Vannacht werd ik wakker (gek was dat niet want ik stond nog geen tien meter van een verkeersader van het stadje) en voelde meteen aan mijn bil. Blijkbaar was ik bezorgd. Er zat een puistje, het was veranderd in wat voelde als een gravelsteentje onder de huid, een beginnende steenpuist. De vrees was er al langer. Pukkeltjes waren er al dagen. Weer een karbonkel? Weer een operatie? Nee liever niet. En het was geen plek om af te wachten of het overging. Het leek me verstandiger om verder te slapen en de volgende dag naar huis te vertrekken. Veel handen wassen en afblijven het advies. Zo kwam ik niet op de fiets, maar wel met de trein toch nog in Zwitserland. Ik was er vlakbij. Al
ruim een uur onderweg passeerde de trein Saverne, waar ik gisteren mijn
middagdeel begon. Het roze gebouw aan het Marne-Rijnkanaal zie ik nu van de andere kant. Uit de trein zijn veel weggetjes te zien, die allemaal geschikt zijn voor de fiets, zo fantaseert mijn hoofd. Het is onverbeterlijk. Buiten is het grijs,
nat, met hier en daar een spat op de ruiten. Eigenlijk wel goed
fietsweer, al houd ik mezelf voor dat het juist te beroerd is. Dit om de bittere
pil te verzachten. Want bitter smaakt het einde. Zelfs in een gebied waar grenzen werden verlegd als antwoord op oorlog in onze regionen, hoef je dat niet te zien. Je hoeft je zelfs niet te verbazen over de plaatsnamen uit een andere taal. Molsheim in Frankrijk bijvoorbeeld. Je kan het voorbij laten glijden. De opmerking van Jan zou ik proberen te overdenken op deze trip.
Veranderingen zoeken voor de samenleving doe je dat alleen of met anderen? En wat
dan? Het is er niet van gekomen. De weg was te mooi, er was teveel om
te zien, en om van te genieten, teveel om ook nog een reactie op
machtswellust, hebzucht, cynisme en onderdrukking te overdenken. De glooiende
heuvels, de wolken, de geluiden van water en dieren lieten daar geen
plaats voor. Daar tussendoor naar beneden zoeven was een groot genot. |
“Naar beneden zoeven is een groot genot”
Uit dit blog.