maandag 20 mei 2024

Song of Solomon


Nooit stilgestaan bij de vraag of er verschillen zijn tussen zwarte en witte skeletten? Dan moet je Song of Solomon lezen. Heb je hier al wel over nagedacht dan heb je het boek vast al gelezen. Zo niet, zet het op je lijstje. Ook als je het een naar onzinnigheid neigende vraag vindt. Het boek is geschreven door Nobelprijs voor de literatuur laureaat (1993) Toni Morrison. Ze was daarmee de eerste zwarte vrouw die zo hoog in het literaire zadel werd gezet en voorlopig de laatste.

Song of Solomon verscheen in 1977. Het doet ertoe dat het geschreven is door een zwarte vrouw. Want als zij schrijft 'please kenden ze niet', zwarten werden niet eens in het ziekenhuis – met de naam Mercy (genade) – opgenomen, en hoe de politie eerder gevaar en vijand was dan beschermer, dan vertelt ze over een wereld die haar en haar familie bekend was. Het speelt in de jaren twintig tot zestig van de vorige eeuw. Dus ruim voor de laatste opleving van zwart protest voor een veilig leven.

En het doet er ook niet toe. Want het is een boek om van te genieten en te gruwen. Het is geschreven door een mens met een lenige en creatieve pen. Een schrijfster die niet alleen een verhaal vertelt, maar dat ook nog laat worteltelen in de geschiedenis en het leven van velen. Met bovendien een zoon, Macon, als hoofdpersonage, waarin zij zich inleeft. Oók losgezongen van de identiteiten is het waardevol. 

Het is enigszins absurd en toch gewoon; alsof het zo hoort en gaat (een schrijfstijl om van te houden). Al in het begin denkt een man met aangeknoopte vleugels over een meerweg te kunnen vliegen vanaf het dak van het ziekenhuis. Hi wil van Zuid naar Noord, als vlucht vanuit de Verenigde Staten naar Canada. Dat zijn meerdere intelectuele ideeën, onverschrokken dapperheid en gekheid in een situatie. Macon, wordt ook Milkman genoemd, omdat zijn moeder, uit een gebrek aan liefdevolle aandacht van haar man, hem veel te lang de borst gaf. En er is een protagonist zonder navel: “Als dat waar was, dan kon alles waar zijn, en waarom zouden er dan geen geesten zijn.” Inderdaad veel vervreemder van het leven kan een mens niet zijn. En toch is juist deze tante van Macon een vrouw vol vuur.

Het is een verhaal dat mensen namen geeft. Dat loopt tot aan Muddy Waters, T-Bone en B.B. en Der Nigger. Namen om te kennen, namen om trots op te zijn, namen om van te genieten, en namen om af te wijzen. Namen van vroeger, namen bewaard in liedjes, en namen verstopt in de geografie. De familienaam van hen waar het verhaal om draait is Dead en dat leidt gemakkelijk tot bizarre en ongemakkelijke situaties. Op grond hiervan lijkt het Macon weinig zinnig medicijnen te gaan studeren, zoals zijn opa deed. Hij zag zijn visite kaartje al voor zich.

Song of Solomon dendert voorbij. Er is gewelddadig racisme, er is straffeloosheid en willekeur, neerbuigendheid van de witte burger, afstand tussen inheemse beolking en zwarten en kille afstandelijkheid van de instituties. Maar dat maakt van de zwarte individu nog niet perse een goede mens. Er zijn ook daar inhaligen, stropers (het kost een rode lynx het leven), vechtersbazen, extreem gewelddadig verzet en ongevoeligen. Maar dat alles wel in een samenleving waar je als zwarte hooguit op de tweede rang zit en reperessie je deel is. De opa van de hoofdpersoon denkt als arts wat te zijn, maar ook hij wordt met de nek aangekeken en buitengesloten. Het is Apartheid op de manier van de Verenigde Staten. De vraag wordt gesteld of elk verzet – zelfs oog-om-oog wraak –, daartegen gerechtvaardigd is of heiligt het doel de middelen niet? Sterker nog leidt een dusdanige aanpak juist weg van een betere toekomst zonder structurele onderdrukking? Zijn er niet ook goede wite mensen? Het zijn ernstige vragen binnen de contekst van de raciale verhoudingen in de VS.

In de tussentijd is er ook een witte pauw die wel wel wil maar niet kan wegvliegen. “Hoe komt het dat hij niet beter kan vliegen dan een kip?,” vraag Macon Dead aan zijn vriend Guitar. “Wil je vliegen, dan moet je alles opgeven dat je beneden houdt,” antwoord die. Die vogel met zijn imposante staart levert zo een bijdrage aan een van de thema's het boek, het vliegen om de balast kwijt te raken.

Op het platteland leeft een stokoude vrouw. Circe stamt nog uit de voige eeuw, Ze leeft in een vervallen huis, vergane glorie. Ze leeft er met dertig honden. Ze is goed in genezen, betrokken bij mensen en heeft voldoende kwaliteiten om hoofdzuster te zijn in bijvoorbeeld Mercy. In plaats daarvan traint ze de honden en is haar grootste wens dat als ze gestorven is: gevonden te worden voordat de honden haar opeten. Ze bleef in dat huis waar de anderen gingen. Haar bazin doodde zichzelf liever dan het werk te doen wat haar bediende al haar hele leven deed. “Hoe zal ze mij gezien hebben,” vraagt Circe zich dan ook af. Het tekent in grimmige kleuren de verhoudingen in een landhuis.

De laatste twee hoofdstukken ronden af en geven het verhaal zijn betekenis. Je hebt dan ondertussen een reis gemaakt door de zwarte geschiedenis van de eerste helft van de twintigste eeuw. En er wordt daarbij ook over de schouders gekeken naar Afrika en de slavernij. Het animisme van weleer blijkt halverwege de twintigste eeuw nog betekenis te hebben; al is het maar in de vorm van levenslessen over de waarde van vliegen. En daarmee is het verhaal rond. 




Geen opmerkingen: