Van tijgerspin tot viervlek. Van watermunt tot waterhyacint en een geit die informatie verstrekt. Van grote beervlinder tot gestippelde oogspanner (alles kwam zonder zoeken op me af).
Een korte vakantie die begon als een hink-stap-sprong. Tot halverwege, de kluut en bitterzoetbessen. De volgende dag staat de pompoen op het veld en rijd ik weer over dezelfde aangespoelde duimplaat (en neem hem mee).
Een camping vol leven en vreemde installaties die vroeger deel waren van een pomp die het natuurbad van vers en warm water voorzag. Op de camping wordt al decennia niet meer gezwommen (door mensen).
In de omtrek wegen afgezet met eiken en valse acasia's. In de lucht roepen buizerds en 's nachts klinkt de ijselijke kreet van een uil, terwijl nog hoger de sterren vallen (voordeel van een nachtelijke gang naar de WC).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten