er gemarcheerd wordt of gevochten dan zijn de gruwelen minstens even groot. Een Franse verpleegster en een Russische sinoloog die optreedt als vertaler maken het leven nog enigszins dragelijk. Maar de verzuchting dat de zin van de dag vooral is dat hij voorbij is, die is om begrijpelijke redenen sterker.

Toch maakt de oorlog de zintuigen Volódjenka scherp, maar ook zijn manhaftigheid. Iedereen heeft het idee dat er doden zullen vallen, maar dat zijn de anderen. “Zonder dit gevoel zouden er waarschijnlijk nooit oorlogen zijn geweest.” Door de intense situatie groeit het besef van de liefde voor Sásjenka, maar ook voor zijn moeder en zelfs voor haar blinde tweede man. Elke dag die voorbij gaat brengt hem dichter bij huis, zo denkt hij bij geveinsde onkwetsbaarheid.

Sásjenka blijft brieven schrijven ook als ze weet dat hij dood is (al op een kwart van het boek). De ■ en ● wisselen elkaar niet in de reële tijd, maar slechts in de vorm af. Haar brieven zijn een soort dagboek om het leven te overzien en te ordenen. Zelfs een aanhef gaat al snel ontbreken. Op het laatst richt ze haar brieven weer wel echt aan haar Volódjenka. Hij schreef tot het eind aan zijn Sásjenka.

De man is bang een laatste onvoltooide brief te zullen schrijven. Zijn leven eindigt inderdaad onvoltooid en daarmee ook de brieven; de zwervende epistels vertellen niettemin hoe twee mensen de liefde jong vonden en hoe die liefde een leven omspande. Het boek gaat ook over mensen om hen heen.

Zo wordt Sonjetsjka, de dochter van een tijdelijke  partner van Sásjenka, in comateuze toestand aangesproken. Die boodschap bevat veel vlijmscherpe zinnen over het leven en de dood om het afscheid mogelijk te maken, zoals deze: “Kijk maar naar dat lichaam van je, daar heb je helemaal niets meer aan. … Het kan niet meer rennen, niet springen,niet tekenen, niet op straat spelen. Wanneer het dood gaat dan is dat in orde.”

Onvoltooide liefdesbrieven zit vol met gedachten en mooie woorden. Ze barsten bijna uit de kaft. Het zal herlezen betekenen om er uit te halen wat het boek wil geven. Al op de eerste pagina, waar de oerknal de vorm van een meloen aanneemt, was er een
wow-gevoel; wat ga ik nu lezen.

De witte kiezel van Han Kang (die de stilte bevat) krijgt hier van Sjisjkin een zusje. Een kiezel die alles ziet en weet en daarmee leidt tot de drietrapsvraag: besta ik voor hem, besta ik wel voor mezelf, wat is dat bestaan? Met als vragende antwoorden: weten dat je er geweest bent, je eigen bestaan bewijzen met behulp van herinneringen? Dat roept dan weer de vraag of of dat is wat in dit boek gebeurt. De steen zal verdwijnen in een meer. Hij laat nog even kringen achter en ook die sterven weg. Net als Volódjenka.en Sásjenka. Ze waren er voor even en zijn aan een touwtje terug de kosmos ingetrokken.

 
***

Grote dieven kleine dieven door Albert Cossery gaat over de kleine dief Oesama. Hij is goed gekleed (net als Cossery zelf) om niet op te vallen als hij steelt van de grote dieven: de politieke en zakenelite van Caïro, die kennelijk mag stelen, omdat ze het in het groot doen. Het verhaal over randfiguren en corrupte elite zou evengoed in een andere metropool kunnen spelen.

Oesama kijkt graag. Hij kijkt naar de mensen op het Tahir plein. Hij kijkt naar de straat die alleen kan worden overgestoken doordat een man met gevaar voor eigen leven voor het verkeer stapt om een doorgang te creëren. Aan de overkant halen de vrouwen een munt uit hun zakdoek om hem te betalen. Oversteker van beroep, ziet Oesama en deze vindingrijkheid doet hem plezier. Het is een voorbeeld van het oog voor mensen aan de marge van de samenleving, die het verhaal tekent.

Ieder hoofdstuk heeft wel een aantal mooie zinnen, zoals deze: “In de waarheid zit geen enkele toekomst, zo lang de leugen grote verwachtingen wekt.” Of meteen al uit het begin, de typering van filosofen die in de schaduw willen leven en menen “dat deze opzienbarende verloedering van de stad speciaal bedoeld was om hun kritisch vermogen aan te scherpen.” Woorden als een jas die velen past. Het verhaal is spottend, grappig en onderhoudend. En je komt nog eens ergens. Niet alleen in het centrum, maar ook op het kerkhof waar de intellectueel Karamalla in het mausoleum op het familiegraf woont. Hij heeft het aan de stok met het gezag en ontsnapt er aan zijn schuldeisers.

Een van de pijlers van zijn filosofie was dat problemen zich altijd vanzelf oplossen als je er geen aandacht aan besteedt. Hij was helemaal niet terneergeslagen omdat hij op een begraafplaats woonde, maar het vervulde hem van geluk, als het begin van een wonderbaarlijk avontuur. Het beviel hem om tussen een rebelse bevolking te wonen, levenden en doden door elkaar, die zich niets gelegen liet liggen aan welk gezag dan ook.”
Een grote dief zal uiteindelijk aan het kortste eind trekken in het verlopen Spiegelcafé waar hij vreugdevol in zijn hemd wordt gezet. Het verhaal begon op een ander terras dat van Café Cosmopolite, dat vroeger grandeur had, inmiddels sjofel is, maar wel met uitzicht op de 'Notabelenclub' waar Oesama de klanten voor zijn vaardigheden naar buiten ziet stappen. Het beeld van de dief op het teras doet denken aan de foto op de box met het verzameld werk van Cossery.

Vertaalster Mirjam de Veth geeft in het nawoord een beeld van het leven van Cossery die ze een paar maal in Parijs ontmoette. Door het uitgeven van zijn eerste boeken in Frankrijk kon hij naar die stad verkassen. Daar leefde hij meer dan zestig jaar in hotel Louisiane, in een intellectueel en kunstzinnig klimaat. Het nawoord is een fijne toevoeging aan zijn laatste boek (1999).

***

De dwaas van Palmyra door Jan van Aken is een verhaal dat speelt in de tweede eeuw na Christus met in de hoofdrol Damis, een volgeling van wijsgeer Apollonius van Tyana. Voordat hij leerling werd, was Damis tapijtverkoper in Niveve, in dienst van zijn brute oom. 

Damis leerde Grieks en legde zijn reis met de wijsgeer naar India vast op papyrus. Sindsdien sjouwde hij deze deze enorme vracht – hoofdzaken van bijzaken scheiden kon hij niet – met zich mee. Door een gebroken been kon hij de Griek niet meer volgen op het laatste stuk van de terugtocht. Afgesproken werd dat hij eerst zou genezen en zich later weer zou aansluiten.

Bij het inschepen op die reis achter Apollonius aan was het mistig en Damis stapte aan boord van het verkeerde en langzamere Egyptische zeilschip, de Eurynome. Hij kwam daar pas achter toen ze al buitengaats waren. Aangezien het schip wel zijn gewenste reisroute volgde, besloot hij mee te varen.

Tijdens een storm wordt een deel van zijn papieren nat en de inkt loopt uit. Toen hij er door een passagiere naar gevraagd werd, bleken er nog verhalen in zijn hoofd te zitten over de reizen. Hij dacht deze vergeten te zijn, nadat hij ze tot in detail opschreef. De vraag is of hij ze zich herinnert zoals ze gebeurd zijn. Fictie en verbeelding weven zich door de werkelijkheid net als in de beschrijving van het leven van de echte Apollonius. Wie is de dwaas in het verhaal eigenlijk?

Hoewel er flink gereisd wordt in de verhalen van Damis op het dek het Egyptische zeilschip gaan die reizen voor mij niet leven. Het boek gaf me het gevoel een toneelstuk te lezen met een beperkt aantal personages. Het decor op het toneel wisselt tussen achterdek en verbeelding. Het sluit zelfs af met een scene in een tent, op dat achterdek, die op een bonte avond na een vakantiekamp zou passen. Toch is er weinig mis met een mooi toneelstuk, incluis een tragikomische uitsmijter en een clou aan het eind.


***

In Rouska van Clare Lennart speelt een rode kater met die naam een hoofdrol. Of eigenlijk een zeer aanwezige rol op de achtergrond, beschouwend, levend en luierend. Meestal met een geringschattende blik op de menselijke drukte.

Rouska wordt gepubliceerd in 1949 als ook Twee Negerpopjes van Lennart verschijnt, het boekenweekgeschenk van dat jaar. De schrijfster is dan vijftig jaar en actief in literaire kringen en journalistiek.

In het boek gaat het om kleine dingen: een straatje met auto's; een witte poes in het raam die de honden uit de straat houdt; de stilte; onwereldse zonderlingen die zolderkamers bewonen; het binnenste van een petunia; een hele zigeuner familie die een mooie zonnige kamer betrekt; en de schoonheid van het geluid van tegen elkaar tikkende knikkers. “Het leven is gecompliceerd. Veel ervan gaat langs ons heen,” het klikken van knikkers kan ons daarom gemakkelijk ontgaan.

Kleine dingen spelen een belangrijke rol, want niet alleen het kleine meisje dat haar empathische stiefvader en kat verliest, voelt zich als een huiverend bloemetje dat bloeien moet in de sneeuw, door het hele boek heen zoeken personages naar dauw die verzoent met het leven.

De blik naar het binnenste groen van de petunia op het plat achter het huis leidt tot een lichte schok vanwege het besef gelukkig te zijn. Maar aap deze truc niet na door de planten op je dakterras te zetten, want: “Het geluk is een zeer groot artiest. Het herhaalt zich nimmer. Kattten lijken er voor geboren te zijn.


Ik lees met moeite, maar wel graag. Het voordeel van een boek is dat als je er in zit dat relatief lang duurt. Dat maakt het makkelijker leesbaar dan losse artikelen. Vanaf 31 januari 2018, zet ik kort (het moet het lezen zelf niet in de weg staan) op een rijtje wat ik las. Want ook bij het onthouden kan ik wel wat steun gebruiken. De omslag is gelijk aan die van de uitgave die ik las.



2 opmerkingen:

Rondetijd zei

Clare Lennart interesseert me.

martin zei

Grappig vond ik te lezen (als onderdeel van dit stukje), dat ze tegen de klippen op, voor een relatie met een kok ging. Zelf ben ik ook ooit als kok begonnen.