vrijdag 20 december 2024

Empusion


Een tijdlang heeft het boekenweekgeschenk een kaart achterin gehad waarop je als lezer de ongenoemde schrijver ervan kon invullen en het antwoord inzenden. Het was een wedstrijd met geldprijzen voor de aankoop van boeken.

Het boek Empusion; een natuurgeneeskundig griezelverhaal van Olga Tokarczuk had er niet in gepast. Niet omdat de schrijfster Poolse is, maar omdat ze zo herkenbaar schrijft over thema's die weliswaar spelen door heel Europa en in verschillende tijden, maar te vangen zijn onder vreemde varianten op de rationaliteit met hier en daar een hersenschim. Vrijwel iedereen zou daarom raden wie de schrijfster was en dan zou er geen lol meer aan zo'n wedstrijd zijn.

Hier reist de hoofdpersoon in september 1913 naar een kuuroord voor longpatiënten in de bergen bij Görbersdorf, destijds gelegen in het Duitse deel van Silezië. Inmiddels heet de plaats Sokołowsko en het kuuroord is in verval. Tokarczuk is er zelf opgegroeid en woont er nog steeds, zo meldt een recensent. Ze was niet de eerste die een kuuroord in de bergen gebruikte om daar roman personages vanuit verschillende levensbeschouwelijke stromingen te laten discussiëren over grotere vraagstukken. Thomas Mann deed dit eveneens, maar in Davos, in zijn De Toverberg. Empusion is er een feministische reactie op.

September is de maand dat de herfst begint. Niet alleen liggen er dan bladeren van de esdoorn (“de meester van het kameleontische gebladerte”), maar ook van de beuk. Die boom wordt neergezet als een plant waarvan “de verspreiding precies samenvalt met de onalledaagse ruimte die Europa heet en zou eigenlijk een plaats moeten krijgen in haar eventuele wapen.” Helemaal precies is het niet, maar veel scheelt dat niet. Een fraaie observatie, als extraatje bij het toch al goed gevulde verhaal.

Het lijstje personen voorin bevat niet alleen namen, maar ook hun functie die veelal levensbeschouwelijk van aard is. Hoewel de hoofdpersoon, Mieczysław Wojnicz, heel aards is: student water- en rioleringstechniek uit Lemberg. In een lijst met plaatsnamen heet Lemberg dan weer in het Pools Lwów, maar tegenwoordig is het beter bekend als het Oekraïense Lviv. Zo geeft de geschiedenis van een plaatsnaam nog een extra laag aan het boek.

Niet alleen de lijstjes vallen op; het boek heeft een motto ontleend aan Fernando Pessoa dat samen met een foto van Görbersdorf twee pagina's beslaat. Pessoa beweert hier dat er elke dag onbegrijpelijke dingen gebeuren in de wereld. Dat onbekende loert vanuit de schaduw. De woorden beloven een roman die de onverklaarbare verschijnselen rondom een TBC-kolonie zal beschrijven. Het begint vrijwel onmiddellijk met de dood van Klara, de vrouw van Wilhelm Opitz, de beheerder van het Pension voor Heren. Hoe ze om het leven kwam? Het wordt beweerd dat het om zelfmoord ging. Maar is dat te geloven?

In Göbersdorf kuren ernstig zieke longpatiënten en het komt dan ook regelmatig voor dat er iemand sterft. Toch is er geen begraafplaats en moeten lijken overgebracht worden naar Langwaltersdorf of Friedland. (inderdaad ook dit gehucht en dorp liggen tegenwoordig in Polen en hebben een andere naam). Zo kan in Görbersdorf juist het leven gevierd worden en de dood op afstand gehouden. De aanblik van de dood zou het moreel van de strijders voor gezondheid immers kunnen schaden. Klara stierf en hield zich niet aan die regel en moest verdwijnen. Kuuroord patiënt, socialist, humanist en klassiek filoloog August August zegt over de doden “wij interesseren ons niet langer voor hen. Wij negeren de dood.” Dat is vanzelfsprekend onmogelijk en verwijst juist daardoor des te krachtiger naar de dood.

Om dat streven naar vergeten dichterbij te brengen zijn er de kaalkopjes die in de dagelijks gedronken likeur Schärmerei gaan. De drank brengt vergetelheid en verslaving. Wojnicz besluit na verloop van tijd om te stoppen met het drinken ervan.

Toch zijn er steeds meer aanwijzingen dat het gevaar, zelfs de dood, een grotere rol speelt dan voor de goede sfeer wenselijk is. Dat loopt van een stoel op zolder met riemen om de persoon die er inzit vast te binden, tot de uitspraak van de doodzieke Thilo von Hahn – kunstenaar en kenner van het landschap – dat de natuurlijke omgeving in de streek rond het kuuroord doodt, of het knikje in zijn richting van beheerder Opitz bedoeld voor de ruige in het bos levende kolenbranders dat niet veel goeds voorspelt.

Veel gesprekken tussen de mannelijke patiënten gaan over vrouwen. Ze komen er eigenlijk nooit goed vanaf. Ze zouden evolutionaire lanterfanten zijn. Terwijl de man zich verder ontwikkelt staat die van haar stil. “Ze kunnen het zelf niet redden en moeten altijd steun zoeken bij de man.” Verleiden en manipuleren dat is wat ze kunnen. En meer van dergelijke visies in tal van varianten totdat het je als lezer gaat vervelen en tegenstaan. Ook voor de bronnen van de vrouwonvriendelijke opmerkingen is onder 'Aantekeningen van de auteur' weer een lijstje – of liever een lijst – opgenomen.Volgens een bespreking van Rosan Hollak in NRC-Handelsblad zijn de misogyne opmerkingen die de denkende mannen in het boek delibereren voor de huidige lezer alleen nog bespottelijk. Het lijkt een optimistische visie in een tijd dat waarden snel verschuiven.

Wojnicz merkte op dat elke discussie, waarover dan ook, uiteindelijk werd teruggebracht op vrouwen. In dezelfde trend worden ook de Slavische bevolking en de moderne kunst belachelijk gemaakt. De traditionele katholiek en leraar op een gymnasium Longin Lukas neemt hier vaak het voortouw bij en wat antisemitisme en racisme is hem ook niet vreemd als hij de verhulde jood, de raciaal lager staande vrouw, of zwarte, op de korrel neemt. Hij is voor een sterke staat, met krachtige normen, gebaseerd op religieuze en culturele eenheid en dan moeten die vervrouwelijkte zwakkelingen geen gelijke rechten krijgen.
Intussen weet hij, mocht daar behoefte aan zijn, tegen beloning ook wel wat propere, welgevormde meisjes te vinden, zeg maar, voor de gezonde natuur. Normen je moet ze als man immers ook niet overdrijven. Want naast conformisme is hypocrisie de andere pijler waarop de samenleving draait, volgens de arts Semperweiß.

Zijn vader had van zoon Wojnicz een militair willen maken. De jonge man merkt op dat Polen land noch leger heeft en dat had betekent dat hij de Duitse keizer had moeten dienen om het fraaie uniform te dragen. Thilo gaat niet helmaal mee in dit idee van de man in uniform. Hij maakt de lintjes die militairen dragen bespottelijk. “Wat doen die mannen toch in hun uniformen? Ze doden. Waar gaan ze prat op? Op geweld.” En vervolgens vraag hij zich af of vrouwen zich ook niet in uniformen zouden moeten kleden, getooid met lintjes voor het aantal bereide warme maaltijden, gebaarde kinderen en verzorgde zieken.



Thilo ligt dan op sterven, maar geeft kracht aan zijn omgeving. Hij heeft bij zijn ouders het schilderij van Herri met de Bles ontvreemd dat het offeren van Isaac door zijn vader verbeeld en meegenomen naar het kuuroord. Het is een schilderij waarop meer te zien is als je anders wilt kijken. Wat zit er bijvoorbeeld in de grot en hoe beweegt het mes. Wojnicz zal bij het overlijden het schilderij krijgen zo wordt hem beloofd nadat Thilo hem een kus op de mond heeft gedrukt die hij niet wist te beantwoorden, maar gewoon accepteerde.

Lukas komt met een kritiek op de democratie. Zijn woorden zijn vrijwel dezelfde als die in de roman van Ilja Leonard Pfeiffer Alkibiades. Blijkbaar zijn er meer schrijvers die zich zorgen maken over de opkomst van de rechtse ondemocratische krachten. In Empusion staat dat de democratie een schijnsysteem is, “altoos vormt ze een zeker theater en in haar wezen neigt ze tot het voortbrengen van een sterke leider, die er naar zal streven een alleenheerschappij op te bouwen.” In Pfeijffers boek zijn het de teksten van een Griekse filosoof en Perzische gouverneur die deze waarschuwende woorden uitspreken. Hier wordt Gods orde als doorslaggevend argument tegen de democratie gebruikt en het afwijzen van een hiërarchische orde wordt afgeserveerd met verontwaardig uithaal 'Socialist!'. Als dat als argument niet voldoende is dan kan je altijd nog het emotionele matriarchaat als afschrikwekkend beeld aanhalen bij ideeën dat mensen gelijk zijn.

“Weet je dat ze mensen zoals jij in zee verdronken,” werpt August op basis van de woorden van de Romeinse politicus en filosoof Cicero Wojnicz voor de voeten. De ingenieur in opleiding met gladde borst, grote tepels en een liefde voor vrouwen kleren wordt daarmee op zijn plek gezet. De arts van het oord, de psychoanalyticus Semperweiß heeft het niet zo met het zwart-witdenken. “Omdat we onzeker zijn over onszelf bedenken we een uiterst stabiel, stram systeem dat ons rechtop moet houden, dat de in onze ogen nodige complicatie zou moeten vereenvoudigen. (…) Het brein stelt voor zichzelf een verzameling op van scherpe tegenstellingen: wit-zwart, dag-nacht, boven-onder-vrouw-man, en die determineren onze volledige perceptie. Daartussenin zit niets.” Dat maakt het wel eenvoudiger, “maar als iemand denkt dat de wereld een verzameling heldere tegenstelling is, dan is hij ziek,” voegt hij toe. En hoe is die wereld dan, vraagt Wojnicz de arts. “Vervaagd, onscherp, flakkerend, nu eens zus, dan weer anders, afhankelijk van het gezichtspunt,” antwoord die. Voor de jonge man is het antwoord te gecompliceerd. Terwijl juist hij in die wereld leeft tussen het zwart en wit in.

Het feminisme van Tokarczuk gaat verder dan inkomensgelijkheid, het geeft ruimte aan meer vormen van persoonlijkheden dan die door het conformisme gewenst worden. Al trek je als man vrouwenkleren aan, als ze je passen: waarom niet. Er zijn strijden die nog gestreden moet worden op vele vlakken. Er zijn schrijfsters die zich keren tegen die grijze kanten aan de identiteit, zoals
Zij-die-niet-genoemd-zal-worden. Dat is pas griezelig. Er zijn mensen die leven, die drinken, om dat niet te zien. Maar hier stormt het natuurgeweld de heuvel af, door het bos, het is zichtbaar voor wie net even anders durft te kijken. Wie door de conformistische beperkingen getroffen wordt, van welke aard dan ook, kan ze misschien als lachwekkend zien, maar het zijn onmiskenbaar ook bedreigende beknottingen.

Empuse, waaraan de titel van het boek is ontleend, staat volgens de verklarende woordenlijst (ja inderdaad: weer een lijstje), in de Griekse mythologie
voor een monster dat kan veranderen in een bloeddorstig vrouwmens dat mannen verslindt.

Die Empuse spreekt hier over zichzelf in meervoud.
Dat magische zogenaamd monsterlijke leven in het bos weet Wojnicz wel op waarde te schatten en het gaat daarom aan hem voorbij. Het lijkt erop alsof zij de mens die hen geen kwaad wil doen op hun beurt ook geen kwaad willen berokkenen. Anderen komen er slechter af. Of de meervoudige vrouwelijke stemmen die door het hele boek klinken samenvallen met de Empuse is niet helemaal duidelijk, maar het heeft er alle schijn van. Als dat zo is dan moet je het daar mee doen, want dan is de Empuse het leven dat er is en dat blijft, aldus de afsluitende woorden van de roman.

Als dit een feministisch griezelverhaal is, dan is het feminisme van Tokarczuk misschien magisch getint, maar daarbij ook holistisch zonder naar een geforceerd zwart-witmens te streven. Daarin wordt een weliswaar griezelig, maar toch optimistisch wereldbeeld getekend zonder de verschrikkingen onbenoemd te laten.

Een lezer constateerde dat de allereerste eerste woorden van het boek sleutelwoorden zijn als het gaat om kijken met een open blik: “‘het uitzicht wordt belemmerd door de stoomwolken uit de locomotief, die op dit moment over het perron drijven. Je moet eronder vandaan kijken om alles goed te kunnen zien, je even laten verblinden door de grijze mist, totdat de blik na deze poging scherp, doordringend en allesziend is geworden.’ Een zienswijze kan niet altijd scherp blijven, soms wordt het vaag om daarna duidelijker en ruimer te worden.”

Een volgende keer als ik in een bos ben en gezichten op de stammen van de bomen zie – dat gebeurd me regelmatig – dan zie ik daar een kracht die wil omarmen, wil insluiten in plaats van afstoten, ook als het niet spoort met de dominante mores en de roes van de snoeischaar die momenteel rondwaart.

zaterdag 14 december 2024

The Palestine Laboratory


The Palestine Laboratory is een boek over de Israëlische militaire en veiligheidsindustrie.* Het is geschreven met informatie van voor de huidige oorlog in Gaza die alle volkenrechtelijke perken te buiten gaat. Het boek vertelt daarmee het voorspel van wat nu gaande is en zorgt voor achtergrond informatie. Je hoopt tegen beter weten in dat de mensen het zouden lezen die de huidige slachting in Gaza op 7 oktober 2023 laten beginnen, alsof ze niet weten dat het geweld een al veel langere geschiedenis kent. Dat ze dat zeer waarschijnlijk niet zullen doen, is een onderstreping van de tragiek dat niet geluistderd wordt en ook niet naar een oplossing wordt gezocht. Intussen gaan de gruwelen in wat steeds vaker als genocide wordt gezien door.

Het boek beschrijft nog de potentie van Palestina als laboratorium om  te experimenteren met methoden voor controle en scheiding van bevolkingsgroepen. De nadruk ligt niet alleen op wapens en militair materieel, maar ook op bewakingssoftware om het individu te controleren, de rol van 'sociale' media, en de ontwikkeling van een repressieve ideologie.

Schrijver Antony Loewenstein is de zoon van ouders die Nazi-Duitsland ontvluchtten om onderdak te vinden in Australië. Hij zelf voelde zich steeds onbehaaglijker bij het Zionisme en de twee staten oplossing. Hij ziet de huidige situatie als een gevolg van een zionisme dat is gekleurd met de stiften van het kolonialisme en beschouwt Israël als de regionale stroman van het Westen. Hij wil één Israël: waar alle inwoners gelijk zijn.

Multiculturele samenleving

Het boek beschrijft niet alleen de combat proven wapens en controle technologie die door Israël worden geëxporteerd, maar ook de ideologische inzet om de invloed van minderheidsgroepen in de samenleving te minimaliseren en de suprematie van de dominante groep te formaliseren. De toekomst ligt niet in liberalisme en niet in tolerantie, maar in autoritair kapitalisme, stelde Netanyahu die hij citeert. In de introductie gaat de schrijver in op de repressieve bevolkingscontrole die Israël toepast. Hij legt uit waarom extreemrechtse groeperingen Israël toejuichen als vooruitgeschoven post om de beschaving te verdedigen tegen de Islamitische hordes; het dominante Israëlische standpunt dat er geen toekomst is voor de multiculturele samenleving; en hoe antiracistische strijd en solidariteit met Palestina met elkaar verbonden zijn. Later in het boek wordt dit verder uitgewerkt.

Geen reet

Het lijkt erop dat de wereld Israël graag gebruikt. Europa bijvoorbeeld, dat kritisch lijkt, is de belangrijkste importeur van Israëlische wapens en repressieve cybertechnologie; import die alleen maar groeide toen de bezetting hardere vormen aannam. Door er te kopen versterk je deze industrie. Dat Israël zich niet aan de wetten houdt, lijkt er niet toe te doen. "Het kan ze gewoon geen reet schelen," zei wapenhandel deskundige Andrew Feinstein tegen de schrijver. De Oekraïense president Zelensky wilde Israëlische wapens, maar keek ook met bewondering naar het land en verklaarde dat hij van Oekraïne een 'groot Israël' wilde maken. Dat de Israëlische wapenverkopen aan Rwanda - vlak voor en tijdens de genocide - en Servië tijdens de gruwelen in Sarajevo en Srebrenica willens en wetens doorgingen, laat zien dat een tweede groot Israël misschien niet is wat de wereld nodig heeft (iets om bij stil te staan nu in rap tempo Oekraïne als werkplaats voor een Westers wapenarsenaal wordt opgebouwd).

Pinochet

Chili 1973 en de door de VS gesteunde coup tegen de democratische president Allende aanhalen is vaak een te gemakkelijke manier om kritiek op de politiek van de Verenigde Staten of het Westen in het algemeen te geven. We zijn een halve eeuw verder in een wereld die enorm veranderd is. Hoewel is dat zo? Het zou je leven nog steeds raken? Hier wordt de staatsgreep behandeld als inleiding op de positie van Israël. Sterker nog, er wordt ingezoomd op een vriend van Salvador Allende, de mijnbouwer David Silberman. Deze man werd gevangengezet, gemarteld, tenslotte op de valreep naar de vrijheid gekidnapt en zou nooit meer gezien worden. Zijn overgebleven gezin ruilde Chili in voor Israël. Maar wat een schok toen bleek dat Israël een belangrijke steunpilaar voor de generalismo was. Zoon Daniel zegt daar jaren later over:

“Voor mij persoonlijk was het schokkend en pijnlijk toen ik ontdekte dat Israël het Pinochet-regime steunde (…) Dit was een land dat mijn familie een tweede kans gaf. Er is veel onverschilligheid in het Israëlische publiek [over deze samenwerking] omdat velen geloven dat Joden hebben geleden en dat we wereldwijd vrienden moeten maken om te overleven in een harde wereld.”
Hij zou zijn ervaringen gaan gebruiken om zich tegen de wapenexporten en de inzet ervan in de Palestijnse gebieden uit te spreken.
    De industrie is volgens hem niet geïnteresseerd in vrede maar wil dat het Palestina conflict eindeloos doorgaat, aldus Silberman. Morele overwegingen spelen nooit een rol als Israël dictators steunt.
“Het draait om geld en een machtig land zijn,” en die eindeloze oorlog leverde ook een eindeloos testgebied op. 
   De herstelbetalingen uit Duitsland in 1952 werden al ingezet om de wapenindustrie te versterken. Nu zijn het vooral de gelden uit de VS die in wapens en repressie worden gestoken (zie bijvoorbeeld hier). Loewenstein voegt hier aan toe dat de relatieve omvang van de steun uit de VS wel is afgenomen. In 1981 kwamen die overeen met zo'n 10 procent van de Israëlische economie. In 2020 was dat met $ 4 miljard nog 1 procent, waardoor Israël ook minder genoopt werd naar de Verenigde Staten te luisteren.

Vieze zaakjes

Vanaf de jaren zeventig gaan de producten van die industrie en kennisinstituten meer-en-meer naar vieze en vuile landen. Dat loopt van de steun aan contra's in Nicaragua, gevechtsvliegtuigen voor Sri Lanka, wapens voor de generaals in Myanmar, kamikaze drones voor Equatoriaal-Guinea, surveillance apparatuur voor dictaturen als Rusland en China, tot scholing in martelpraktijken in Soedan. Er lijkt geen ondergrens te zitten aan wat geleverd wordt en deze opsomming is verre van volledig. Eigenlijk kan je het zo gek niet opnoemen of het gebeurde, inclusief leveranties aan Iran, ook toen daar na de Sjah de vijand voor Israël aan de macht was, de Ayatollahs.
    Wapenleveranties smeedden banden die nodig waren voor steun aan de Israëlische politieke positie, bijvoorbeeld in de Veiligheidsraad.
“De mogelijkheden om de bezetting te gelde te maken, kreeg een turbo-boost na 11 september 2001,” merkt de auteur op. Loewenstein haalt de New York Times redacteur Thomas Friedman aan die stelde dat de Israëlische keuze niet ging tussen morele normen en vuile handel, maar dat die handel de veiligheid voor het land vergrote en zo ook als moreel gezien moest worden. Hoe lenig kan een argumentatie worden voordat het klinkklare vuilnis wordt? De 200.000 gedode Guatemalteken tussen 1960-1996 waren bijkomende schade om de veiligheid binnen Israël te vergroten? Israël steunde de overheid in Guatemala Stad onder andere door een afluister computercentrum te laten leveren door Tadiran Israël Electronics Industries. (Tadiran fuseerde later met het beruchte Elbit.) In 1982 vond een vreselijk slachtpartij plaats in het land (plastisch in zijn narigheid in het boek opgeschreven) en Israëlisch betrokkenheid werd bewezen geacht. In Israël loopt nog steeds een proces om de slachtoffers en hun nabestaanden recht te doen. Het proces wordt gevoerd door de jurist Eitay Mack die veel in het boek opduikt als zoeker naar recht. Hij doet dat tegen de klippen op.

Covid

De Covid-pandemie leidde net als 911 tot ruimte voor de Israëlische industrie. NSO maakt apparatuur om mensen te volgen en ze werden daarbij geholpen door de op dit gebied gespecialiseerde militaire Unit 8200. En NSO was niet het enige bedrijf. De schrijver noemt er acht. En ook veiligheidsdienst Shin Beth was betrokken bij het afluisteren op zakformaat. De veiligheidsdienst richtte zich niet alleen op het voorkomen van oppositionele stromingen, maar kreeg ook de taak burgers te beschermen tegen Covid en daardoor invloed en macht als nooit eerder om de bevolking te controleren en opereerde bovendien zelf in een oncontroleerbare omgeving. Al met al leverde dit nog meer technologie op om individuen te volgen en dat zorgde dan weer voor producten om te exporteren. Loewenstein gaat in het volgende hoofdstuk in op het gebruik van deze technologie voor het controleren van bewegingen van vluchtelingen, zowel door Frontex in Europa als aan de grens tussen de Verenigde Staten en Mexico. Bij dergelijke 'grensbewaking' worden drones ingezet en bedrijven als Shilat Optronics, Seraphim Optronics en Elbit leveren de technologie om vluchtelingenbewegingen aan banden te leggen.

Ideologie

Waarom konden Apartheidsstaat Zuid-Afrika en Israël het zo goed met elkaar vinden? Beide zetten in op het overleven van de dominante groep boven de minderheden en als poortwachter tegen de barbaren. In 1980 was Israël de belangrijkste wapenleverancier van Zuid-Afrika. Maar de band tussen beide landen werd niet vooral door de militair-industriële samenwerking versterkt, maar doordat ze beide te maken hadden met bevolkingsgroepen die ze niet wensten. De Bantoestans in Zuid-Afrika waren een voorbeeld voor velen binnen de Israëlische elite en toonde voor hen aan hoe om te gaan met Palestina. De samenwerking tussen Johannesburg en Tel Aviv zou Nelson Mandela doen verklaren “dat de steun van Israël voor het Apartheidssysteem nooit vergeten zou worden door de Zuid-Afrikaanse bevolking.” 

India

Ook in India wordt een ethno-nationalistische koers gevolgd. Hier gaat het om de autonome regio Kasjmir waarop Delhi een steeds grotere claim legt. Het is een gebied met 12 miljoen inwoners dat wordt gecontroleerd door een half miljoen Indiase militairen. De Kasjmiri gebruiken voor hun verzet hiertegen de term Intifada die we kennen vanuit Palestina. India is inmiddels een belangrijke klant op de Israëlische markt voor wapens en veiligheidstechnologie. Schrijfster Arundhati Roy legt een verband tussen de repressieve controle politiek en wapeninkopen. Als Delhi voor miljarden inkopen doet in Parijs dan garandeert het daarmee dat misstanden vanuit dat land hooguit worden beantwoord met een waarschuwende wijsvinger en daarmee is dan de kous af. Het is een mechanisme dat ook Israël gebruikt.
    Modi en Netanyahu hadden aan het strand een heuse
bromance en dat versterkte de banden ook op het gebied van de veiligheidsindustrie. Israëlische Heron drones vlogen al over Kasjmir, net als zoals ze over Palestina vlogen. Het blijft echter niet bij Kasjmir. Elders in India, in Uttar Pradesh, worden de huizen, van moslims die beschuldigd worden van gewelddadige protesten, door bulldozers vernietigd onder het mom dat ze illegaal zijn gebouwd. Ook dat beeld is bekend. Ook slechte voorbeelden, doen blijkbaar volgen.
    Maar ook in India klonk, net als in Zuid-Afrika, een kritische stem van een nationale grootheid. Mahatma Ghandi meende dat Palestina de Arabieren toebehoorde.

Nederland

In NRC-Handelsblad stond laatst een ingezonden artikel onder de titel Nederland neemt de tactieken over die Netanyahu gebruikt om minderheden te delegitimeren. Ruthie Pliskin schreef daaronder het volgende:

“Als een Israëliër die tegen het leiderschap van Netanyahu is – dat verwoestend is geweest voor iedereen in het Midden-Oosten – verafschuw ik deze implicatie. En ik verafschuw het dat de Nederlandse regering dezelfde tactieken overneemt die Netanyahu al decennia gebruikt om minderheden te delegitimeren.”
Degene die The Palestine Laboratory heeft gelezen zal deze notie herkennen.

China

Loewenstein maakt ook een uitstapje naar het Chinese etho-nationalisme tegen de Oeigoeren. Ook tegen hen wordt een distopisch repressief regime ingezet. Een systeem dat volop kan rekenen op kritiek. Em terecht. Human Rights Watch wijst er volgens de schrijver echter op dat door China dezelfde technieken en vergelijkbare methoden worden gebruikt als door Israël tegen de Palestijnen. Het kan nog gekker. Je raadt het al: kort na het neerslaan van het studenten protest op het Plein van de Hemelse Vrede ging Israël repressieve kennis en apparatuur aan Beijing leveren. En zo gaat Loewensteins litanie maar door. De hightech muur tussen Mexico en de Verenigde Staten stort in als je Israëlische producten weghaalt. De EU gebruikt ze voor zijn muur om Europa dicht te plamuren. Namen als Rafael, Elbit, Magal (of Senstar Technologies) duiken daarbij meteen op.

Personen afluisteren

Het boek gaat verder met de softwareprogrammaatjes die ongevraagd telefoons binnen gewerkt worden met een mailtje of toepassing. Zo dragen mensen hun eigen track & trace mee en kunnen ze eenvoudig bespioneerd worden. Mexico was een testgebied voor waarschijnlijk het meest bekende en beruchte bedrijf op dit gebied: NSO. Maar het leverde zijn Pegasus spyware ook aan Marokko. Voor velen misschien onverwacht, maar Rabat koopt graag en veel in Tel Aviv.
    Er zijn ook zaken uitgesloten. Het afluisteren van telefoonnummers met een +1 ervoor, het landennummer van de Verenigde Staten, werd in Pegasus geblokkeerd (maar geen nood, voor dat afluisteren was dan weer een ander programma: Phantom). De software producten van het bedrijf waren slechts de spreekwoordelijke tip van de ijsberg. Veel andere landen hebben ook dergelijke technologie. Er is dan ook een forse markt voor. De schrijver stelt dat minimaal 73 landen spionage programmatuur hebben gebruikt. De regelgeving is daarbij overwegend afwezig of gebrekkig. De apparatuur om Corona besmettingen in kaart te brengen was een belangrijk element om de technologie te testen en de de maatschappij binnen te loodsen.
   En voor Israël zijn er weinig morele grenzen. Lever je dergelijke technologie aan bijvoorbeeld een autoritaire repressieve Afrikaanse staat dan kan dat een voor Israël gunstige stem bij een motie binnen de Verenigde naties opleveren. Dat verband moet gezien worden en vaker genoemd. Ook dat NSO niet kan functioneren zonder de medewerking van de Israëlische Staat is een facet wat te vaak vergeten wordt. En dat als de een verdwijnt, de ander opkomt. De export van dergelijke dubieuze kennis en technologie is immers te belangrijk voor de Israëlisch Staat om te laten verdwijnen. Het gaat niet om ongelukken. Het gaat om beleid.
     De naam Cellebrite is minder bekend, toch houdt dit bedrijf zich met vergelijkbare zaken bezig als NSO en ook de producten hiervan worden wereldwijd geëxporteerd. Ze gaan naar politiemachten, China en Rusland, maar ook naar zes van de grootste olie- én medicijnen reuzen. Wat ook duidelijk is dat technologisch geavanceerde landen hun eigen middelen kunnen ontwikkelen en voor de landen in het Zuiden die dat niet kunnen, ligt er Israëlische technologie in de schappen.

Verwerpelijke mediapraktijken

Het laatste hoofdstuk beschrijft tot in de detail hoe sociale media mensen uitsluiten of de ene mening meer gewicht geven dan de andere. Berichten kunnen verwijderd worden of veel minder zichtbaar zonder dat de gene die ze post dit weet. Dat heet dan een schaduw ban. Dat Palestijnen dit lot, bijvoorbeeld op Facebook, vaker treft and anderen, zoals Israëlisch, is door onderzoek gebleken. Dubbele standaarden zijn gewoon. Palestijnen worden aangepakt, maar het op de kast jagen van Israël moet worden voorkomen. Dat is alleen al een kwestie van goed ondernemerschap nog los van ideologische voorkeuren. Kritische berichten kunnen ook nog eens een reden voor arrestatie zijn. Soms op grond van teksten waar je als redelijk mens geen enkel gevaar in ziet; niet omdat je iemand bedreigt maar bijvoorbeeld door de Al-Aqsa moskee te noemen, en dat wordt dan zogezegd verward met het opvoeren van de Al-Aqsa Brigades. Bam! Daar zit je plots in de gewelddadige Israëlische nor.

Grensbewaking

De controle van de Palestijnse bezetting door het Israëlische Militair Repressief Industrieel Complex levert meer op dan het kost. Het levert de technologie die wordt verkocht en daarmee geld binnenbrengt en het levert diplomatieke banden op die Israël sterker maken in Internationale organisaties. De schrijver is er allerminst gerust op dat dit niet zal verergeren. De klimaatcrisis zal bijvoorbeeld spanningen in de wereld verder vergroten en de wens opvoeren bij machthebbers om de daaruit volgende instabiliteit te controleren. Met meer grensbewaking, meer repressie, en meer biometrische databases etc. als gevolg. De Israëlische industrie zal willen leveren. De waarde van wat de schrijver het Grensbewaking Industriële Complex noemt wordt voor 2025 al op zo'n € 65 miljard geschat. Je zou zeggen dat het bestrijden van de klimaatgevolgen meer gebaat is bij investeringen in duurzame energie en besparing, maar dit thema valt buiten het al baarstens volle boek.

Giftige ideeën

De belangrijkste boodschap ervan vat de schrijver samen in de conclusies. Dat is dat het Israëlische model gebruikt wordt als voorbeeld door andere autoritaire regimes en stromingen. Hoe voorkom je multiculturele samenlevingen en hoe bestrijd je liberale waarden? Leer het van Israël. Kritiek op linkse stromingen die de tradities zouden beschadigen, hoort daar bij. In plaats daarvan komt haat en confrontatie. Palestijnen moeten gecontroleerd, gedetineerd, gemarteld en gedood worden, zo staat het echt in het boek van Loewenstein. Het is misschien wat gechargeerd, maar wel met de nadruk op 'wat' en vanaf 2024 kan je niet snel meer overdrijven. De giftige ideeën uit de Apartheidsstaat Israël worden afgekeken en beschouwd als voorbeelden. Vreemd genoeg ook door groepen die antisemitisme in hun ideologie hebben, maar blijkbaar aan andere aspecten – om tactische redenen – voorrang geven. Het is doodeng.

“Dit boek is geschreven als een waarschuwing aan de angstige wereld die kan ontstaan als de Israëlische stijl ethno-nationalisme verder groeit in een eeuw die al gedomineerd wordt door de opkomst van oncontroleerbare staatsmacht van Rusland en Israël, tot China en de Verenigde Staten.”

Toekomst

Momenteel kan je iedere dag kan je iets toevoegen aan het boek. Opmerkelijk is de opmerking erin van de jurist Eitay Mack (de Israëlische evenknie van de Nederlandse Liesbeth Zegveld) dat de strijd tegen de misstanden in Israël niet in de rechtbank moet worden gevoerd maar in andere strijdperken. In het algemeen is er wat voor te zeggen politiek weer van onderop macht en invloed te geven. Er is een wereld te winnen en ik sluit graag af met het laatste zinnetje van het boek: “De toekomst is nog niet geschreven.” Op de weg naar die toekomst is de Palestine Laboratory een waarschuwingsbord om niet te negeren, hoe ongemakkelijk en schurend de tekst ook is, maar om ter harte te nemen. De urgentie daarvan overspoelt ons dagelijks.

Noot:
* Eerder schreef ik korte besprekingen over
The weapon wizards, door Yaakov Katz en Amir Bohot en War against the people van Jeff Halper




maandag 9 december 2024

Niemandsland



Niemandsland, van de Zaanse band De Kift, is een muziekalbum, kunstwerk en dichtbundel in een. De van ansichtkaarten geknutselde hoes (voor elk exemplaar anders), bevat twee vouwfolders. Een doet dienst als binnenhoes, colofon, maar bevat ook vijf gedichten en evenveel tekeningen van Wim ter Weele die naast kunstenaar ook de drummer van de band is.

Het titelgedicht is van de zanger, koperblazer en gitarist van de band, Ferry Heijne. Het is geïnspireerd op
Thirteen van Johnny Cash, zo stelt de folder. Maar het is wel met een heel vrije geest herdicht. De sfeer gaat van het Amerikaanse platteland bij Cash naar de klaagkras van een kraai die Heijne opvoert. De eerste woorden op het album komen van deze zwarte vogel: “Het is een lange lijst ellende waarover ik vertel.” Naast de tekst zit die kraai op de achterkanten van een aantal getekende ansichtkaarten.



Verrassend is het een gedicht van
Marion Bloem tegen te komen. Haar gedicht Kalverliefde in liefde is soms lastig, liefste uit 2011 is het begin van een pagina waar ook August Strindberg (Inferno) en Bonumil Hrabal (De toverfluit) een strofe krijgen. Samen vormen ze het gedicht Dageraad.

Ik veeg de straten
aan met tranen
't zand uit mijn ogen
ligt in zee
ze zeggen dat
ik heb verloren
maar het zat alleen
wat tegen
nu zit het
alweer mee

De regels zijn gecentreerd afgedrukt. Mooi is dat niet en of het zo bedoeld is door Bloem of door de ontwerpers van de verpakking bedacht, weet ik niet, maar het doet zo aan als de lijst gerechten op een menukaart. Ach er moet iets te klagen zijn. De tekening ernaast is sprookjesachtig en dat sluit dan weer naadloos aan op de teksten.

Ook in
Kompanen worden teksten van verschillende schrijvers samengevoegd. Roberto Arlt, Herta Müller, M.I. Tsvetajeva en Armando leveren ieder in een eigen kleur een tekst. Müller vraagt zich af of de wereld geen genoeg krijgt van ons, mocht je denken dat het andersom was: jij genoeg van haar.

Door naar Alec Kopyt van de Amsterdam Klezmer band. Hij schreef:
Omhels me zacht, de nacht is goed/Ik vergeet je niet. Daarnaast een getekende Adam en Eva en de boom met een rode appel.



Mooi heet het volgende gedicht eenvoudigweg. Het is samengesteld uit twee delen. Eén van
Werner Schwab en het ander uit de Edda, vertaald uit het IJslands door Marcel Otten. “Mooi is het hier, mooi...” is de terugkerende regel. De boom die er ernaast geschilderd is, staat volop in waterige en toch helle kleuren achter het net van een doel, samen een klein landschap. 

Vogels, vlinders, bomen ze maken de wereld, wereld,/nee liever niet creperen, om de woorden uit een ander energiek gezongen lied te gebruiken. Samen volop zingen over ribbelend zand. Mooi, inderdaad.




De volgende acht gedichten staan in de andere folder, weer met evenveel tekeningen. In Trompetboom valt meteen al de regel op “Mooi... is het hier”. Hier komt hij een tikkie anders dan eerder van Sylvia Plath uit Zie, de duisternis lekt uit de scheuren. Ook in de trompetboom wordt een nieuw gedicht geknutseld met verschillende stemmen. Ook die van Roberto Juarroz, Armando en André Breton. De eerste schreef:

Nooit tekent zij een deur, nooit.
Zij wil niet naar binnen en niet naar buiten.


Dan zijn er nog Pablo Neruda en Boris Vian die de aarde niet kwijt willen. De Witte Vlinder die kenden we al; die werd eerder op een single bezongen. Wel zocht ik er het verkeerde gedicht van
Iosif Brodski bij. Het was dit in 1987 door Charles B. Timmer naar het Nederlands vertaalde gedicht en hier opgenomen als Witte Vlinder.


Speel me een wals zolang er nog tijd is
Een wals die de tijd overbrugt
Speel me een wals voor de dag die voorbij is
Een wals voor de meeuw in de lucht

Speel me een wals voor de tijd die gaat komen
Voor het vuur dat nooit wordt gedoofd
Speel me een wals voor breekbare dromen
Voor de dromen waarin niemand gelooft

Tussen de twee strofen in stond 'n zestal regels van Maria Tänase over het blijvende van de wereld. De twee bovenstaande coupletten zijn van Nico van Apeldoorn. De persoon aan wie ik ze voorlas stuurde meteen andere woorden van deze dichter naar mijn mobiel: Wij zijn de kinderen van hoop /.../Wij zijn het die verloren slagen strijden/Wij zijn het die zullen vechten tot de wereld vergaat en nog wat regels. Ze kende ze uit haar hoofd. Op de tekening van Wim van der Weele danst ernaast een traditioneel deftig gekleed koppel onderwater in een fles met kroonkurk een wals.

Hoe kan het ook anders. Het dertiende gedicht heet
Ansicht. Het begint met

Ik had me willen voelen
als de keien die jij om en om keert,
aangevreten door het zout,
een scherf buiten de tijd
Het zijn woorden van
Eugenio Montale uit het gedicht Middellandse Zee. Ze worden gevolgd door een tekst van Pablo Neruda (uit: Er is geen vergeten). Door het gebruik van verschillende kleuren tekst zie je direct wie voor welk deel van het samengesteld lied stond. Neruda's deel begint opgewekt met viooltjes en zwaluwen om te eindigen met zoveel dingen die ik vergeten wil. Een paar gedichten heb ik niet genoemd (Lied Van Mijn gramschap, Volgens en het ook al eerder dit jaar als singel verschenen Rode Maan). Zo mistte ik ook wat dichters (Henri Michaux, Cormac McCarthy, en Carl Sandburg).

Al met al bevat Niemandsland een wonderlijke collectie waaruit het droeve, maar toch ook het dansen zonder tranen opwelt. Je moet immers wel.

En als je 'de verpakking' uit hebt, dan kan je gaan luisteren naar de muziek en (samen)zang. De Kift wordt vaak geïntroduceerd als melancholische fanfare punkband, maar het woordje literaire zou daar nog voor kunnen staan om het gezelschap dat woont en oefent tussen de geuren van de cacao nog ongrijpbaarder te maken. De verpakking, het album, de teksten, ze ademen anders dan anderen, elusief, zou je met een woord dat om een gedicht vraagt, kunnen schrijven en het is zeker nóg meer dan muziek alleen.

vrijdag 6 december 2024

De porseleintafel


De porseleintafel*, is geschreven door Olaf J. de Landell. Dit was het pseudoniem van Jan Bernard Wemmerslager van Sparwoude. In 1935 debuteerde hij als schrijver. Daarvoor had hij al verschillende beroepen geprobeerd: “als danser en als pantomimespeler, hij ontwierp verpakkingen en spelletjes, en volgde een opleiding tot edelsmid.” Hij werd uitgebreid beschreven door de schrijfster Mart Janssonius in het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Hier werden nog meer opmerkelijke carrière sprongen genoemd en stilgestaan bij zijn persoonlijk leven en met name de gebroken relatie met zijn vader. Pa koos na een mislukt huwelijk en tal van minaressen voor een vrouw in Nederlands Indië die de moeder van Jan Bernard en zijn broertje terug naar Nederland pestte.

Je zou zeggen dat de moeder van de schrijver van minstens even groot belang is in het licht van het geschenk als de vader. Volgens wiki is “de trilogie over de Porseleinboom (…) eigenlijk het verhaal van de fabriek van Jaarsma, de familie van moederskant.” Dat verklaart dan meteen de grote aandacht voor het porselein. Echter Jaarsma was een producent van kachels en haarden niet van borden en schalen. Is fictie de realiteit gaan overvleugelen? Een blog over Jaarsma meldt gewoon dat Landell, in zijn trilogie Porseleinboom (1974-1976), van een kachelfabriek een porseleinbedrijf maakte. Die hele serie bouwt voort op het geschenk.

Janssonius haalt ook een kritiek op het geschenk aan. Prof. dr. H.E. van Gelder beargumenteerde in de Groene dat in het Friesland van het midden van de vorige eeuw het porselein, zoals in de novelle beschreven, nog niet bekend was. Dat kwam pas een eeuw later. Maar beschreven werd het. Er passeren schaaltjes uit Friesland, vaasjes uit Delft en vooral veel Chinees porselein, bij naam en toenaam genoemd. Op een pagina wordt K'ang Sji, Ting, Yoeng Tsjéng, Tsj'ien Loeng, Ming en Soeng aardewerk genoemd. En 



Noot:
* De porseleintafel is te vinden op de website van de Nederlandse Bibliotheek als pdf, txt, epub of als scan. In de Tweede Wereldoorlog had zijn uitgever Landell aangemeld bij de Kultuurkamer, wat hem na de oorlog kwam te staan op een jaar publicatieverbod, zo wordt her en der op het internet vermeld.

De tekenaar is J. F. (Eppo) Doeve. Hij versierde ook de initialen bij de hoofdstukken met kleine afbeeldingen.


dat is slechts een greep. Het wordt verworven door Alberdien, de echtgenote van Orne Tacoma van Oenstra, en op een tafel uitgestald. Grote gebeurtenissen in het leven, vooral sterfgevallen, gaan gepaard met een aankoop bij vooral de marskramer Speyer. Hij maakt handig gebruik van de verslaving van Alberdina. Zij drukt geld achterover, en ruilt kostbare spullen, kleden en kleren in voor aardewerk. Soms ontvreemd ze ook werk van naasten (zie middelste illustratie).

Het verhaal beschrijft de geschiedenis van een gezin met een schare kinderen die wonen in Sneek. De man spreekt me door zijn onhandigheid in de relatie aan. Zijn vrouw domineert en doet wat ze wil. Hij snapt haar niet en schuilt achter de notie dat vrouwen onbegrijpelijk zijn.

De geconstateerde historische misser is wel een manco, maar niet van groot belang. Hoewel porselein centraal lijkt te staan in het werk is het niet voor niets dat in voorwoord bij de uitgave wordt gesteld dat het werk werd ingezonden onder het motto: scherven brengen geluk. Het lijkt mij nog preciezer te gaan om het lijmen van de scherven van gebroken stukken (die zoals genoemd een gebeurtenis in het leven weerspiegelen). Een mooi gegeven, maar een kortverhaal had volstaan. Bij een hele trilogie door deze schrijver kan ik me niet veel levendigs voorstellen.

vrijdag 29 november 2024

Naar zachtheid en een warm omhelzen





Naar zachtheid en een warm omhelzen is het meest recente boek van Adriaan van Dis.* Het gaat over Ommie, een oma die eigenlijk de dienstbode van zijn opa is. Hij wordt als negenjarige in hun huis opgevangen, omdat thuis in Scheveningen de opvliegendheid van zijn vader de gezondheid van de negenjarige Adriaan aantast. Die vader is een man met een Indisch oorlogstrauma. We kennen hem al uit Indische duinen.

Zijn opa is een herenboer die van de boerderij naar een woning in de stad verhuisde. Een man die op stand leeft en optrekt met de plaatselijke notabelen. Het speelt in het land van mijn jeugd. De opa en de voorvaderen van Adriaan van Dis komen uit Fijnaart en ook
zijn moeder is er geboren. De Fendert noemden we in Dinteloord, waar ik tussen mijn tiende en achttiende woonde, het dorp iets verderop. Breda wordt in het boek als nabije stad genoemd en er zijn de zware klei, suikerbieten en er komen artikelen voorbij met bijvoorbeeld de kop 'Diep treurige toestanden op de coöperatieve suikerfabriek'.** De locatie klinkt daardoor regelmatig vertrouwd. De sociale stand en omgeving minder. Zijn opa Huibert heeft een bel die hij luidt als er iets gebracht moet worden door Ommie: een glas, een hapje of een maaltijd. Zij draaft dan meteen op. Ze leven samen in het huis door afstand te houden en op zijn best samen de krant te lezen. Tijdens de oorlogsjaren was de band hechter. In het huis zaten onderduikers en er was daardoor een gezamenlijk project.

De kleine Adriaan ontrafelt tijdens zijn verblijf het hele spannende verhaal van oorlog en verzet. Hij gebruikt zijn verrekijker*** Maresch om wat verborgen blijft bloot te leggen. Dat gaat van het tikkende been van een Italiaanse moeder die dagelijks voorbij komt tot de kamer in het huis waar niemand ooit komt, maar die er ruimtelijk gezien wel moet zijn. Ommie praat liever niet over die nare oorlog. Voor Adriaan, ook Sproet of Adje genoemd, is het een onderwerp van toenemend belang. De oorlog van de ouderen wordt de oorlog van de (klein) kinderen. Dat zie je daaraan. Ommie probeert met sprookjes en wijze opmerkingen de hardheid te verzachten en meestal op haar woorden te letten om het intrigerende ervan voor Adriaan niet te versterken. Tegelijkertijd haalt ze wel een leraar voor hem in huis, die ze kent van het verzet. Het is een man die er juist veel over praat en er door getormenteerd is. Het wakkert de interesse van Adje alleen maar aan.

Het boek is ook een speurtocht naar Ommie. In een park reflecteert de schrijver Van Dis op dit graven in het verleden. Het geeft hem gelegenheid zaken van toen te vergelijken met moderne ontwikkelingen en te verwijzen naar oorlogen van nu. Met name die van Rusland tegen Oekraïne voert en de steeds grotere aantallen Russisch of Oekraïens sprekende (Van Dis hoort het verschil niet) mensen die hij tegenkomt. Hij beschrijft de oorlog als spel op afstand, waarvoor de wapens op het internet geprijsd zijn, zodat je kan storten voor de gedeeltelijke aankoop:
“De collateral damage van een vernietigde kleuterschool en een paar afgeerukte armen en benen nemen de geldschieters op de koop toe. Doen? Doen of niet doen? De vraag stellen is een luxe.” Het lijkt een pleidooi voor leveren, alsof er één antwoord is, en niet een genuanceerder reactie: bijvoorbeeld het ene wapen wel, het andere niet of alleen tegen bepaalde voorwaarden. Je kan het ook luxe noemen dat wapens het debat bepalen en diplomatie veel minder. Elders in het boek wordt de atoombom op Japan het begin van het einde van de Japanse bezetting van Indonesië, “daar danken wij ons leven aan,” laat hij zijn moeder zeggen. Ook hier zijn andere inzichten mogelijk. Ommie zegt dan weer dat de angst dat de Rus komt, opgeklopt is en dat de mensen elkaar bang maken.

De genoemde afkeer van oorlog van Ommie en de geestelijke wonden van zijn vader krijgen door die reflecties een vertaling naar een oorlog in het heden. Even verder op staat de tekst Vrouw Leven Vrijheid, de slogan voor vrouwenverzet in Iran en Koerdistan (verfrissend zelfs in Perzische 'kriebels' geschreven) om aan te geven dat speldjes grotendeels verdwenen zijn, maar er nog steeds teksten voor op T-shirts zijn zoals deze tekst uit Iran of bijvoorbeeld de naam van Ajax.

Het heden en opgediepte documentteksten worden in vet gedrukt en gezet in een heel ander lettertype dan de rest van de tekst. In een film zou dit een abrupte beeldwisseling zijn van zwartwit naar kleur en ook nog eens met een andere cameravoering. Ondanks het grove onderscheid tussen de teksten, staan ze niet ver van elkaar en is er geen sprake van een gekunsteld onderscheid. De man van in de zeventig op het bankje is een oudere versie die terug kijkt naar zijn jongere ik waaruit de huidige Adriaan is gegroeid. De verbinding tussen die twee is een eerbewijs voor de invloed van Ommie op zijn leven en de band met haar.

Een boek waar het veel over oorlog gaat, vertelt met de titel naar zachtheid en een warm omhelzen al dat oorlog niet het antwoord kan zijn. Toch zijn liefde en aandacht voor wie de mens die je ontmoet minstens even grote thema's. Het boek speelt grotendeels in de jaren vijftig, maar heeft zeker ook betekenis buiten die plaats in de tijd. Je gaat van Ommie houden om hoe ze was. Ze stond klaar voor iedereen, ging moeilijkheden niet uit de weg, had wijze lessen (zoals: ontdek het kind in het gezicht van oude mensen, het kind dat mooi was en dromen had) en was een wandelend sprookjes boek met voor iedere situatie een vertelling. Overigens worden die sprookjes nog even aan de huidige normen getoetst. Bomen waren er om om te hakken, jagers die dieren doden doken regelmatig op en huizen waren levenloos, zoals haar eigen huis.

Adriaan van Dis doet het zelf ook, verhalen geven aan Hamzo en Ricardo, de jongens die de bank in het park met hem delen.
“Weet je wat verzin een opa. Dat zijn de beste,” zegt hij. “Doe je ogen dicht, dan zie je hem.” Het werkt, de straatwijze jongens doen het “heel braaf.” Ze slaan er vervolgens wel een slaatje uit. Opa's geven een zakcentje, nietwaar. Ook hij geeft de lezer wijze lessen en doet dat met woorden van de vrouw die hem opving. Volgens Ommie heeft zijn vader ondanks alles zachtheid in zijn ogen, een zachtheid die hem beangstigd, zoals zoveel mannen bang zijn voor die kwetsbaarheid. Om de oorlog in te gaan moet je die angst overwinnen of negeren. Dat het leger een man van je maakt, kan ten koste gaan van de rekruut en zijn gezinsleden. Dat spreekt zeer sterk uit deze autobioroman.

Grootvader is niet alleen een hork, maar ook laconiek, zelfs als snelheid geboden is blijft hij kalm en de de telefoon vermijden om hulp in te roepen. Waar is al die haast voor nodig?
“Zelfs een klok die stilstat geeft twee keer per dag de juist tijd,” zo geeft hij als, weliswaar mooie, dooddoener om zijn rust op te gronden. Hij zou er 92 jaar mee worden, lees ik op de stamboomsite. Maar de kleine Adriaan zou door de over-flegmatische houding van zijn opa niet gerust gesteld worden en wilde verdwijnen; uit het leven weg krimpen. “Het verlangen me te verschuilen en onzichtbaar te zijn heeft me nooit verlaten,” luidt een zin van een tekst uit het heden. Ommie zou inderdaad weer beter worden, nog tien jaar leven, en haar geruststellende houding naar anderen behouden. Ze was meer dan zacht en omarmend, ze stond voorbeeldig voor de ander en voor haar moraal. Van Dis heeft met dit werk over haar en de kwalijke gevolgen van oorlogen een teer en fijngevoelig boek geschreven.

Noten:
* Het kreeg onlangs de NS publieksprijs, maar ik las het al in september en schreef ook de bespreking toen al.
** Ik heb naar de artikelen gezocht in Delpher en op het internet, maar ze niet kunnen vinden. Naast het genoemde haalt Van Dis ook 'Schromelijk onrecht de arbeidersklasse aangedaan', uit een enveloppe met artikelen uit 1929 en 1930 over armoede en hooghartige en bikkelharde directeuren met daarin onderstreepte zinnen als 'Kapitaal en Kerk zijn broer en zus.'
*** Ook in Palmwijn krijgt de verteller een verrekijker van Susan, de protagoniste. Het was:
“Een erfstuk van haar vader.”


donderdag 28 november 2024

Gloedvolle fatsoensrakker

Een echte NVA'er,” zegt een Gentse als een vermanende opmerking komt van een voorbijganger over een voet die staat op de plek voor de fietsers bij het stoplicht. Zelf kan ik er ook wat van. Bellen op de fiets. Te hard of door rood autorijden. Er is steeds wel wat waarover ik mijn boosheid uit. Voortaan zeg ik maar tegen mezelf; “Een echte...” Dan houdt dat opgewonden standje in me misschien wel op.

Fatsoenrakker zeiden we vroeger; er hing een zweem aan van keurig, maar onbetrouwbaar. En dat wil ik niet over mezelf afroepen. Bovendien zijn er wel belangrijker zaken om je druk over te maken (vrede, millieu, klimaat, inkomens- of woningbeleid etc.) of andere juist mooie om van te genieten.

Kijk liever naar de bomen waar de blaadjes nog steeds aan hangen en het bos een rode, bruine of gele gloed geven. Zelfs als ze op de grond ligggen en peinzen of ze hun voedingsstoffen terug aan de bodem zullen geven, zelfs dan maken ze het bos nog gloedvol.

De blaadjes kwam ik tegen op weg naar familie. De terugweg werd afgerond met storm en het plaatsen van deze gedachte en wat plaatjes.

zaterdag 23 november 2024

De heilige Antonio



De heilige Antonio
is het boekenweekgeschenk voor 1998 en geschreven door Arnold Grunberg, de man met de lenige en lichte schrijfstijl. Hier schrijft hij over 't overleven van twee jonge mannen, late tieners, Paul en Tito Andino, hun moeder Raffaella en een tragisch mooie en ook tegen de klippen op zelfvoldane klasgenote.

De jongens zitten op Engelse les en willen accentloos leren praten en ze zijn betoverd door die medeleerlinge, de Kroatisc
he Kristin Andrea, die hen aan een touwtje heeft. Ze weet hoe ze verslavend kan werken. De moeder houdt dan weer aanbidders aan de lijn die haar zien in het koffiehuis waar ze werkt. Ze moeten hongerig blijven, maar niet te, zodat zij baat heeft bij de mannen die om haar heen draaien. De helft van de huisraad komt van hen. Eentje bracht zelfs een kapstok mee. Zonder al die giften is niet te leven. En zelfs dan is het inkomen van de zonen die eten bezorgen essentieel.

Grunberg schetst in vrolijke tinten een beeld van de sociale toestand in de Verenigde Staten die niet rooskleurig is. Overleven aan de Hudson, dat is het, maar opgeschreven zonder somberheid.

Ewald Stanislas Krieg
is een schrijver in bonus en een aanbidder van Rafaella die het hongeren achter zich kan laten. We kennen hem al uit Figuranten. Hij is met zelfspot ook gebaseerd op Grunberg zelf, uitgerust met weinig flatterende opmerkingen uit brieven aan Grunberg gericht, inclusief het niesen met rondvliegende klodders snot en de grappige krullen. Ewald komt vrijwel iedere dag en neemt wijn, champagne en grote dromen mee, en Gabriella is verliefd, iets wat ze niet meer zou worden. Dat had ze haar zoons verteld na de letterlijke doodslag van hun vader met een knuppel van – leve de details – eucalyptushout. Een keer een liefde van je leven hebben is genoeg, daarna worden het slappe aftreksels van die eerste, zo beweerde ze. Maar Ewald blijft zelfs slapen. Het is een vreemde vent, vinden de jongen, en ook daarom vragen ze zich af wat hun moeder doet.

Je hoeft niet lang te graven, voordat je een mooie zin in het geschenk vindt. Doe maar. Hier en daar kom je zelfs een mooi fragment tegen, zoals dat waar de moeder aan haar zoons verklaart waarom ze de liefde weer een kans geeft:
“waarom? Omdat ik moe ben. Niet moe, zoals jullie moe zijn na een nacht niet slapen, maar anders moe. Moe van de metro, moe van het douchen, moe van het tandenpoetsen, moe van het hongerig houden, moe van het opstaan, moe van het slapengaan, moe van de klanten, moe van de aanbidders. Omdat hij anders grappig is, anders dan anderen, omdat hij geld heeft, omdat-ie het graag uitgeeft, omdat ik hier weg wil, maar niet weet hoe (…) omdat in ieders leven een moment van zwakte komt. Je kunt een week sterk zijn, of drie jaar of drie maanden, maar eens komt het moment dat je zwak bent. Omdat je moe bent van het sterk zijn. Omdat niets zo vermoeiend is als altijd maar sterk zijn. Omdat je niet meer sterk wilt zijn. Omdat je jezelf wilt bedriegen. Maar niemand kan in zijn eentje zichzelf bedriegen. Je hebt er anderen bij nodig. Omdat mijn baan op een doodlopende steeg lijkt, omdat ik wil dat jullie studeren, omdat de dingen zijn gegaan, zoals ze zijn gegaan. Snap je het nu?”
Commerciële uitgav
Is dit leuk? Ja ook. Maar gelukkig – of oppervlakkig – zijn zij die dit gevoel niet herkennen, die nooit te moe zijn om te kunnen slapen. Los van het verhaal beschrijft dit in het algemeen het gevoel dat je krijgt als alles over je heen dondert en een uitweg niet lijkt te bestaan.

Hoewel de schrijver huppelt met woorden, en het verhaal flinterdun lijkt, schetst het uiteindelijk een droevig beeld. Welke wens sint Antonio voor Paul en Tito moet vervullen weten we niet. Die van Kristin lijkt een fatale. Kort na de naamdag van de heilige Antonio eindigt haar verhaal. Het verhaal over haar, het gezin Antonio, en schrijver Krieg, is verdrietig, tragisch, maar toch ook grappig en de jongens komen er mooi uit te voorschijn.