woensdag 30 juli 2025

Duik



Voor een bespreking van een boek dat ik las (als ik de bespreking plaats - eind december - zet ik hier wel een link), zoek ik wat op in de reisgids waarmee ik in 1986 door Noordwest Afrika trok. Er staat achterin een lijstje met adressen van mensen die ik onderweg wilde bezoeken of een kaartje of brief sturen. Die laatste groep zijn allemaal vrouwen, op twee na.

Eén van die twee heb ik sindsdien niet meer gezien. Ik zoek zijn naam op het internet en herinner me een gesprek dat ik met hem had over relaties. Ik had destijds het idee dat ik met meerder vrouwen wilde samenwonen, zodat er ook zonder mijn inbreng meer gesprek zou zijn. Aparte – wat luie – gedachte, maar ook vreemd dat ik dat na 40 jaar nog weet. Het bijzondere huis waar hij woonde staat er nog.

Na die duik in het verleden met dat lijstje als katalysator, pak ik de fiets. De tocht gaat weer naar het strand. Het is er voor zo'n mooie dag in juli zeer rustig. Veel mensen zijn blijkbaar op vakantie. Ik loop het koele water van de zeer heldere zee in en zwem naar de eerste zandbank. Even denk ik aan wat te doen als ik in een mui terecht kom. Niets aan de hand, gewoon even op de zandbank staan en naar een aankomend visfabrieksschip kijken. De andere kant uit zie ik witte wolken boven de duinen.

   












Foto's 23 en 29 juli.


een duik in de golven van vroeger
daar onder is er meer dan verwacht
het warrelt op als een bot van de bodem
man met pijp roept vrouw met
licht droeve glimlach op

nog wat verder, wat dieper
daar zwemmen schimmen
om van dichterbij te zien
…. nee, maar weer naar boven

vrijdag 25 juli 2025

de goden moeten hun getal hebben

Hubert Lampo schreef in 1969 het boekenweekgeschenk de goden moeten hun getal hebben. Aan het slot van de roman is een pagina lange uitleg en samenvatting opgenomen. Waarom kan je er Euridice en Orpheus in de onderwereld in herkennen, wordt daarin gevraagd, zoals ook anderen dedenI
    Gaat het over een andere werkelijkheid of is Kasper, het hoofdpersonage, een geesteszieke man? “De nuchtere lezer zal er vrede mee hebben, Kasper als een geestelijk gestoorde te beschouwen,” merkt wordt gesteld. Het nawoord sluit af met een opmerking over het stadje GeelII, waar psychiatrische patiënten in de samenleving zijn opgenomen, en geeft daarmee een duidelijke vingerwijzing. Maar ook voor wie wel wil dwalen van hier naar gene zijde en omgekeerd is het boek een traktatie.

Nog niet gelezen en wil je het nog lezen. Stop hier dan en lees de volgende opmerkingen pas nadat je het uit hebt. Een aantal clous heb ik buiten deze tekst gehouden, maar mogelijk worden toch zaken verklapt die de spanning uit het verhaal halen.
1 Magisch realisme
Om bij het begin te beginnen. Het is opvallend dat er uitleg bij het geschenk is opgnomen. Lampo kreeg nogal wat kritiek op zijn magisch-realisme. Die kritiek is “ieders goed recht, (…) maar het getuigt van grote hoogmoed de eigen afwijzende houding te vertalen in wrevel tegen de persoon van de auteur,” reageerde resencent G.J. Oevering op de aantijgingen, in een artikel over het genre en meer specifiek over de uitleg die Lampo er aan gaf. In relatie met Kasper in de goden moeten hun getal hebben merkte Oevering op:
“vanaf het begin rijst bij de lezer de twijfel aan de geestesgesteldheid van de hoofdfiguur. Er zijn tekenen die erop wijzen dat Kasper meer dan een geesteszieke is, dat hij een gedrevene, een zoeker naar zowel zichzelf is, als een zoeker naar een gebied waarvan hij in zijn door geheugenverlies gekwelde geest zo nu en dan weet heeft: die paradijselijke door hem vergeten wereld. Hij wacht op tekenen, op het sleutelwoord, het wachtwoord dat hem toegang zal verschaffen.”
2 Omslag
De prachtige omslag is van Mart Kempers en laat de man zien die zorgt dat bouwverkeer het juiste traject volgt en niet in de diepte stort. Je kan in de man in blauwe overall met plastic helm een Hades zien en in de graafmachines (waarvan er ook een getekend is) monsters die op ingenieus bedachte tuigen leken, zoals Kasper ze beoordeelde.
3 Titel
De titel spreekt tot de verbeelding. Ze is verbonden met de geestelijke situatie van Kasper. Het gezegde werd in Oost- en West-Vlaanderen gebruikt voor iemand die dement was. Kasper was zo iemand, zegt de schrijver. Hij heeft het vooral over zijn geheugenverlies in een interview door Henk Egbers (1 maart 1969).
    Lampo heeft zich bij het verhaal zelf laten inspireren door een man die hij kent. De Kasper uit het verhaal leidt aan aan een complex van stoornissen: hij heeft wanen, is paranoïde en heeft grote gaten in zijn geheugen.
4 Havenaanleg
Kasper Bentheim wandelt een gebied bij Antwerpen binnen waar de haven wordt uitgebreid. Net als hij aankomt breekt er een staking uit. Het werk wordt platgelegd en de haven wordt stilte gebied met hier en daar een café, club, begraafplaats of een vrijwel geheel vernield dorp (er werden er drie “volledig met bulldozers met de grond gelijk gemaakt”).
      Kasper wordt opgevangen door een kroegbaas en ondergebracht op een aftands, maar goed schoongehouden schip waar hij wordt verzorgd door dochter Heleen (ook wel Leentje genoemd).III Hij  hoort door de gaten in de wand het water van de Westerschelde bij eb verdwijnen en bij vloed de waterloop binnenstromen.
     De sfeer van het gebied is prachtig beschreven en behandelt terloops ook de havenuitbreiding uit de jaren zestig. Kasper komt er in een andere wereld en merkt dat de wereldvreemde sfeer in de afgelegen hoek bij de stroom zich volop meester van hem maakt.
5 Staking
De strijd van de havenwerkers veranderde de lotsbestemming van mensen, zo bedenkt hij. De Marechaussee in het gebied was bewapend en uitgerust om de stakers met geweerkolven “op de kop te timmeren.”
    De huidige stakers weten niet goed meer waarom ze het doen, meent Jonathan de kroegbaas echter. Dat was volgens hem vroeger wel anders:
“Op zekere dag had men er de buik van vol zich nog langer als beesten af te slaven voor een hongerloon. Of op een andere keer, nu ruim dertig jaar geleden, was men bezig een Panamese rotschuit met machine-onderdelen voor Argentinië vol te laden. Tot men, misschien wel opzettelijk, een kist liet vallen, en men ontdekte,dat het wapens waren voor de fascisten aan het front in Spanje. (..) Men legde er het blok op en daarmee uit.”IV
6 Muziek
Er zijn verschillende voorbeelden waar Kasper met zijn mondharmonica tovert. Hij trekt er de aandacht van een zeehond mee, krijgt een zieke circustijger stil, een verwaarloosde hond Loebas (verwijst naar CerberusV) rustig, en laat door de muziek eruit de stakers doorleefd de internationale zingen. Muziek speelt een belangrijke rol in zijn leven. Dat is al snel duidelijk. Niet gek dat hij door de gesjeesde pater wordt gevraagd te helpen bij het uit een geruïneerde kerk halen van het orgel.
6 Verfilming
de goden... werd verfilmd en de derde druk van het boek kreeg alvast de titel van de film, en daarmee een nieuwe titel: Kasper in de onderwereld. De verfilming kwam er na wat hobbels. Een Belgische filmploeg kwam er niet uit, meldde Henk Egbers in dagblad De Stem van 17 december 1974. Die ploeg werd vervangen door de regisseur Jef van der Meyden, schreef de journalist al eerder dat jaar. Verwacht werd dat de film in het najaar uit zou komen. Dat lukt niet, maar in 1979 zou hij uiteindelijk toch verschijnen
     Het boek zou het goed doen in Rusland, zo berichtte De Stem op 5 juli 1980. Het kost mij niet veel moeite dit boekenweekgeschenk in mijn hoofd te vertalen naar een Russische film, zoals een Tarkovsky of een product van Andrey Zvyagintsev.

Noten:

I Annie Verhaeghe pluist er in het artikel 'Kaspar Bentheim of Orpheus moet zijn navolgers hebben,' het hele boek op door. De naam Euridike/Euridice komt er vier maal in voor en met heldere verwijzingen naar de Griekse mythe op de pagina's 145 en 146. Op die pagina's wordt een deel van Kaspers identiteit benoemd. Opvallend is dat ze de afloop, kort daarna, hetzelfde leest als ik, terwijl recensent Oevering in zijn artikel tot een andere lezing komt. Een onacceptabele dood bij de een of  'gewoon' een arrestatie bij de ander. Het maakt nogal een verschil.

II Ook in Brandlucht door Eric Vlaminck kwam het stadje in de Kempen, met zijn geschiedenis van zachte psychiatrie door patiënten op te nemen in de samenleving, al aan de orde.

III De dochter van de schrijver heet Hélène. De Helena uit de goden.... wordt door recensent Oevering een puur, ongerept meisje genoemd; “een typische Lampovrouw: blond, slank, erudiet, rustig karakter, volmaakte aanvulling van de man die haar ontmoet (...)”.

IV Onlangs beschreef ik deze actievorm in recente situaties nog een korte bespreking en langere samenvatting van 'De wapens zijn monsterlijk gewelddadig. De wapenindustrie vernield de wereld. & Wat we er tegen kunnen doen.'. Nog recenter gingen Belgische organisaties het misbruik van de haven tegen en kregen gelijk van de rechter.

V Dat verband haal ik uit een boekverslag van een scholier uit 5 VWO. Het ontbreekt in het artikel van Verhaeghe.

zondag 20 juli 2025

Een strand van zand, een zee van staal





Een vakantie hoeft niet ver weg te gaan, om toch mooi en aangenaam te zijn. Een vakantie hoeft niet lang te zijn, om toch een enorme uitstap te lijken. Zo was het ook met deze twee nachtjes Wijk aan Zee.

Ga jij fietsen, dan ga ik wandelen, zo spraken we af, ieder naar zijn mogelijkheden. Op mijn eindpunt zag ik een reiger tussen de bloemen. Op het strand gaf troep wat kleur aan mijn foto's. Tijdens het uitstapje 's middags was het scheepvaart, strandvertier, Tata en infrastructuur, die het beeld bepaalde. Zullen we nog even voor de bui naar het strand, overlegden we 's avonds.

(Overigens vraag ik me af hoe je de recente aankoop van de Boreas windmolenplaatser nu moet zien in het licht van het terughoudende duurzame energiebeleid van de demissionaire Nederlandse Regering. Het recentlijk in China gebouwde schip kostte een half miljard euro. Door het besluit verdampt een deel van de windmolenmarkt. De beleidswijziging lijkt dan ook meer op kinderachtige duurzame-energiepesterij dan pro-offshorebedrijfbeleid.)

Ruim twee uur duurde de terugweg. Had ik de pont niet net gemist dan had het gemakkelijk binnen die uren gepast. Een uitstapje naar de plek waar het lijkt alsof kobolden staal maken, zwaarden smeden en worden toegezongen door de kikkers.







♀beekoeverlibel?








<

vrijdag 18 juli 2025

We do not part



Voor het lezen is er al sprake van een dubbele verwarring. Al maanden ervoor bestelde ik in de voorverkoop het boek van Han Kang We do not part dat in januari 2025 uitkwam. Kort na het bestellen las ik over de al eerder verschenen vertaling naar het Nederlands onder de titel Ik zeg geen vaarwel met een vergelijkbare omslag als de Koreaanse versie (작별하지 않는다 uit 2021) dat op de webpagina van de schrijfster vertaald is als I Do Not Bid Farewell (zie illustraties). Die Koreaanse en Nederlandse omslagen zijn sfeervoller dan die van de Engelse versie, al is dat een kwestie van smaak. Dat de schrijfster een andere titel hanteert dan haar uitgever is wel bijzonder.

We do not part begint meteen beklemmend, met een droom waarin kale zwarte bomen met mensen worden verward en de zee de graven wegspoelt en de botten blootlegt. Bomen spelen hoe dan ook een grote rol in het verhaal. Het boek begint en eindigt ermee. Ze maken dreigende schaduwen door te zwaaien met hun bladeren in de wind, ze staan in de weg in het nachtelijk donker, en ze zijn de basis voor een kunstwerk dat de nachtmerries moet bezweren, de gruwel verbeelden en een vriendschap diepte geven. Naast bomen is er een zaag. Een werktuig dat onder een matras de kwade dromen op afstand houdt. Natuurverschijnselen zijn sterk aanwezig in de roman; zo roepen basalt blokken in zee bijvoorbeeld nare associaties op.

De belangrijkste vertelster, Gyeong-ha, heeft nachtmerries en bevindt zich in een uitzichtloze situatie. In het eerste hoofdstuk dat haar worsteling beschrijft, is ook het schrijfproces verwerkt dat de roman Human Acts opleverde, met daarbij aandacht voor de invloed op de geest van de schrijfster. Dat boek ging over het gewelddadig neerslaan van protesten in Gwangju (iets oostelijk van Seoel). De stad wordt hier slechts G. genoemd. Gyeong-ha komt er net als de schijfster zelf vandaan. Human acts/Mensenwerk is een zusterroman van We do not part, omdat het een andere afschuwelijke kwestie uit de recente Zuid-Koreaanse historie vertelt. Han Kang stipt die geschiedenis alleen aan in het eerste hoofdstuk en langzaamaan krijgt de lezer steeds meer details.

Het boek krijgt vaart na een bericht van In-seon, een vriendin op
afstand. Zij heeft een ongeluk gehad en vraagt haar Gyeong-ha, naar het ziekenhuis in Seoel te komen waar ze is opgenomen. Neem je ID mee, tekstbericht ze. In die ziekenzaal blijkt dat ook ellende relatief kan zijn. De behandeling van In-seons kwaal raakt ook de pijnzenuwen van de lezer. De gevolgen van dit ongeluk worden vrijwel terloops vergeleken met militair geweld, tegen wie en waar dan ook. Het boek staart niet in de eigen navel, maar vertelt een universeel narratief. Ook qua massamoorden blijft de blik niet op Korea gericht; in Taiwan vielen er 30.000 doden en er zijn de 120.000 op Okinawa, zegt In-seon en haalt zo ook de Chinezen en Japanners naar voren. 
    Je wordt in de eerste hoofdstukken wel meteen de diepte ingevoerd op de van Kang bekende poëtische wijze die voorzichtig is, maar het harde niet schuwt; je hebt diep, dieper en diepst. De lezer kan zich maar beter voorbereiden op het laatste. De al genoemde zaag ligt niet voor niets onder het matras van In-seons moeder om de spoken uit het verleden op afstand te houden.

Gyeong-ha heeft In-seon leren kennen als fotografe. Samen gingen ze naar interviews, en waren daardoor regelmatig dagen samen. De fotografe ging zich later toeleggen op het maken van films en stopte daarmee om een opleiding tot meubelmaakster te volgen. De opleiding werd voortijdig afgebroken, omdat ze terug naar haar geboorteplaats, het eiland Jeju, vertrok om daar voor haar moeder te zorgen die in een beginnend stadium van dementie verkeerde. Ze bleef wel meubels maken en dusdaar is het weerhout verwerken. Ook het contact tussen haar en Gyeong-ha bleef, maar wel op steeds grotere afstand (in vogelvlucht ligt het eiland op 450 km van Seoel). Nu In-seon in de hoofdstad in het ziekenhuis terecht is gekomen, heeft ze weer contact opgenomen. Ze vraagt haar vriendin dwingend om naar haar huis te gaan om te zorgen voor haar pratende grasparkiet Ama.

IJskristallen, in 1902 gefotografeerd door de
amateurweerkundige Wilson Bentley van wiki.

Als Gyeong-ha daar aankomt sneeuwt het. Het huis van In-seon is een halfuur lopen van de bushalte vandaan. De weg er naar toe is niet verlicht en het is inmiddels donker. Ze heeft bovendien geen lamp en verliest haar mobiel. De sneeuw valt. Het is bar. De vlokken worden ondertussen wel in al hun pracht beschreven met aandacht voor de hexagonale kristalstructuur. Die kristallen dempen het geluid en brengen rust. De sneeuw wordt anderzijds ook beschreven als fenomeen dat een pijnlijk ervaring van de moeder van In-seon oproept. Als klein meisje gaat zij samen met haar zus opzoek naar haar ouders, broer en achtjarige zusje die in 1948 slachtoffers zijn bij gruwelijk geweld door de Zuidkoreaanse machthebbers op instigatie van de Verenigde Staten. De doden zijn bedekt onder een laagje sneeuw dat moet worden weggeveegd om hen te herkennen. Zo zoeken de meisjes het schoolplein af waar de lijken liggen. Het wordt terloops verteld, maar dat doet niets af aan de impact die dit voor een dertienjarig meisje moet hebben.

Op de tocht naar de woning en het atellier van In-seon krijgen we meer van die flarden. Met een literaire terughoudendheid worden we voorbereid op wat komen gaat. Het verhaal is bekend en juist daarom houd ik mijn hart vast. Ooit streepte ik in een geschiedenis boek de volgende passage aan: “On Cheju Island that year [1949] the people's committee was finally rooted out only after a sustained assault that destroyed three fourths of the island's villages and left tens of thousands dead.”* De roman noemt 30.000 doden op Jeju en 200.000 in het hele land. Die dood wordt beschreven met aandacht voor de georganiseerde massamoorden. In deze geromantiseerde vertelling komt het meer binnen dan destijds bij het lezen van het geschiedenis boek.

Bron: stripverhaal Hendrick Hamel: de schipbreuk,
door Roel Mulder
.
Het verhaal van Jeju en het wegvoeren van eilandbewoners zal pas in het tweede deel van de roman uitgebreider – en met meer details – verteld worden. 

Het is geen onbekend eiland. Maar tijdens het lezen van het boek wil ik er meer van weten. Het is ovaal en vier maal zo groot als Texel. Een kijkje met google maps laat zien dat ook Jeju tegenwoordig een ideale vakantiebestemming is.
    Het ligt 100 kilometer van het Koreaanse vasteland, op het snijpunt tussen Gele, Japanse en Zuid-Chinese Zee en je hoeft geen groot strateeg te zijn om de ook strategische waarde ervan te zien. Er is verder terug in de geschiedenis ook een relatie met gestrande Hollandse zeelieden. Het eiland zit zelfs in een Nederlandse strip over
zeevaarder Hendrick Hamel (hij is in Korea bekender dan in Nederland) die er schipbreuk leed en vervolgens 13 jaar in het land verbleef.**


bron: Facebook, No naval base in Jeju!

Op Facebook ben ik al jaren geabonneerd op een pagina No Naval Base on Jeju! Volgens een van de bijdragen is het een van de langst durende protesten in de wereld. Die opmerking werd geïllustreerd met een foto van mensen in kleine bootjes voor een vliegdekschip (vermoedelijk tijdens het vlootbezoek van de USS Ronald Reagan). Een eis bij de protesten is dat de Verenigde Staten excuses aanbieden voor de betrokkenheid bij de gruwelen. Volgens de South China Morning Post is die betrokkenheid niet bewezen, maar wordt ze wel algemeen aangenomen op het eiland. Kang laat In-seon zeggen dat de 30,000 slachtoffers – en de 200,000 in de rest van Korea – geen toeval zijn; het militaire VS-bestuur verordonneerde dat iedereen op het eiland, grofweg driehonderdduizend mensen, weggevaagd moest worden als dat nodig was om hun communisme te stoppen. Ook dit onderzoeksrapport laat weinig misverstanden over die betrokkenheid en aansturing bestaan. De eis voor excuses van de bewoners bij de komst van de Amerikaanse vloot legt een link tussen feit en fictie. 

Bron foto:The Jeju 4.3 Incident
Investigation Report
(p. 17)

Nu weer terug naar Gyeong-ha, In-seon, de grasparkieten, en de ervaringen nog voordat de Korea-oorlog begon.
    De vogel wordt begraven. Wat over zal blijven als de dooi inzet zijn wat veren en de holle botten. Zo verwijst zelfs deze parkiet naar de graven op het eiland, waar de slachtoffers van de terreur tegen het rode gevaar en iedereen die daar mee in verband werd gebracht in zijn verdwenen; van nul tot tachtig kregen ze de kogel. Aan de rand van het strand bijvoorbeeld, wel zo praktisch de zee ruimt de lijken op en wist de sporen uit. Tien per keer op een rij, met een kogel in de rug. Bij invallen in dorpen werden hele gezinnen afgemaakt als er een mannelijk gezinslid niet aanwezig was en de huizen werden vernield. Het verwerken van dit soort informatie in een roman is knap en wordt zo gedaan dat het weegt, beweegt, en oprecht treft, maar niet als sensatiezucht gelezen kan worden of als een bittere suikerspin gesponnen van leed verkocht wordt. Daarvoor laat de tekst teveel ruimte. Je kan ook niet naar dingen willen kijken, zoals Gyeong-ha zich bedenkt bij het lezen van knipsels over de massamoorden. De filmfragmenten, herinneringen, krantenknipsels, en teksten uit onderzoeken die ze tegenkomt, vertellen dat verhaal tot aan de Gyeongbuk Kobaltmijn slachtoffers op het vaste land en dat van de Associatie die hen niet wilde vergeten. 

De aandacht van de schrijfster voor het persoonlijke en het maatschappelijke vormen de basis voor een prachtig boek. Zuid-Korea is en was bondgenoot van het Westen. Sterker nog Nederland vocht zelfs een paar jaar later tijdens de Koreaanse oorlog aan de kant van het Zuiden, een land dat kort daarvoor honderdduizenden standrechtelijke moorden uitvoerde, op alles en iedereen die verdacht was, op mannen vrouwen, kinderen, baby's zelfs. Het huidige Zuid-Korea in zijn eerste jaren wordt hier geschilderd in donkere kleuren. De Westerse bemoeienis ermee komt ook af-en-toe aan de orde. De vertaler naar de Nederlandse versie stelt dat: “Het Zuid-Koreaanse leger heeft toen op bevel van de Amerikanen besloten die [allerlei linkse groeperingen] uit te roeien in een poging het communisme in te dammen.” Het zou tot een kritische of op zijn minst bescheiden visie op de rol van het 'Westen' in de wereld moeten leiden. Maar naast die historische machtspolitieke gruwelen is het boek ook een roman die mensen laat zien. Mensen in hun kracht en in hun zwakte, al zijn ook die laatsten wel eens sterker dan ze ogenschijnlijk lijken, zoals In-seons moeder en zij zelf gaat uit van het motto: 'Ik ga in elk geval door'.
    De tekst op de binnenflap zegt dat het boek een hymne is over vriendschap, een lofrede op de verbeelding, maar bovenal een pleidooi tegen het vergeten. En bij dat laatste gaat het over de grimmige geschiedenis van het eiland. Misschien zijn de vriendschap en het niet willen vergeten hier niet te scheiden. De vriendschap ontstond immers na het filosoferen over de vrouw uit een sage die versteende omdat ze omkeek naar een in een stroom verdwijnend dorp, terwijl ze wist wat het resultaat van dat omkijken zou zijn als ze dat zou doen voordat ze over de berg heen zou zijn. Het is de enige keer niet dat in het boek juist geen afscheid genomen wordt; ook daar waar dat logisch lijkt of onvermijdelijk schijnt. Soms blijft men aanwezig op het magisch realistische af. De vrouw op de berghelling wilde niet vergeten, niet loslaten; er was iets, er waren mensen, waarvoor ze om wilde kijken. We do not part uit de titel heeft die betekenis, naast dat ze de vriendschap bevestigd met een: we zeggen elkaar geen vaarwel.

Tijdens het lezen weet ik al dat ik het boek uit zal lezen en dan is het ermee optrekken voorbij. Het blijft dan nog een tijdje in mijn hoofd rondwaren en er komt een tekst met mijn gedachten erover. Maar. Het is een boek om te herlezen. Niet alleen om geen afscheid te hoeven nemen, maar ook omdat ik er zeker van ben dat er meer draden in het weefsel ervan verwerkt zijn dan ik deze eerste keer heb gezien.

Noten:
* Carter J. Eckert, Ki-baik Lee, Young Ick Lew, Michael Robinson en Edward W. Wagner,
'Korea old and new: A history'(Seoel: Ilchokak, Publishers, 1990), p. 339. In het boek wordt een andere spelling voor Jeju gebruikt, nl. Cheju. Die strepen heb ik bijna een kwart eeuw geleden gezet, maar met deze roman hebben ze veel meer relief gekregen. Overigens komt ook Gwangju (hier Kwangju) uitgebreid aan de orde in Korea old and new.
** De strip is nog niet op papier uitgegeven. De financiering is nog niet rond. Wel heeft de hendrick Hamel Art Company uit Gorinchem een vierde druk (
oktober 2022),van het door Hamel geschreven journaal van een dertienjarig gedwongen verblijf in Korea en de ontsnapping er vandaan (slordig en uitgebreid met wat Gorinchemse context) uitgegeven: Hamel's Journaal. (1e Druk 2003,  Donker B.V., Uitgeversmaatschappij Ad.)
     Hamel vertrok als VOC-boekhouder in 1653 vanuit Batavia (Jakarta) naar Formosa (Taiwan) met het jacht de Sperwer om daar de nieuwe ambassadeur Cornelis Ceasar en wat militairen voor het destijd 
onder Nederlands bestuur vallende eiland af te zetten. Na vertrek richting Japan sloeg het schip in augustus van hetzelfde jaar op de tocht van Formosa naar Decima in Japan op de rotsen van het eiland ten zuiden van het Koreaanse vaste land.
    De overlevenden mochten Korea niet meer verlaten. Pas dertien jaar later slaagden acht van hen erin op een klein zeilschip te ontsnappen. Hamels journaal zou het geisoleerde Korea ook in het buitenland bekend maken.    
    In Gorinchem is sinds 2015 een intiem museum gewijd aan Hamel dat is ingericht in een reconstrueerd huis op de plaats waar hij geboren werd. Er is een traditionele kamer, een VOC-kamer, en een Korea ruimte. Deze laatste valt op door de omvangrijke en vakkundig in Korea gemaakte maquettes van de scheepsramp, militaire gebouwen en het paleis van de koning. 

dinsdag 15 juli 2025

Als ik bij voorbeeld, de geest van mijn moeder op de rand van mijn bed zag zitten

Als ik bij voorbeeld, de geest van mijn moeder op de rand van mijn bed zag zitten,
is de lange titel van het boekenweekgeschenk voor 1974. De titel is een citaat uit het werk van Louis Couperus. De naam van die schrijver siert de uitbundig opgemaakte kaft. Op het titelblad staat meer accuraat dat het geschenk 'okkulte knipsels uit Couperus [werk] verzameld door Karel Reijnders' bevat.

Zes jaar eerder had Reijnders een lijvig proefschrift geschreven:
'Couperus bij Van Deyssel. Een chronische konfrontatie in beschouwingen, brieven en notities.' Hij promoveerde er cum laude op. Nu de Haags Indische schrijver een halve eeuw eerder het aardse leven had verlaten was het tijd om de kennis van Reijnders in te zetten om een speciale boekenweekuitgave te schrijven. Het onderwerp werd zijn omgang met het para-normale. In Couperus tijd was het occultisme in de mode en dat raakte ook in de jaren zeventig weer in zwang. Couperus was gevoelig geweest voor die mode, maar was ook serieus geïnteresseerd en beïnvloed. Ondanks dat nam hij zichzelf ook weer op de hak. “Schaamt hij zich over wat hij gelooft,” vraagt Reijnders nadat Couperus zijn overpeinzingen over de mens en het getal met een weer op losse schroeven zet. De Haagse schrijver zelf overweegt (nadat hij tot de bij-god Amida heeft gebeden en dat niet durfde te zeggen): “Ik schaamde mij...Zoo zijn wij!”
 
Na het weergeven van een kindergebedje uit de kinderjeugd van Louis, dat afsluit met de regel: 'Heere, bewaar mij voor de Zwarte Kunst!' en een geheimzinnige genezing in de Italiaanse bergen komt de lezer al snel in de mandi (was) ruimte van de Nederlandse bestuursambtenaar Otto van Ouddijck en zijn“mooie en wispelturige echtgenote” Léonie terecht. De vrouw wordt in de badkamer onverklaarbaar bespuwd met rood sap, als dik bloed of als het rode sap dat wordt uitgespuugd bij het kauwen van de betel steenvrucht (sirih noten). Het zou een bekende en spraakmakende scene worden uit de televisie uitvoering die er in 1974 van op de Nederlandse televisie kwam met de Pleunie Touw als Léonie.

In
Oostwaarts beschrijft hij dat de inlandse bevolking van de Nederlandse kolonie in de Oost meer had met occulte krachten dan met het verwerven van kies- en andere rechten; “Zijn kinderlijkheid [van de plaatselijke bevolking] zal nauwelijks weten wat met deze rechten te doen.” Deze paternalistische tekst schuurt en redeneert naar de belangen van de eigen groep, maar tegelijkertijd zoekt Couperus vanuit zijn bevoorrechte positie als koloniaal ook naar wat de – in dit geval – Javaan zou bewegen. Het komt tegelijkertijd wel goed uit dat de olie wordt gewonnen met Westerse tovenarij waar de inlander geen kaas van heeft gegeten. Voor een fooi wijst die wel waar de minjak (olie) te vinden is.

Maar uit het boekje blijkt dat hij ook in Japan en Italië zo observeert en het volk ook daar zijn plaats geeft, tegelijkertijd zowel uit de hoogte als midden tussen hen in. In het Italië van begin zestiende eeuw beschrijft hij de dood van Paus Alexander VI – uit de Borgia familie – als zijn twaalfjarig pact met de duivel ten einde komt. Italië en de duistere mystiek komen meer aan de orde in het werk.
 
     In Nederland beschrijft hij onder andere over zijn arme vriend Herman die door zijn armoede gebrek leidt. Coupreus is op die plaats ook in staat tot zelfreflectie door te stellen dat je het sterven van armoede niet voor kan stellen als je leeft in welvaart, dat
“gebeurt niet in zekeren stand.” Maar het overkwam wel de vrouw en de zoon van Herman. Als een voorspelde brief met een erfenis iets eerder was gekomen dan had de vriend zijn gezin kunnen redden, zo is niettemin met of zonder opzet, de sociaal bewogen moraal van het verhaal, maar de oplossing ligt wel buiten de aardse werkelijkheid.
     In welk land
het behekste dorp ligt waar de gnomekikkers, polyp-achtige larven leven en fosforraampjes te vinden zijn, wordt niet bekend gemaakt. Maar zo langzamerhand snap je dat Couperus overal de Stille en minder stille Krachten tegenkomt.

In het artikel Het getal (Haagse Post 3 februari 1917*) – opgenomen in het geschenk, beschrijft hij waarom bij-geloof (voor hem) aantrekkelijker is dan het enkel-geloof:
“De Bijgeloovigheid is de mystieke poëzie voor onze tastende, dwalende zielen; de Bijgeloovigbeid is de wondere tuin der vreemde vreezingen en radingen en berekeningen, die ons verfijnen onze fijnste zintuigen: die zintuigen, die achter onze onzichtbare zintuigen schuilen. Laat vrij de enkel-geloovige smalen op den bijgeloovige; laat vrij hem zeker zijn van zijn geloof en ontkennen wat wij, nederiger dan hij, zoeken en door verre glanzen verblind, willen aantasten in de even oplichtende, vreemde dreven der bestaanbaarheden en gebeurlijkheden, die om ons heen schijnen te bloeien, te zweven, te schemeren, te dansen met schimmen en schijnsels, die wij niet kunnen verklaren, maar toch gevoelen, dat niet zonden wemelen zoo er niet iets van waarheid was aan hun wezen, dat de enkel-geloovige als leugenen lastert ... en wij zullen vermoedelijk, wij bij-geloovigen, wij arme, gesmade bijgeloovigen, làter, op éénmaal iets voelen, weten, zien, dat onzen smader verholen blijft.”

Je komt in het boekje heel wat vreemde woorden tegen, zoals zwapperden en marren. Het eerste doen de vleermuizen (met hun vleugels, vermoed ik) en het tweede betekent treuzelen (hier op de drempels naar de dood der sferen). Voor wie in onbruik geraakte woorden boven wil halen is dit geschenk, en het werk van Couperus in het algemeen, een rijke bron.
     Je kan de man nooit meer lezen, als voordat je deze verzameling van zijn zonderlinge ideeën kende. In die zin is het niet alleen een curieus boekje, maar zeker ook waardevol. Bovendien stond Couperus in het jaar dat het verscheen door De Stille Kracht volop in de belangstelling.

Noot:
* De tekst verscheen later
in de Deli Courant (juni 1917, voor de zekerheid heb ik hem nog een keer gecontroleerd, omdat ze zo haperend geschreven lijkt) en werd in 1920 weer opgehaald in de Tilburgse Courant met een ironische verwijzing naar het orakel Couperus




vrijdag 11 juli 2025

Waar was je nou

Waar was je nou is onmiskenbaar een boek geschreven door K. Schippers. De man fileert wat hij waarneemt. Hij onderzoekt zijn observaties bijna alsof het exacte wetenschap is. Wel eens stil gestaan bij de weinig actieve inzet van de pink. Hij wappert maar wat mee, dat luxe kleine ding.

In dit boek stapt de auteur in de wereld van de jeugdfoto's. Je kan er naar kijken en vertederd je tante zien of de zinken teil in de tuin waar je op een warme dag in mocht badderen. Je kan je ook verliezen in de details, zoals hier de broche in de vorm van een papegaai en gemaakt van blauwe steentjes en een robijn op de kop, of de personages, het gedrag van de buurman of buurvrouw.

Hoofdpersonage Ruud vindt een manier om die foto's binnen te stappen. Hij gaat precies naar de plaats waar is afgedrukt en verdwijnt van daar de foto in. Hij kan zelfs praten met de mensen van toen, door de straten lopen, kortom handelen, en er nieuwe contacten op doen.

De tweede keer gaat hij samen met zijn zus Trudy. Ze worden wegens te
Kodak 620

uitbundig lachen meegenomen naar het politiebureau, rennen er weg en ontsnappen nog net op tijd uit de wereld van toen naar die van nu. Zijn zus vindt het zo genoeg, het is een vertelsel. Voor hem staat het vast dat van de twee camera's die zijn moeder had, een Kodak 620 en een Reflecta,
het de eerste moet zijn geweest die als wondertoestel werkte en waarmee de foto's zijn gemaakt die het magische tijdreizen mogelijk maken. Zo wordt dat toestel een soort sprookjesattribuut.


Wat vast staat is dat de foto's tot in detail worden bekeken, geproefd en beleefd. Maar het boek gaat verder dan dat. Het speelt een spel met de tijd. Misschien doet fotografie dat vaak, maar hier gaat het verder. Het is als in de tango die ook opduikt in Waar was je nou. Violist Fernando Suarez Paz speelt die Argentijnse muziek met verve. En is de tango niet ook een losse omgang met tijd, ruimte en ondanks de strenge afspraken over muziek en beweging een spel met de conventies.

Over conventies gesproken. De elfjarige Ruud is verliefd op de twee decennia oudere vriendin van zijn moeder. Zij vindt hem leuk. Hij ontmoet haar weer door de stap terug naar zijn jongensjaren. Hij komt bij haar in bed terecht en ze liefkozen en dat spel eindigt plots, als Ruuds moeder Chris roept. Voorlopig? Chris speelt een doorslaggevende rol in Ruuds omgang met de tijd. Misschien is ze wel de drijvende kracht achter de magie; heeft ze zijn leven op zijn kop gezet.

Het boek kreeg in 2006 de Libris Literatuur Prijs. Uit het juryrapport haal ik:

Schippers beoefent een verlicht realisme waarin de dingen moeiteloos van plaats en betekenis veranderen terwijl ze toch hun gewone vorm en kleur behouden. De intrige bestaat uit dagelijkse, bijna achteloze handelingen, het wegleggen van een sleutel, het staren naar een raam of een etalage, een wandeling over het strand. Een mondharmonica, een vlieger, een paar schoenen of een bril zijn de requisieten. Maar alles verdubbelt onder de handen van de schrijver. Decors worden een omgeving. Reclameleuzen of flarden van een lied werken als toverspreuken. Voorwerpen nemen een persoonlijkheid aan. Kleuren wisselen en verschuiven. Truc of magie? Bij Schippers doet dat onderscheid er nauwelijks toe.”

En de broche speelt in dit alles mee. Of liever: de twee broches, de echte en een nagemaakte variant ervan. Ruud wil de papegaai meenemen naar zijn tijd, maar voor het evenwicht moet hij er dan ook een achterlaten. Hij laat er een namaken, want je kan immers niet iets aan de tijd de tijd onttrekken. “Het is de kinderlijke logica van een sprookje, dat voelt Ruud ook wel. Hij kan niets anders verzinnen en hij weet niet eens zeker of het wel werkt.” Inderdaad, maar misschien geldt dat je niets aan het verleden mag onttrekken ook wel als je een andere versie achterlaat.

Het boek eindigt in de tijd van nu, waar de tijd van toen in beweging wordt gezet,
“(...) altijd in beweging.” Wat na het lezen van die drie laatste woorden van het boek overblijft, is dat je anders naar de voorwerpen om je heen gaat kijken. Makkelijk leesbaar is het niet, het wonderlijke, het associatieve, het komen en gaan van personages (zelfs door tijden heen), het biedt moeilijk houvast, maar die andere blik die je ervoor terug krijgt is een groot cadeau.

zondag 6 juli 2025

Geheime verenigingen en Buitenlandse Zaken en Militair beleid

De aankondiging van het boek Onder Ons dat is geschreven door Birte Scholhaus en Bas van Beek maakte nieuwsgierig over vriendenclubjes van en voor de elite. Wie zitten er in de vijf beschreven genootschappen, waar komen ze vandaan en wat doen ze? Ik bestel het dan ook meteen. 

De auteurs vroegen zich meteen in het begin af of Mark Rutte lid is? Mijn vraag richtte zich op het belang voor militair en buitenlands beleid. Club Rotterdam werd bijvoorbeeld opgericht om een ​​kanaal van Antwerpen naar de Rijn te blokkeren, omdat de Nederlandse havenelite vreesde dat het kanaal hun positie zou verzwakken. Buitenlandse betrekkingen en handels- en industriebeleid kwamen samen en creëerden de geboorte van de Club.

Een van de belangrijkste posten op het vlak van militaire internationale betrekkingen is de functie van secretarissen-generaal van de NAVO. Daarvan kwamen er sinds de oprichting vier uit de Nederlandse politiek: Dirk Stikker (1961-1964), Joseph Luns (1971-1984), Jaap de Hoop Scheffer (2004-2009) Mark Rutte (2024-heden). De eerste drie waren eerder minister van Buitenlandse Zaken geweest en Rutte zelfs een lange periode premier van Nederland. En ja, alle vier zitten ze bij de bijna 1200 vermeldingen1 van namen van leden van vijf verschillende verenigingen van invloedrijke mannen (en sinds deze eeuw eindelijk ook vrouwen) uit voornamelijk economische en politieke, maar ook wetenschappelijke en medische eliteposities.



De journalisten van Follow the Money onderzochten de verenigingen: De Tafelronde (opgericht in 1900), De Pijp (opgericht in 1926), De Schoorsteen (opgericht tijdens WO II), De Haagse Schouw (ook tijdens WO II) en Club Rotterdam (opgericht in 1928). Alle vijf de clubs hebben een verschillende geschiedenis. Maar hoewel elk zijn eigen kenmerken heeft, zijn er ook overeenkomsten. Ze bestaan lang, hebben een exclusief lidmaatschap en praten niet over hun activiteiten met buitenstaanders.  

Kasja Olongren, Minister van Defensie (2022-2024) onder Rutte is lid van de Ronde Tafel. Haar woordvoerder vergeleek dit lidmaatschap met dat van een tennis- en schaakclub. Het lidmaatschap is in andere woorden dus onbelangrijk en daarom wilde ze er niet over praten. Het bagatelliseren van het belang van de netwerken komt herhaaldelijk terug. Dit ondanks – of misschien juist door – de geheimhouding van het lidmaatschap en zelfs van de vergaderplekken, de afgesproken zwijgzaamheid en het interne selectieproces. Dat ze als niet bijzonder beschouwd worden, klopt juridisch gezien, en ze vallen dan ook buiten de officiële controle. Tegelijkertijd is niet te ontkennen dat ze veel belangrijker zijn dan cadeaus en extra banen die wel gemeld en gecontroleerd moeten worden, zo merkte wetenschapper Willeke Slingerland op in
Onder ons. En ondanks de cultuurverandering in die verenigingen door de internationalisering van de industriële kringen, is vertrouwelijkheid nog steeds een belangrijke reden om lid te zijn en een bieden ze een plek om zonder persaandacht te praten en te overleggen.

Ollongren was niet de eerste minister van Defensie die lid was. Hoewel haar voorgangers de functie halverwege de 20e eeuw hadden (Sim Visser (1959-1963), Hans de Koster (1971-1973) en Piet de Jong (secretaris 1959-1963 en minister 1963-1967). De Jong was tot aan zijn dood in 2016 vanweghe zijn levensloop een boegbeeld voor de Nederlandse onderzeeboot adepten). Ministers van Buitenlandse Zaken waren in grotere getale lid. Naast de drie die later secretaris-generaal van de NAVO werden, waren dat ook Eelco Kleffens (1939-1945), Jan Herman van Roijen (1946), Dirk Uipko Stikker (1948-1951) en Ben Knapen2 (2021-2022). Naast leden van de regering worden ook de hoogste ambtenaren als leden vermeld, evenals diplomaten, militairen met een hoge rang binnen de NAVO en binnen de top van de Nederlandse strijdkrachten, commandanten van lokale bases, de
President van het Hoog Militair Gerechtshof en een lid van de commissie van toezicht over de geheime en veiligheidsdiensten (CTIVD). Kortom, de crème de la crème van de buitenlandse politiek en militair beleid.

Personen afkomstig uit militaire bedrijven zoals Thales Nederland, Eurometaal, De Kruithoorn, Muiden Chemie etc. ontbreken in de vijf verenigingen. Van Damen/De Schelde zijn wel drie belangrijke personen lid via Club Rotterdam. De Nederlandse militaire industrie produceert verder meestal geen complete grote wapensystemen (op enkele uitzonderingen na) en geen munitie, maar voornamelijk componenten en technologie voor tweeërlei gebruik. En zoals veel militaire bedrijven wereldwijd produceert ze zowel voor de militaire als voor de civiele markt.3
    Hoewel Fokker – en zijn huidige afsplitsingen – een aanzienlijke militaire productie hadden en gedeeltelijk nog steeds hebben, staat het bedrijf toch vooral bekend om zijn civiele vliegtuigen uit het verleden. Het luchtvaartbedrijf had een paar hooggeplaatste personen in de verenigingen.
    Stork begon als producent van gereedschappen voor de textielindustrie in Oost-Nederland en is de initiatiefnemer van de Ronde Tafel (die volgde op de oprichting van de gevestigde Vereniging van Nederlandse Werkgevers (VNW) en een eigen krant om de maatschappelijke steun voor de positie van de arbeidersbeweging tegen te gaan.) Bijna een eeuw later werd Stork een van de centrale bedrijven in aanvangsfase van de JSF/F-35-productie en terwijl Fokker een gering aantal leden had in de bewuste Old Boys netwerken, was Stork al vanaf het begin stevig aanwezig, zoals Jan Hovers, die een sturende rol had ten tijde van de JSF-debatten en lid was van De Schoorsteen. 

Ir. Woltjer op de foto i.v.m. omstreden duikbootorder.
Mei 1967. Foto: Ary Groeneveld.

Op nautisch vlak was er de aanwezigheid van de Rotterdamse Droogdok Maatschappij in Club Rotterdam ten tijde van de aanschaf van Nederlandse onderzeeboten. Wilton Feijnoord kon ook vertrouwen op zijnbestuurslid Woltjer in Club Rotterdam, toen de werf de export van onderzeeboten naar Zuid-Afrika plande, terwijl dit land nog onder de Apartheid zuchtte. Nauwe banden zijn waardevol in dergelijke controversiële gevallen. De deal strandde ondanks dit toch, maar het bedrijf zou later wel onderzeeboten naar Taiwan exporteren.
    Bovendien is er een reeks bedrijven met een hoog aantal personen in de verenigingen. Ze hebben vaak een  connotatie met civiele productie, maar hebben ook een uitgebreide militaire productie (gehad), produceren producten voor militair en civiel gebruik, of maken strategische producten, zoals AKZO, ASML, Draka, Hoogovens (nu Tata Steel), Philips, Siemens, Ten Cate, Van der Giessen-de Noord, Van Rietschoten & Houwens.4

Follow the Money heeft ook een database met onderwerpen voor de bijeenkomsten op haar website. Er zijn er verschillende over het conflict in het Midden-Oosten en ook over buitenlands beleid in het algemeen. Er zijn verscheidene lezingen over de NAVO door bijvoorbeeld Ben Bot (1983, later minister van Buitenlandse Zaken (2003-2007), en daarna een controversieel lobbyist) en door Joseph Luns (1976, 1980) en Ben Knapen (1990). Maar de meest betekenisvolle is de inleiding van Prins Bernard tijdens een bijeenkomst in De Schoorsteen (1957, destijds echtgenoot van Koningin Juliana) over productieproblemen binnen de NAVO. De Prins was betrokken bij gesprekken over militaire aankopen, en werd pas later gedwongen zijn militaire uniform aan de wilgen te hangen, als deel van een minimale straf die hij kreeg na het omkoopschandaal van Lockheed/Northrop.

Het belang van de geheime clubs neemt af en ze hebben moeite om jongere en actieve leden aan te trekken, merkten de auteurs op. De elite lijkt minder interesse te hebben in dit soort contacten en richt zich meer op zakelijke kansen en concurrentie boven de hoffelijkheid van vriendenclubs. Een student concludeerde in haar scriptie dat het de verschuiving van het Rijnlandse naar het Angelsaksische model laat zien. Door de afnemende animo worden de clubs ouder en minder actief; van de 1.100 personen in de FTM-database zijn er slechts 39 geboren in 1970 of daarna. In de lijst van 74 personen die ik selecteerde voor Militaire Industrie, Buitenlandse Zaken en Militaire Zaken, zijn de jongsten Mark Rutte en Kasja Ollongren, beiden geboren in 1967, maar beiden zeker ook nog belangrijk gezien hun invloedrijke posities. Alleen het feit dat de laatste drie premiers vóór de onlangs gevallen premier Schoof (Kok, Balkenende en Rutte) allemaal lid waren van de Ronde Tafel, toont het belang dat er ook recentlijk nog aan gehecht wordt aan. Intern is een beleid gaande om nieuw leven in te blazen aan de geheime clubs. Maar voor de captains of industdry is het is slechts één van de vele mogelijkheden voor nauw contact tussen personen in het Militair Industrieel Complex, dat mede door de gemeenschappelijke handelsmissies, productiesamenwerking, lobby, werkbezoeken etc. goed georganiseerd is en waar banden met de Regering en overheid sterk ontwikkeld zijn. Maar ook de 19e-eeuws aandoende clubs spelen nog steeds een rol bij het versterken van de contacten en het verspreiden van informatie. Om grip en controle te krijgen op deze organisaties zou hun lidmaatschap en de aan de besproken onderwerpen openbaar moeten zijn.

Het boek Onder ons geeft de grote lijnen en de database extra informatie. In het boek komen de machtspolitieke zaken er wel bekaaid af (bij Luns wordt niet eens zijn functie binnen de NAVO opgemerkt). Maar een zoektocht door de deelnemers aan de genootschappen laat veel prominenten uit de wereld van de buitenlandse, militaire en militaire industriële wereld zien. Het onderzoeksproject levert zo een bijdrage aan het onderzoek naar de netwerken van de elite, ook op dit terrein, en het is vlot geschreven bovendien.

Noten:
Dubbele lidmaatschappen van de vijf onderzochte verenigingen zorgen ervoor dat 113 namen voor een tweede, derde of zelfs een uitzonderlijke vierde keer voorkomen. Voor een personenlijst moeten ze van het totaal worden afgetrokken. Dat betekent dat de ingangen in de database bijna 1100 individuele namen beslaan. Van 21 personen is bekend dat ze een of meer andere lidmaatschappen hebben, maar de namen daarvan worden niet vermeld.
2 Knapen was eerder hoofdredacteur van NRC-Handelsblad en lid van de Ronde Tafel. Een columnist van de krant schreef (18 oktober 1990) dat Israëlische journalisten binnen en buiten Israël zelfcensuur toepasten na de moord op 18 Palestijnen door de Israëlische strijdkrachten op de Tempelberg. Hierna werd Knapen door Ernst van der Beugel, lid van de Ronde Tafel en voormalig minister van Buitenlandse Zaken, dringend geadviseerd om een ​​nieuwe "Auswitz revisited" te voorkomen en de positie van de columnist te beëindigen. Zo niet, "dan zullen ik en gelijkgestemden alles doen wat mogelijk is om hetzelfde doel te bereiken, met andere middelen, binnen de lijnen die mij ter beschikking staan." Van der Beugel schreef dat hij dit aan de Ronde Tafel wilde bespreken, maar omdat Knapen niet aanwezig was, schreef hij een brief. Knapen deed wat hem gevraagd werd en beschouwde dit pas zes jaar later als een beginnersfout.
3 In de top 100 van Defense News produceren slechts tien bedrijven 100% militaire producten en van de tien grootste militaire producenten hebben er vier een militaire omzet van minder dan 50%. https://people.defensenews.com/top-100/
4 Fouttief gespeld als Van Rietschoten & Kouwens in de FTM database. 

For a version in English see here