zaterdag 16 november 2024

De zaak Beukenoot







De zaak Beukenoot*, het boekenweekgeschenk voor 1950, is geschreven door Marianne Philips. Het veroorzaakte opschudding, lees ik in een bespreking van een biografische schets over haar leven. Waaruit die opschudding bestond, vermeldt die tekst niet.

In Vrij Nederland werd gesteld dat het verhaal er toe neigde dat “justitie de vrijheid van een man, een zaak van gering belang acht. Deze strekking is in strijd met de werkelijkheid en te erger, omdat hier nergens de onwil tot het doen van recht wordt gesuggereerd, doch die vrijheid alleen maar „quantité negligeable" (te verwaarlozen) wordt geacht.

In een democratisch bestel is deze vrijheid echter een kostelijk goed. Het wekken van de indruk, dat er lichtvaardig mee wordt omgesprongen, is schadelijk en ondermijnt de democratie. (…) Naar men mag aannemen, vond de bekroning plaats op grond van literaire kwaliteiten. Dat men echter die andere zijde over het hoofd heeft gezien, is jammer".

Anderzijds krijgt de novelle ook veel lof toegezwaaid. “Zelden heeft de jury, die het jaarlijkse geschenk voor de Boekenweek beoordeeld zo'n goede keus gedaan,” werd bij voorbeeld gemeld in de Maasbode. In het Algemeen Dagblad wordt geschreven over “de zo warm-menselijke en rake novelle,” de krant haalt ook een rechter aan die de tekst naar de waarheid geschreven vond.

Noldus Beukenoot, verdient de kost voor vrouw en kinderen door zelfgemaakte schilderijtjes – die hij zelf  'gevalletjes' noemt – langs de deuren te verkopen. Hij heeft een vergunning om te venten voor Amsterdam. Elders moet het buiten het zicht gebeuren. Op een natte ochtend in november ontmoet hij bij toeval de inmiddels welgestelde jeugdvriendin Jopie. Ze koopt zijn werk voor een flink bedrag. Onderweg naar huis, bezoekt hij een kroeg, wordt stomdronken, komt op weg naar huis langs een etalage. Staat daar Jopie?

Wat er daarna gebeurde, herinnerde hij zich later vrijwel niet, maar door de aanklager wordt hij beticht van diefstal met braak. Hij trapte een ruit in (het fragment siert de aantrekkelijke omslag) en stak een roze bustehoudertje van satijn en kant in zijn zak en werd in de kraag gevat. Noldus kan zichzelf niet verdedigen; hoe leg je uit dat je beschonken was en de etalagepop aanzag voor een voormalige geliefde? Bovendien is het geen man die woorden heeft voor wat hij zoal beleeft.


De dienstdoende agent is een dienstklopper die een onvolledig en opgeklopt procesverbaal schrijft, beide met negatieve gevolgen voor de arrestant. De officier van justitie schat zichzelf te intelligent in, wil een voorbeeld stellen en heeft een tegenvaller met zijn aandelen te verwerken en overcompenseert zijn minderwaardigheidsgevoelens door zich op te blazen tot een man voor grootse zaken. Dat bepaalt de strafmaat; tien maanden is de uitspraak. Het worden er in Hoger beroep zelfs elf. En dat voor iets waar een student met een nacht cel en het betalen van de schade zou wegkomen, aldus de tekst.




De beklaagde is te dom om voor de duvel te dansen, dat merken ook zijn celgenoten die hem willen helpen. Dronkenschap een verzachtende omstandigheid, daar wil hij niet aan. Al in de eerste regels van de novelle leren we hoe beperkt zijn kennis is. Hij weet niet eens wanneer hij jarig is. Dat maakt gelijk al een slechte indruk. “Een staatsburger behoort te weten op welke dag hij volgens de registers, de hem toegevallen plaats in de samenleving heeft ingenomen.” Zo niet dan moet dat gezien worden als minachting voor de openbare orde. Noldus Beukenoot belandt in de cel en heeft een week nodig om aan zijn positie als gevangene te wennen.

Ook zijn vrouw Leen komt af en toe voorbij. Hij is niet officieel met haar getrouwd en dus mag ze hem niet bezoeken. Een pedante advocaat moet helpen. “Ik kom voor me man,” zegt ze tegen hem. Hij wijst op de regels die dat onmogelijk maken. Toen zag de man in toga “wat ieder Jordaankind kent, maar dat hij nooit had kunnen waarnemen. Hij zag een volksvrouw in furie geraken, hij zag de losbarstende, ongebreidelde woede van een mens, die het opgeeft om een mens te zijn,” zo zet Philips de vrouw neer die van haar man houdt, die een vader voor haar kinderen is en niemand ooit kwaad doet, en er nu alleen voorstaat om een inkomen te verwerven en haar kinderen op te voeden. De advocaat belooft vervolgens te helpen, maar heeft al snel geen aandacht meer voor de kwestie. Zelfs als hij moet pleiten, beseft hij niet helemaal dat hij voor de aan hem toevertrouwde verdachte moet opkomen. Als het eindelijk beter lijkt te gaan in de zaak Beukenoot, zijn er weer kleine dingen die mis lopen. Een verzachtend rapport van de reclassering raakt bijvoorbeeld zoek. Als er eindelijk een vervangend rapport is kan dat niet meer meegenomen worden ten dienste van een clemente beslissing.

De advocaat-generaal doet nog zijn best voor hem, maar stuit op de president van de rechtbank die zegt: “als fouten in de rechtspleging eenmaal onherstelbaar zijn, moeten ze niet openbaar worden gemaakt.” De Advocaat-generaal probeert het met: maar verbeteringen kunnen alleen in de openbaarheid ontstaan en niet in de doofpot.” Toch zal ook hij zijn inzet staken voor de man die nog geen vlieg kwaad deed en zonder strafblad was. De venter van schilderijtjes is uiteindelijk bijna een jaar van zijn leven met vrouw en kinderen kwijt en zijn onbevangenheid verloren door toeval en slordigheden bij Justitie. De samenvatting** bij de hernieuwde uitgave uit 2019 merkt op: “Met De zaak Beukenoot doet ze [Marianne Philips] een literaire aanval op de klassenjustitie in de Nederlandse rechtspraak, en deze frisse, psychologische novelle blijkt na meer dan vijftig jaar nog altijd actueel.”

Andersom is het juist dit aspect waarop kritiek kwam. “Hoewel met fluwelen pen geschreven bevat dit boekje een dosis vergift, dat doet denken aan propaganda voor de leer der klassenjustitie,” aldus het Tweede Kamerlid voor de Christelijke Historische Unie (CHU) Frits van de Wetering. Toch lijkt het alsof de conservatieve uitleg het zou verliezen van de vernieuwende visie, waar kritiek op de rechtspraak niet meer op taboes stuitte. Al snel wordt het verhaal van Beukenoot aangehaald als metafoor voor andere dwalingen binnen de overheid. De Coornhert Liga zou het boekje in de jaren zeventig weer in de schijnwerpers zetten in haar campagne voor betere rechtspraak. In 2014 zou het geschenk nog worden aangehaald in een rechtzaak in verband met een onrechtmatige gevangenisstraf.

Marianne Philips schreef het boek ¾ eeuw geleden met moeite op haar ziekbed, maar niet tevergeefs: het zou nog lang betekenis hebben.*** Dwalingen bij Justitie zijn nog steeds niet verdwenen, en nog steeds horen die niet in de doofpot. Nog steeds is recht niet voor allen gelijk, maar is er sprake van klassenjustitie – bedoeld of onbedoeld – en nog steeds moet dit worden onderzocht en aan de kaak worden gesteld. Meeleven met Noldus Beukenoot kan helpen dit te beseffen.



Noten:
* De zaak beukenoot is te vinden op de website van de Nederlandse Bibliotheek als pdf, txt, epub of als scan. De tekeningen zijn van C.J. (Kees) Kelfkens.
** In die samenvatting staat dat Marianne Philips al eerder een beoekenweekgeschenk schreef. Dat is onjuist. Ze schreef wel een van de drie novelles in het geschenk van 1938 : De koningsweg.
*** Zie bijvoorbeeld: Rechtspleging en rechtsbescherming Liber amicorum voor prof. dr. Leny E. de Groot-van Leeuwen; Eerste bedrijf - Beukenoot en Crainquebille, slachtoffers van rechtspraak die het individu , AA 2008, 308 (J. Leijten) in Ars Aequi, 10 april 2008.


Geen opmerkingen: