zondag 30 juni 2024

De brug



Op de brug wordt je geen vrienden.
Vanaf de brug kijk je toe.


Motto uit 't gedicht Köprü (De brug) van Sait Faik,*
vertaling Hanneke van der Heijden

De brug
werd geschreven door Geert Mak als boekenweekgeschenk voor 2007. In zijn eigen luchtige en vlotte stijl schrijft hij het verhaal van Istanbul aan de hand van de Galatabrug. Die oeververbinding ligt over het estuarium, de Gouden Hoorn.

Op iedere pagina staan wel zinnen die je kan citeren en overnemen in een bespreking. Dus duik er zelf in en als je meer wilt weten. Hier is een link naar de pagina van Mak zelf over het boek, en voor wie naar effiëntie streeft: hieronder de beknopte tekst van de achterpagina, met als eerste zin meteen al de meest ingedikte samenvatting die mogelijk is.

Dit is het verhaal over een stad en een brug. Over het lotenmeisje, de sigarettenjongen en de beste zakkenrollevan Europa. Over de parapluhandelaar die Engeland een proces wil aandoen. Over familie en godsdienst. Over eer als je zo arm bent als een kerkrat. Over gezond verstand en de verleidingen van fundamentalisme en geweld. Over leven met de moed der wanhoop.”

In de brug komen tal van grote en kleinere zaken en kwesties voorbij. Van de (start van de) genocide op de Armeniërs tot aan gewelddadige roofovervallen door georganiseerde bendes; van de terugloop van de visvangst tot het weren van vrouwen uit het straatbeeld;en van het verdrijven van de Grieken uit de stad in verband met de kwestie Cyprus tot een uitgewrongen man die zijn pensioen liet verdwijnen. Intussen is er ook een kijkje het achterland in waar de levensomstandigheden van zwaar tot ondoenlijk zijn en hele dorpen verdwijnen. De bewoners belanden in de grote stad en met een hengel op de brug.

Tekst loopt door onder illustratie.


Uitgave voor de verkoop.

Het geschenk kent twee pagina met gebruikte literatuur en een uitgebreide verantwoording. Het is geen boekje als de meeste anderen, met een novelle, maar een verslag, een onderdompelen in het echte leven op de scharnier van Europa naar Azië of andersom: Geert Mak verbleef in 2006 vele weken te midden van de straatverkopers op een van de stadsbruggen van Istanbul (...) De meesten zijn straatarm, kunnen nauwelijks het hoofd boven water houden, ze leven bij de dag, bij het uur.” Het verblijf leverde een mooi boekwerkje op. Toch blijft er een gat.

Veel komt aan de orde. Dat loopt van Koerden die ontkent worden, via politie repressie en nationale trots, de man-vrouwverhoudingen, naar de eeuwenlange neergang van de stad. Maar alles gaat zo soepel van het een naar het ander, vrijwel zonder commentaar. De Volkskrant recensent Arjan Peters, schreef: “Zijn beminnelijke timbre strijkt alle voorstelbare 'heftigheden' glad,” en “zijn gemoedelijkheid voorkomt een borende introspectie of schel gearticuleerde bezorgdheid.” Dat is prettig, maar zorgt er ook voor dat je achterblijft met een leemte.

Achter in mijn hoofd klinken twee andere boeken: Het Museum van de onschuld over dezelfde stad, maar dan wel doorleefd, en helemaal weinig vrolijk Istabul Istanbul. De schrijver van het eerste boek, Orhan Pamuk, wordt wel genoemd in De brug, maar Burhan Sönmex schrijver van het tweede is te ver in de kerkers van het regime afgedaald om een plekje in het geschenk geschreven door de “ambulante ambassadeur van de dialoog” te krijgen.

Anderzijds geeft die geruststellende houding van Mak ook toegang tot de mensen op de brug. Als hij een van zijn contacten vraagt of ze veel last van criminaliteit hebben op de brug, dan antwoord die met een luide lach: “Die criminaliteit zijn we meestal zelf.” Dat is een antwoord dat getuigd van vertrouwen. Als Erdal Balci, reporter voor Trouw, een van de geportretteerden straatverkopers opzoekt is die er trots op dat zijn leven is geboekstaafd. Het mogen dan geen vrienden zijn, wederzijdse waardering is er wel degelijk. Die stemming geeft ook de lezer een aangenaam gevoel. De aangeroerde zware thema's zijn lichtverteerbaar geworden in de handen van Mak.

Noot:
* Het komt uit de bundel Şimdi Sevişme Vakti (Nu is het tijd om te vrijen) uit 1953. Aanvankelijk werd overwogen om deze bundel de naam Brug te geven. Hoewel er advertenties in tijdschriften met deze naam werden geplaatst, verscheen het onder de vermeldde titel.

maandag 24 juni 2024

Drie novellen / Een bundel novellen, 1938






Voor het boekenweekgeschenk van 1938 koos de Vereniging ter bevordering van van de belangen des boekhandels een nieuwe benadering, “die van de vorige belangrijk zou afwijken.” Het werd een bundel met “uitsluitend verhalend proza” in de vorm van
Drie novellen, zoals ook de titel luidde. Hoewel op de Franse titelpagina dan weer Een bundel novellen, 1938 staat. Kennelijk was de nieuwe aanpak nog enigszins onwennig en zo kreeg het boek twee titels.1 De redactie onder Anton Coolen en Elisabeth Zernike meldt dat Arthur van Schendel wel werd gevraagd, en in beginsel bereid, maar toch niet in staat was een bijdrage te leveren.

***

Huis te huur heet de eerste novelle, die is geschreven door F. Bordewijk. Het motto is een gedicht van Emily Dickinson:

XLII.

LAY this laurel on the one
Too intrinsic for renown.
Laurel! veil your deathless tree,—
Him you chasten, that is he!


Nederlandse vertaling hier.

Een ondernemer in de toeristen sector, de zakenman Revallier, komt terecht in een vergadering waar besproken wordt hoe Nederland een graantje mee kan pikken van de 'vreemdelingenindustrie'. Nederlanders gaan wel op reis, maar waar blijven de buitenlanders die Nederland bezoeken? Die in- en exportverhouding ligt zeer scheef. Als Revallier het woord industrie hoort duizelt het hem. Maar hij beseft dat het juist is gekozen. De vreemdeling werd bij wijze van spreken gefabriceerd, een industrie niet voor, maar van vreemdelingen. “Men kon ook zeggen dan men de vreemdeling verbouwde, hij werd een gewas, men zaaide reclame en oogste toeristen.”

Later komt hij erop terug en vraagt zich af of de mensen niet ook minder ver gebracht kunnen worden en het tempo van de reizen trager kan, zodat kan worden gewezen op de mooie dingen die te zien zijn, en het eigen initiatief kan worden bevorderd. Nu is het tempo, en nog eens tempo, “terwijl toch alle wijsheid sinds alle eeuwen ligt in traagheid.” De toeristen werden destijds blijkbaar al door de goed betaalde vakantie gejaagd. Destijds nog een vreemd woord, maar toeristenindstrie is inmiddels een gewone term geworden om die activiteit te beschrijven.

De vergadering van de reisondernemers is in Delft, waar Revallier dertig jaar eerder leefde als jonge man en smoorverliefd was. Hij stapt terug van 1937 naar 1907 en speelt met die twee mannen; die hij is en die hij was. Als hij het huis gaat bezichtigen waar zij woonde, dan besluit hij dit niet te doen als de jongere sentimentele en weemoedige man uit 1907, maar als de nieuwsgierige uit 1937; het wordt een bezichtiging als een gril. Hij hield immers helemaal niet van huizen. Maar waar hij wel van hield, wordt meer dan duidelijk; de vroegere verliefdheid had de tijd overleefd.

***

Overgenomen van DNLB.

Het Friesche goud; anno 1656 draait om de erfenis die Saskia, de vrouw van Rembrandt, naliet aan haar zoon Titus met het vruchtgebruik voor de schilder, rmits hij niet zou hertrouwen. Saskia kreeg die rijkdom mee uit het ouderlijk huis. Haar vader, de jurist Rombertus Uylenburgh, was de burgemeester van Leeuwarden en speelde een voorname rol in het landbestuur en Nederlandse geschiedenis. De perikelen rond de erfenis worden uitgebreid beschreven in het wiki lemma over Saskia. De hebzucht die het kapitaaltje oproept, is een belangrijk thema in de novelle die is geschreven door Marie Koenen.

Tantes Hiske en Cornelia
2 willen beide Titus onder hun hoede nemen om hem uit de handen van Rembrandt te halen en een opleiding laten volgen die hem verder zal brengen dan het schilderen waarin hij zich nu probeert te ontwikkelen. Zijn oom vindt dat het “(…) kladden met verf een minderwaardig tijd verknoeien is, waarbij het maar enkelen gegeven is het tot een vaardigheid te brengen, die tenminste hun bestaan verzekert.” 

Het verhaal berust op de familie geschiedenis van Rembrandt, Titus en omgeving. Ook de tweede vrouw van Rembrandt, Hendrikje Stoffels, waarmee hij niet getrouwd was, speelt er een zorgzame rol in. De wens
van de zussen de zorg voor Titus over te nemen was niet van eigenbelang gespeend; het zou ze dichter bij de erfenis brengen. De man van Cornelia, Jan van Loo, had bovendien nog een appeltje te schillen met de schilder, die hem eerder wegens vermeende smaad een proces had aangedaan. Hoewel dit proces echt gevoerd is, en door Rembrandt verloren werd, is het Friesche goud fictie en geen geschiedenis. De ontwikkelingen hebben wel een daarop gebaseerde en prettig geschreven novelle opgeleverd.

In het verhaal krijgt Titus een boek van zijn vader: Piedra preciosa (De kostbare steen). Het is geschreven door de overbuurman, de Joodse geleerde Menasse ben Israël. Rembrandt heeft er vier etsen voor gemaakt. De schoonfamilie vindt het 'jodenboek' en een “een prentenboek van Satan.” NRC-Handelsblad wijde in 1955 een artikel aan die boekillustraties door Rembrandt.

Tekst loopt door onder foto.

De  koningsweg is geschreven door Marianne Philips. Het katholieke schippersvolk gaat naar de kerstnachtmis. Als ze net in de kerkbanken zijn geschoven denkt een kind: woont God in de kerk? Met als simpel antwoord: “Natuurlijk wie is er anders zo rijk, dat hij er wonen kan?” In de kajuit waar zij leven zijn niet eens stoelen voor elk kind.

Een paar regels verder zingt het koor Vrede op aarde.
Een enkele vader denkt aan Spanje. Een enkele maar, want de krant is te duur. Het duurt even voordat ik me bedenk dat ik een boek uit 1938 lees en dan doemt ook de oorlog op..

Maar de koningsweg beschrijft de gang van zaken in een klein stukje Nederland, aan een kade. Er gaat nogal wat mis daar waar de schepen tegen de kant liggen. Maar de betrokken schipper die zich tijdens de wacht liet afleiden is te trots om daarover eerlijk te zijn als hij daarmee zelf een flater slaat. Hij wil geen hulp, niet van mensen en niet van God om dat te vergemakkelijken. Uiteindelijk krijgt hij hulp van beide. Philips schreef een evangelisatie verhaal voor in zichzelf levende stoere mannen die problemen oplossen met mes en knuisten, en de eigen weg willen bewandelen. Een bijzonder genre.

De novelle maakt nieuwsgierig naar de schrijfster. Ze was van Joodse komaf en lid van de SDAP en werd als een van de eerste vrouwen verkozen tot gemeenteraadslid voor die partij. Ze zou in Judith Belinfante een kleinkind krijgen dat ook schrijfster en tevens Kamerlid werd (voor de PvdA). In het werk van Philips is vaak aandacht voor ethische en sociale vraagstukken.

Marianne Philips zou ook het boekenweekgeschenk voor 1950 schrijven.

***

De novellen zijn uitgegeven op stevig papier, zo dik dat je regelmatig denkt twee pagina's vast te hebben. Die luxe geeft een fijn leesgevoel.

Noten:
1) De website van de Nederlandse Bibliotheek houdt het op Een bundel novellen. De hele bundel is daar te lezen als pdf, txt, epub bestand of als scan. Dat is inclusief de namen van de leden van het erecomité voor de betreffende boekenweek onder voorzitterschap van de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap,
Prof. Dr. J.R. Slotemaker de Bruïne. Het comité brengt een hele trits weledelzeergeleerde heren bij elkaar, veelal professor, maar op zijn minst toch tot doctor gepromoveerde wetenschapper.

2) De namen uit de novelle en de namen die op het internet voor dezelfde personen zijn te vinden, verschillen bij de een en komen overeen bij de ander. Deze stamboom laat zowel Rembrandt, als de vrouw van zijn zoon Titus zien die ook in het verhaal voorkomt en de dochter zou zijn van de oom en tante die in het boek Albertus van Loo en Cornela Uylenburgh heten.

vrijdag 21 juni 2024

Voor later

Twee mensen kijken ook naar het blank staande bosje waarvan ik foto's maak. In de verte zwemmen eenden en koeten tussen de bomen. “Het blijft maar nat,” zeg ik tegen hen. “Pardon?,” is hun reactie. Het blijken Duitsers. Ze wisten al van de nattigheid en verbinden die met de rampen van de afgelopen jaren in eigen land. “Wat staat ons nog te wachten,” vragen ze zich retorisch af. “Het is misschien maar goed dat we dat niet kunnen voorspellen,” gooi ik in de strijd. “Maar het is ook mooi,” voeg ik positief toe.

In mijn hoofd speelt een artikel van de afgelopen weken over het afzwakken van de Golfstroom, de warme dus. En we liggen hier op de hoogte van New Foundland in Canada. Er word wel gesproken over 7ºC temperatuurdaling in Nederland. Koppel dat aan de sterkere neerslag in de winter, denk ik er zelf bij, en je kan de aanschaf van sneeuwruimers en overhangende schuine daken alvast plannen. De haven van Hamburg vriest dicht in de winter. Eindeloos doemen vergezichten op, maar hoe het verder gaat weten we inderdaad niet. Het artikel vind ik niet terug, maar kom wel een column tegen van Peter Kuipers Munneke met de titel 'De toekomst, dat is voor later'. Nee dus, de toekomst zien we al.
En eigenlijk denk ik niet veel aan rottigheid deze tocht. Ik fiets door een ven op het pad, waarvoor ik enige tijd geleden nog omkeerde. Het is een extra avontuur geworden. Ik zie een vos door het veld lopen, twee jonge hengsten machootje spelen en in de verte raast de zee en ja de vliegtuigen van een mensheid die de wonderen dichter bij huis overslaat. De gewone brunel kende ik nog niet van naam, hij groeit gewoon in de provincie waar ik woon. En wat weet ik nu eigenlijk van het Knolletjesveer waar ik langs kwam. De ponthanen bij Buitenhuizen zijn er nog. Er is nog zoveel moois, zoveel nieuws, zoveel te genieten. Ja Kyoto lijkt me ook mooi, en lijkt spectaculairder dan een rietorchis of jonge aalscholver, maar de nadelen die aan dergelijk vermaak kleven, zien we allemaal.
En nu maar eens een artikel over een andere uitstap van de mensheid afmaken, over kunstmatige intelligentie in het militaire domein. Je zou willen dat de prioriteiten die aan krijgsmacht worden gegeven voor elders werden bewaard, zoals stoppen aftakeling zorg, klimaatbeleid, diplomatie e.d. Als het af is laat ik het weten. (23 juni: hier is het te lezen.)

dinsdag 18 juni 2024

Perikelen en muizenissen


Lekker met de fiets, dan ….” wordt in de woonkamer gezongen. Het is vlak voordat ik weer naar het strand vertrek voor mijn wekelijkse tochtje. De ogen doen moeilijk, de geur afwijking overvalt me soms en mijn linker lies heeft zin om te protesteren en ik moet er veel rekening mee houden en haar met liefde behandelen en dan nog... (In de rechter zit al sinds voorjaar 2008 een breuk, maar daar heb ik verder geen last van.)

De golven spoelen perikelen en muizenissen uit je hoofd. En dat is nodig ook, want gemakkelijk gaat het niet meer steeds de boel weer weer bij elkaar te graaien. Het lijkt alsof het een het ander versterkt. Klaag, klaag... De fiets dient als medicijn.


Ook al uit de woonkamer kwam gisteren de opmerking:
“Ik ben voor OOS, die stemden voor de natuurherstelwet.” Ook de ins en outs krijg ik tussen 'n gekwetst Frans voorhoofd en 'n gebroken neus door uitgelegd. Want zo simpel als gewoon voorstemmen was het ook weer niet. Lees maar:
“Leonore Gewessler, de Oostenrijkse milieuminister die doorslaggevend voor de wet stemde, zei dat haar geweten haar heeft geleid en dat ze tegen volgende generaties wil kunnen zeggen dat ze haar best heeft gedaan. De Oostenrijkse bondskanselier Karl Nehammer vindt het onwettig dat Gewessler op eigen houtje voor de wet heeft gestemd. Daarom stapt hij naar de Europese rechter.”
Goed dat die verantwoordelijkheid genomen is. Maar ik blijf voor de Fransen en hoop dat hun sterspeler weer verder kan.


Vanaf de fietsenstalling loop ik tussen een groot Engels gezin naar het strand. Ze stappen meteen de golven in. Het geluid dat ze maken, klinkt naar vakantie. Maar eigenlijk was het trappen door de Bretten al fijn en dan nog al die kleurige bloemen (zelfs die het zonder bladgroen doen) onderweg en in de duinen. Zeedistel, zeewinde, zeeraket en dan zijn er nog van andere orde, de zeeklit, zeepok etc.




Hoe zei Remco Campert het ook al weer: '
Het leven is vurrukkulluk.' Soms zie je dat en soms niet.


maandag 17 juni 2024

De dag dat maika niet trouwde

De dag dat maika niet trouwde is het eerste hoofdstuk in de gelijknamige verhalenbundel die is geschreven door Fouad Laroui. Het zet meteen een belangrijk thema neer: de kloof tussen traditionele waarden en de moderniteit. Die afstand bestaat hier tussen twee inwoner van El Jadida, een stad zuidelijk van Casablanca. Beide kuststeden vormen door het hele boek heen een belangrijk decor.

Meteen al vraag ik me af of in Marokko ook een verlangen naar de tijd van Swiebertje leeft en welke vormen dit dan heeft? Ook daar zullen geloof en traditionele waarden dergelijke beelden nodig hebben, zoals hier veel BBB, NSC en PVV stemmers de tijd kleuren die nog goed was (en waarbij alle ellende voor het gemak wordt gewist). In dit boek is het niet de keuken van de burgemeester, maar het strand en een terras waar duidelijkheid bestaat, of liever met voor elk zijn eigen duidelijkheid.

***

Hoe een voorschrift over vier kleuren omslagen voor schoolschriftrn tot een nieuwe politieke klasse in Marokko kan leiden, vertelt het verhaal
De vreemde geschiedenis van het bouni-schrift. Wat bouni voor kleur is, werd in de jaren tachtig de inzet van een gepolitiseerde stammenstrijd in El Jadida. En passant komen nog wat ins en outs van de politieke situatie in het land aan de orde.

Een volgend verhaal
De dag dat Sadam werd opgehangen, speelt grotendeels in Rotterdam kort na de dood van de voormalige brute Iraakse autocraat. De vader van Jafaar kijkt dan hele dagen naar het ophangen van de van de slager van Bagdad. Hij raakt door de vernederende aanpak van Sadam uit zijn doen. Jafaar, werkzaam bij een IT-onderneming in Amsterdam, gaat langzaamaan zijn vader begrijpen. Die behandeling is tegen 'hen' allen gericht. Zijn lief vindt het overdreven en verbazingwekkend dat hij zo denkt. Dit wederzijdse onbegrip betekent een einde aan de multiculturele relatie tussen hen beide.

De lukrake nummers van het DHJ gaat over hoe het veranderen van de nummers op de shirts van de voetballers, hen in verwarring brengt. Een 10 weet niet meer waar hij voor staat als hij nummer 66 is geworden. Het verhaal zou het midden houden tussen filosofie en voetbal. Afspraken en duidelijkheid gaan wankelen door een verandering van iets wat eigenlijk geen betekenis heeft. Het is mooi gevonden, maar het landt niet; daarvoor is het verhaal net te dik aangezet en te geforceerd en daarmee ongeloofwaardig.

Driebanden met vragen en antwoorden op een terras in Casablanca dat is wat gebeurt in
Op de weg naar de kathedraal. Het gesprek op het terras verloopt als een twitter fittie en krijgt al snel een onaangenaam vervolg en veel later volgt nog een ernstiger uitwas. Drinkebroers die zich gewoon willen vermaken stuiten op slampampers met grimbaarden die uitblinken door stompzinnigheid. 

De radicale estheet draait om een Marokkaan die scheikunde studeert in Frankrijk en die onterecht en met kronkelredenering als terroristische Islamist wordt neergezet. Beargumenteerde tegenargumenten worden daarbij weggewuifd. Racisten denken altijd gelijk te hebben; hoe dom hun meningen ook zijn.

Over iemand die niemand is en iemand wil zijn en die eindigt in het niets, gaat Iemand zijn. Weg van de uitzichtloosheid naar het land aan de overkant van de zee. Maar een van de grootste rampgebieden van Europa doet ook hier zijn schrijnende reputatie eer aan. De jongen vertrekt uit Khouribga, waar Laroudi enige jaren werkte als ingenieur. De fictieve ingenieurs van L’Office chérifien des phosphates probeerden vergeeft contact met het jochie te zoeken. Hij vertrekt met gevaar voor eigen leven. Het is een verhaal om een ellendige reis veilig als lezer mee te maken. Het doet wel pijn.

Voor hen die wel blijven is het de vraag hoe de plek in de samenleving veilig te stellen: door veel herrie te maken of juist heel stil te zijn en in elk geval te accepteren dat de machtige overheid uiteindelijk aan het langste touw trekt. Daarover schreef de techneut/schrijver Het klootjesvolk overwonnen door de techniek. Immers: “Techniek dat is modern! Dat is vooruitgang!” Hamid stelt op het terras waar hij en zijn vrienden veel kletsen en weinig drinken over het gebruik van de techniek: “We zijn dus op de goede weg, de weg van kennis en rationaliteit.” Er wordt opgelucht gereageerd. Het loopt dus goed af, menen de vrienden. Maar dat zal nog tegenvallen.

***

Door een taalfout
in het titelverhaal, die de redactie over het hoofd zag, krijgt een prent aan de wand meer aandacht, twee hindes lessen niet 'haar' dorst, maar 'hun dorst. De bezoeker van de kamer waar ze hangen vraagt zich af of de prent wel door de beugel kan, waarom staat er geen bok op en ín welk land leven ze, het verwerpelijke Frankrijk? Zo onderstreept een goedkope reproductie het geforceerd vasthouden aan wat was. Maar anderzijds betekent het ook: vrouwen kunnen het zonder man en de wereld is groter dan het rijk van de Koning.

Het is een mooi vormgegeven boek: gebonden en met stofomslag. Maar compleet is in de vertaling
complet gebleven en de verklarende woordenlijst bevat meer niet dan wel: in totaal zeven woorden. Je zou denken dat alle niet al (terloops) in de tekst verklaarde vreemde woorden (meestal cursief gedrukt) in aanmerking komen. Om er een paar te noemen: adouls, chechia, mokkadems en Taguia. Nu blader je als lezer meestal tevergeefs naar de lijst. Je komt er uiteindelijk achter dat alleen de woorden voorzien van een asterisk zijn opgenomen.

Fouad Laroui kwam als gepromoveerd econometrist naar Nederland. Later ging hij doceren aan de afdeling Franse letterkunde van de Universiteit van Amsterdam en verkreeg de Nederlandse nationaliteit. Het is moeilijk te negeren dat hij door de UVA werd ontslagen vanwege MeToo-klachten. Dat veranderd onvermijdelijk hoe je zijn verhalen leest. Je moet ervoor moet waken geen verbanden te zien, die zonder deze wetenschap een dergelijke betekenis niet hadden gehad. De teksten bleven overigens wel overeind nadat ik over zijn misstappen las. Dat hij zijn zaak verweet aan racisme verbaast na het lezen van deze bundel niet meer.

Laroui schreef een boek met verhalen over fricties tussen traditie en moderniteit, tussen empire en doelwit, tussen ijdelheid en algemeen belang, tussen neerbuigende grapjes en wankel zelfvertrouwen, tussen leven in armoede en de droom van meer, en tussen klootjesvolk en de techniek waarmee dat volk gecontroleerd wordt. Hier en daar zijn de verhalen wat pretentieus, diepte wordt vooral gesuggereerd, maar
De dag dat... is wel een prettig leesbaar en onderhoudend boek dat over een scala aan conflicterende denkbeelden en situaties gaat. Het is een welkome en veelkleurige bijdrage aan de Nederlandse literatuur.



dinsdag 11 juni 2024

Rekening houden met ...

Heb groen licht en ga rechtdoor. Uit lijfbehoud lever ik mijn voorrang toch maar liever in aan een bus van links die veel groter en harder is dan ik en dat blijkbaar een argument in het verkeer vindt. Nog geen 1½ km van huis en mijn eerste kennismaking met de verkeersjungle al weer gemaakt.

Na nog geen 10 km rijd ik langs een veld dat net gemaaid is. Nog niet zo lang geleden hadden ze de maaiers gevraagd of ze teveel alcohol gedronken hadden; her-en-der stonden nog plukken gras te wuiven in de wind. Zaden, insecten, kleine zoogdieren, alle hebben ze baat bij deze aanpak en er wordt rekening met ze gehouden. Mooi.

In de duinen parkeer ik mijn fiets in de geïmproviseerde fietsenstalling; de nattigheid is nog steeds niet weg. Naast mijn fiets staan duinviooltjes en als ik er een foto van maak zie ik ook twee kevers weglopen. Iets verderop vliegen de zwaluwen, tenminste vogels die daar op lijken. Het zijn gierzwaluwen (alleen in naam zijn dit zwaluwen). Op de foto krijg ik ze niet echt duidelijk, daarvoor gaan ze te snel.

Er vliegt ook een andere soort met witte buik en geen witte vlek bij de stuit, het zal een oeverzwaluw zijn (dat is wel een zwaluw). Zelf voelde ik me ook een Sand Martin (de naam van het vogeltje in het Engels); ik lag op het strand en het zand uit de diepe plassen spetterde zelfs met spatboord omhoog.

De afloop van de tocht vergeet ik weer. Een aanvaring met een fat bike rijder is niet interessant. Voor de supermarkt kwam ik een vriendin tegen. Ze vond de stad ook gevaarlijker en moeilijker om te fietsen geworden. De fietsen voor dikdoeners, jong en ouder, zullen echter niet verdwijnen, maar ze het misschien verbieden om door parken te gaan?! Ze wees me ook op het zand dat op mijn rug gespat was. Ik schreef het al, net een sand martin.

Door de commotie wel vergeten een stuk zeep te kopen.