dinsdag 31 december 2024

Soms denk ik wel eens bij mezelf....

Eergisteren las ik het boekenweekgeschenk voor 1983 Soms denk ik wel eens bij mezelf... dat werd geschreven door Wim Kan.
   Gisteren besteedde Paul Onkenhout in de Volkskrant aandacht aan de cabaretier die als eerste met een oudejaarsconference kwam.

Zijn vertegenwoordiger
Wim Ibo bedong in 1954 bij de VARA-radio ƒ1.000 voor een uur lange terugblik op het jaar. Hij legde ook volledige inhoudelijke vrijheid vast. Dat was nodig omdat de de PvdA “mocht meepraten in de commissie die de inhoud van het politiek cabaret bewaakte.” Het bleek dat Kan ook met de rooms-rode regering onder Willem Drees wel wat appeltjes te schillen had en daar waren de sociaaldemocraten niet van gediend. Wim Kan werd gesteund door de directie van de omroep en zo leverde de radio kritiek op een ander deel van de 'rode' zuil. En werd “de Nederlandse radiowereld verlost uit de enge cel van angst, bekrompenheid en hypocrisie,” citeert Onkenhout in de Volkskrant Ibo.
Antimilitarist
Nog meer lof komt er door Kan een antimilitarist te noemen. Hij was gekant tegen de herbewapening van Duitsland. Onkenhout haalt een paar regels uit een liedje aan:
“Dat moet de veiligheid van het Westen dan vergroten / een Germaanse vredesduif met laarzen aan z’n poten!” (Duitsland werd in 1955 de NAVO binnengehaald.) Hij was ook een fervent tegenstander van de Japan. Of hij een antimilitarist was? Ik betwijfel het. Antimilitarist in de zin van: militarisme levert geen oplossing voor sociaal-economische en internationale problemen en het militaire apparaat is een machtsmiddel in handen van de elite*; of trekken antimilitarisme en het pacifisme van Wim Kan hier samen op alsof het synoniemen zijn?

Kan zegt zelf in het boekje:
“Ik ben pacifist in hart en nieren, en neemt er gelijk ook afstand vanmaar m'n hoofd staat er niet naar.” Hij was een realist: “Ook al hebben wij in de wereld van vandaag misschien gelijk, we moeten proberen samen te leven met het ongelijk – om te voorkomen dat we tegelijk met het ongelijk de lucht invliegen,”; en een criticus: “Dansen is bidden met je benen (Heine), maar marcheren is vloeken met je voeten (Wim Kan).”

Ruben Jong merkt in een master thesis over de politieke standpunten van Wim Kan op dat:De flinke groei die de Nederlandse defensiebegroting doormaakte na de Tweede Wereldoorlog werd vooral door hem bekritiseerd. Evenals de internationale wapenwedloop in de Koude Oorlog.” Vrede stond hoger in het vaandel van de cabaretier dan militair vertoon, dat is duidelijk. Je zou meer van dergelijke vredesboodschappen wensen, maar er is een verschil tussen de vredesgedachte en antimilitarisme (al trekken beide stromingen vaak samen op).
Opmerkingen
In
Soms denk ik weleens haalt Wim Kan 100 opmerkingen uit zijn radio-conferences (pas in 1973 zou hij op televisie komen met zijn legendarisch geworden blikken op het voorbije jaar). In het voorwoord, geschreven door Simon Carmiggelt, staat dat mensen misschien wel hun mooiste uitspraak missen, “Weet je nog wel, die éne? Ach, waar ging-ie ook over?” De tekst is niet voor niets vergeten en werd bovendien gebruikt in een opbouw, op het juiste moment, met de juist toon. “Geïsoleerd op papier doet het zinnetje u weinig,” schrijft Carmiggelt. Kan zocht zelf het een en ander bij elkaar dat wel overeind bleef op papier. Tenminste dat was de bedoeling. Maar 41 jaar later zijn veel versleten en de context vergeten.

“Je kunt niets belachelijk maken wat al niet een beetje belachelijk is,” klinkt op het eerste gehoor adequaat, maar er is nog maar weinig dat niet door de een of ander wordt bespot om een schare volgelingen te plezieren en de tegenstander als minderwaardig te framen ook al is er niets belachelijks aan diens standpunten.

“Regeren in Nederland is schipperen naast God,” is een opmerking uit het verleden en je moet dan even nakijken hoe de regeringen er uit zagen in het jaar dat de uitspraak werd gedaan. Maar op het internet is wel de uitspraak doch niet het jaar van oorsprong te vinden (in de krantendatabase Delpher idem). Ach christelijke partijen hebben in de periode 1954-1983 altijd in de Regering gezeten.
     “Rechtsaf kan alleen als links 'om' is,” is nog achterhaalder; zelfs met het ook economisch liberale van D66 en de fundamentalisten van de Christen Unie erbij wordt de linkse stroming die staat voor verdeling en solidariteit en die tegen de macht van de economische elite is, nu door een (etreem) rechtse meerderheid opzij gezet. De Nederlander is inmiddels los gewaaid van samenleven.

Een onafhankelijk dagblad is een dagblad dat niet wil weten van wie het afhankelijk is,” schreef hij. Dat is nog wel iets om bij stil te staan.
       Of uit het leven gegrepen:
“Het eerste wat ik denk als ik 's nachts wakker word is: Niet denken!”;
“Wie nooit tijd heeft, kan er niet mee omgaan.”
;
Succes is een pijnstiller, geen geneesmiddel.”; of
“Altijd leuk is zo lollig niet.”

      Gewoon een grappige opmerking kan ook, hoewel gewoon er is vaak een dubbele bodem:
“Wie staat er aan de andere kant van de klaagmuur?”

Christelijke beknotting

Het geschenk dat Kan schreef zou tot controverse leiden. Christenen voelden zich beledigd door enkele van de verwoorde gedachten. Maar misschien is het meest controversiële wel dat het CPNB en de in 1982 opgerichte organisatie Christelijke Lectuur Kontact (opgericht om de contacten tussen christelijke uitgevers en boekhandelaren te bevorderen) afspraken dat in het volgende jaar rekening zou worden gehouden met de principes van de Christelijke boekhandelaren. Het Nederlands Dagblad noteerde: “Wanneer de plannen voor het boekenweekgeschenk van volgend jaar klaar zijn, zal de CPNB met het CLK contact opnemen zodat men samen over de aanvaardbaarheid van het geschenk kan oordelen. Eventueel kan dan alsnog besloten worden tot de uitgave van een alternatief boekenweekgeschenk.”

Kan kreeg wel de VARA in 1954 mee, maar drie decennia later niet de steun van het CNPB. Er staan inderdaad nogal wat frases in het geschenk die het geloof onderuit schoffelen. “De kerk is Gods eigen huis, maar toch staat op de toren een bliksemafleiders,” is er daar een van en zeker niet de scherpste. Beledigen heeft weinig zin, maar de visie van Wim Kan op het geloof is een van de vele denkbeelden erover (en zeker geen onzinnige) en moet gehoord kunnen worden. Propaganda voor het boek is niet gediend met propaganda tegen geloofskritiek.

Het boekje is een aandenken uit een wereld die achter ons ligt. Veel meer niet, maar aardig om nog eens door te lezen.

Noot:
* In bespreking van
Chris Rossdale’s Resisting Militarism: Direct Action and the Politics of Subversion sta ik uitgebreider stil bij de definitie van militarisme en de strijd daartegen.

maandag 30 december 2024

Palmwijn

Palmwijn van Adriaan van Dis is het boekenweekgeschenk voor 1996 en opent met een overlijdensbericht van een vrouw die leefde op een eiland voor de Afrikaanse kust en zichzelf in leven hield met tekeningen die ze opdringerig aan toeristen verkocht. In het In Memoriam wordt ze opgehemeld: internationale erkenning voor haar werk, verlies voor het eiland en een opmerkelijke verschijning. “Je las zo dat die journalist zich wat op de mouw had laten spelden.” Het is het begin van een duik in het leven van Susan Courtland.

Daarvoor komen we eerst nog langs ene William, een Brit die op hetzelfde eiland het Ecologisch Centrum bestuurt dat hij zelf opzette. Het is een zwartkijker. Er is alleen maar vuiligheid:
“Schadelijke verdelgingsmiddelen, giftige drijfgassen, inferieure machines, alle rommel die het Westen voor eigen gebruik had afgekeurd, werd zonder gêne naar de derde wereld geëxporteerd.” Om Afrika zuiver te houden heeft William een hele lijst regeltjes opgesteld waar zijn gasten zich aan moeten houden; een lijst die maar blijft groeien. Een van die regeltjes is: Drink geen palmwijn, het is slecht voor de bomen. Als iedereen het zou drinken gaan alle bomen dood.

Susan maakte op de eerste dag dat ze het eiland aandeed al kennis met de wijn. Het bracht haar in andere werelden, letterlijk en figuurlijk. Ze gaat al snel helemaal onder in de door water omringde wereld met optreden aan de haven tot een bezoek aan een vluchtelingen dorp. De wijn blijft tijdens haar leven op het eiland, ze heeft een hallucinerende werking en het maakt verdoofde emoties wakker. Ze zegt dat het ook haar doden levend houdt, zoals haar door de oorlog verminkte zoon, die zichzelf met een kogel doodde.

Susan wil helpen, ook op het eiland, maar doet het schijnbaar zonder positief resultaat. Dat is een belangrijk thema in Palmwijn: kan je wel helpen, of moet je wachten tot de bewoners het zelf op- en aanpakken. Susan moet constateren dat de mensen helpen niet haar kwaliteit is. Of ze het per ongeluk toch goed heeft gedaan, – tegen hoge kosten aan menselijk verlies –, blijft in het midden. Wat wel als een paal boven water staat, is dat het zonder kennis van de lokale omstandigheden zeker niet gaat.

Je kan palmwijn bijvoorbeeld verbieden om te voorkomen dat het tappen van het vocht de bomen uitmergelt, maar dan zoeken bewoners illegaal naar afgelegen exemplaren die nadat ze sterven niet worden vervangen. Een kwestie van een stap voorwaarts en twee terug. Of zoals een vriendje van Susan zegt:
“dat soort hulp maakt de boel alleen maar kapot. (…) omdat de blanken er geleerde theorieën op na houden en over moderne technologie beschikken en bulken van het geld denken zij dat zij het beter weten.”

Een van de mooiste zinnetjes uit het boek is: “Ik ben geen jullie.” Van Dis neemt je mee zijn kijk op de wereld in en dat is een wereld waar het niet altijd makkelijk is, maar wel waar zaken voorbijkomen die er voor mensen echt toe doen.

Commerciële uitgave. De cover geeft
een ander beeld dan zich in mijn
hoofd ontwikkelde tijdens het lezen.

Ongemakkelijk is bijvoorbeeld de constatering dat slachtoffers van misdaden uit het verleden (slavernij, uitbuiting en racisme) een eigen verantwoordelijkheid in het heden hebben, naast recht op de hulp bij opruimen van vuiligheid van eerder door de veroorzakers ervan, de verantwoordelijken ervoor. Zoals hier de olie-industrie deed, gedwongen door milieuactivisten. Maar je hoeft niet passief te blijven omdat je geleden hebt. De meeste mensen doen dat ook niet; ze vallen, staan op en gaan weer door. De verteller raakte op het eiland de illusie kwijt dat hij anderen moest redden. De novelle doet je denken over de verschillen tussen de woorden redden, helpen, betrokkenheid en samenwerken.

Palmwijn is een echte Van Dis; geschreven door een heer, met observaties van een afstand, maar tegelijkertijd prettig gewoon geschreven en dichtbij mensen.

zaterdag 28 december 2024

europa in een boek


Het boekenweekgeschenk voor 1963 is een apart boekje. Het is geschreven door de bekende historicus prof. dr. j. presser en behandelt, zoals de titel al aangeeft, europa in een boek*. Aan de hand van afbeeldingen wordt de geschiedenis van het werelddeel uit de doeken gedaan.

“KINDEREN WETEN PRECIES, wat met Europa bedoeld wordt (…),” met die woorden opent het boekje. Het zijn grenzen op een kaart, maar al snel wordt duidelijk dat het werelddeel minder vastomlijnd is en het is daarnaast al snel onduidelijk wat met Europa precies bedoeld wordt: “dan heeft kennis plaats gemaakt voor inzicht,” constateert Presser daarbij. Naast deze overdenking staat een Ionische vaas met het bekende beeld waar Europa op de rug van Zeus (de Griekse oppergod) zit die de gestalte van een stier heeft aangenomen.

De professor komt niet veel later met de opmerking dat Europa geen hoofdstad heeft. Dat is inderdaad zo. De Unie heeft alleen de-facto een hoofdstad in Brussel, niet formeel. Het bouwen voor 'Europa' was er in 1963 al wel ruimschoots begonnen. Presser meent dat Jeruzalem eeuwen lang als excentrische – buiten 'ons' werelddeel – hoofdstad is gezien. Een houtsnede met een gezicht op Jeruzalem door Erhard Reuwich met in het midden de tempel illustreert deze overdenking. Presser noemt nog andere kandidaatsteden: Venetië, Praag, of Amsterdam. Maar hoewel het rommelig verliep was Brussel in 1963 al de keuze en werd toen al praktisch gezien steeds meer de hoofdstad van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) en dat is daarna niet veranderd tot aan de huidige Europese Unie toe. Nu is Europa geen synoniem voor EU of EG, maar breder dan dat en het denken over een hoofdstad alleen al toont het diffuse karakter van het begrip Europa aan.
       Jeruzalem wordt door Presser hier nog de stad van Joden en Christenen genoemd. Wie hij daarmee vergat is zes decennia later overduidelijk. Overigens komt de rol van de Arabische wereld en Islam later in het boekje uitdrukkelijk aan de orde:
“Wat Europa in stoffelijk en geestelijk opzicht verder aan de Arabieren dankt, vergt zelfs in de kortste samenvatting meer ruimte, dan wij hier ter beschikking hebben. Om nog te zwijgen over de levenskracht van de Islam in onze eigen tijd, een verschijnsel dat mogelijk meer aandacht verdient dan het Europa van deze jaren zestig er voor lijkt te koesteren.”
In de tekst over Voltaire merkt hij dan weer op: “De historicus Voltaire: hoofdwerk Essai sur les mœurs et l'esprit des nations, de eerste grote cultuurgeschiedenis, die zonder, veelal op onkunde berustende, zelfgenoegzaamheid ook buiten-europese beschavingen, de Indische en Chinese, aandacht schonk.” Hij heeft zeker oog voor het eurocentrisme en de kwalijke gevolgen ervan. In dit licht citeert hij een recente uitspraak van de Italiaanse hoogleraar Umberto Campagnolo:
Europa heeft de wereld ontdekt, geëxploreerd en opgemeten, er grond en ondergrond van onderzocht, de fauna en flora van geclassificeerd, het heeft zich meester gemaakt van haar rijkdommen en energieën, soms heeft het er zelfs het landschap veranderd, het heeft de zeden van haar volken, hun beschaving en geschiedenis bestudeerd; vrijwel overal heeft het een beslissende invloed uitgeoefend door zijn handel, zijn techniek, zijn opvattingen, zijn wetten; in vele streken heeft het zich neergezet met uitsluiting van anderen en met onderwerping of uitroeiing van de inheemsen'.”

De structuur van het boek is een plaatje, veelal op de linkerpagina, en daarbij een korte beschouwing, mening of uitleg op de rechter. Via een brons van Rodin springt Presser terug naar de bronstijd en stelt daarbij de vraag of er een verband is tussen de mensen van toen en die van nu. Maar ook Herodotus en Plato uit de Griekse oudheid komen voorbij. Bij deze wijsgeren neemt hij de ruimte om op te merken dat een zo dun boekje natuurlijk nooit de Europese geschiedenis kan bevatten, alleen hier en daar aanstippen, want als het bijvoorbeeld gaat om Griekse wijsgeren is er gemakkelijk nog een dozijn vooraanstaande namen te noemen. En daar blijft het niet bij. Ook Romeinse grootheden passeren, zoals Marcus Aurelius, maar ook de onbekende Anthonius Pius. Bij deze laatste is de bespiegeling dat hij zijn onbekendheid aan zichzelf te wijten heeft. Deze keizer stond bekend om zijn deugden en voerde nauwelijks oorlogen. Karel de Vijfde komt een paar keer langs. Een maal als de man die Gelre onder zijn gezag bracht en die daarmee
aan de oorsprong van de eenheid der Nederlanden stond.
      Op de achterkaft staat dat het boek in klein bestek wetenswaardigheden bijeen brengt; een aantal voorvallen, mensen en zaken die binnen deze geschiedenis een plaats verdienen. Overigens is het even interessant te bedenken wie daarin missen en of daar iemand plaats voor had moeten maken. Zelf stelt hij de vraag wie missen onder een foto met de betrokken bij München 1938, waarop Chamberlain, Daladier, Hitler en Mussolini staan, maar Stalin en Roosevelt ontbreken.

Dante en Shakespeare, Rembrandt en Goya, Erasmus en Voltaire, Leonardo da Vinci en Michelangelo, Zetkin en Lenin worden genoemd en nog een groot aantal anderen al is het bij velen maar doordat ze terloops in de tekst aangestipt worden. Er zijn de eerste Christenen, maar ook uitvinders van de de boekdrukkunst (Coster of Guthenberg, Haarlem of Mainz, of
“vier eeuwen daarvoor ergens in China” (door Bì Shēng)), de uitvinder van de door stoom aangedreven spinmachine Richard Arkwright en de de industriële revolutie die door stoom werd ingeleid en de positie van Europa in de wereld versterkte. Verder zijn er: het belang van volksverhuizingen; een correctie op het beeld van de onbehouwen Germaanse volken door het bespreken van en afdrukken van een pagina uit de Codex Argenteus uit de zesde eeuw, waarop een vertaling van het Onze Vader die de Germaan Wulfila in de vierde eeuw maakte; en de constatering dat er geen geschiedenis is zonder boeman.

De Nederlander in Presser constateert met spijt dat deze Codex in de 17e eeuw in Nederland was, maar dat het voor een bedrag kleiner dan wat nodig is voor een vakantie naar Zweden is verkocht. Dat de Nederlandse stadhouder Willem III in 1688 de Engelse troon besteeg na de
Glorius Revolution verleidt hem tot een hij “lekker wel” waar anderen faalden. Er zijn ook woorden die een algemene waarheden in de geschiedenis willen omvatten, zoals: veel winst bevat tevens verlies en veel verlies winst. Of er worden woorden van een toerist opgevoerd over een vrouwenbeeld in de Dom van Straatsburg: “de mooiste meid van Frankrijk.” Opmerkingen als deze houden de tekst luchtig, prettig leesbaar, en maken hem soms ook wat melig.

Niet alleen namen ook periodes als Hellenisme, middeleeuwen, renaissance, verlichting en romantiek komen aan bod als etiketten op tijdperken, al dan niet inhoudelijk ingevuld. Soms zijn de geleerden het niet eens wanneer zo'n periode startte en eindigde. Presser lijkt ervan te genieten te benoemen hoe vaag de afbakening van periodes soms blijft. Het past in de humor die hij door de teksten in dit werkje strooit. Anderzijds legt hij ook een verband tussen het Europa binnenkomende goud van het Perzische rijk in de vierde eeuw en dat vanuit de Amerika's in de zestiende eeuw. Beide met grote invloed op de economie. Het is een levendige introductie op Europa met gewogen flarden uit die uitgebreide geschiedenis en dus minder hapsnap dan het soms lijkt.

Het boekenweekgeschenk sluit af met Spinoza in de woorden van de dichter Verwey uit Het Kouter (tijdschrift voor Religie en Cultuur):

“Door alle latere woelingen heen, terwijl de enen hem huldigden, de anderen hem smaadden, bleef zijn gestalte zichtbaar, en als in afwachting. Als men alle wegen heeft afgelopen, zullen zij misschien hun gemeenschappelijk kruispunt blijken te vinden rondom zijn stille verschijning.
Het zijn woorden die uitnodigen te denken welke wegen voor Europa nu open liggen, begaanbaar zijn, en wat wenselijk is. Zo is ook dit boekje, hoewel anders dan de roman De hoofdstad, een aanzet tot denken over ons werelddeel. Het was een bijzondere inhoudelijke keuze van het CPNB om te gaan voor wetenswardigheden over Europa door een gerenomeerd historicus en schrijver.

Noot:
* 'europa in een boek' is op de website van de Nederlandse Bibliotheek te vinden als pdf, txt, scan, of als epub. Hier zijn ook alle illustraties te vinden. Zowel voor de naam van de schrijver als de titel zijn bij deze uitgave geen kapitalen gebruikt.

vrijdag 27 december 2024

Monsterlijke kwaadaardigheid



Tegen de stroom in

Onlangs verscheen het boek: 'Monsterlijke kwaadaardigheid van wapens. Hoe de wapenindustrie de wereld ruïneert & wat we er aan kunnen doen.' Die (vertaalde) titel maakt duidelijk dat het boek bedoeld is om te kijken waar spaken in de wielen wapenhandel kunnen worden gestoken. Maar het is ook informatief en waardevol als introductie op het onderwerp. Het is opgesplitst in drie delen: a) de wereldwijde wapenhandel, b) de gevolgen ervan en c) de campagnes ertegen.


Hieronder een bespreking.
(Voor een samenvatting zie hier)


Het initiatief om het te publiceren kwam van The Peace and Justice Project. Dit project is opgezet door voormalige Labour leider Jeremy Corbyn om mensen bijeen te brengen rond sociale vraagstukken, economische rechtvaardigheid en mensenrechten. Het bouwt daarmee voort op de rol die Corbyn in de periode 2015-2020 speelde als aanjager van linkse thema's in de Britse politiek. Een boek over wapenhandel, – een activiteit die het leven van velen verwoest en van slechts enkelen verrijkt –, past daarin. Volgens Corbyn komt veiligheid niet met wapens, maar met de mogelijkheid om gelukkig, voldaan en in gezondheid te leven. Daar zouden de knappe koppen aan moeten werken in plaats van aan steeds dodelijker bewapening.

Het initiatief om het te publiceren kwam van The Peace and Justice Project. Dit project is opgezet door voormalige Labourleider Jeremy Corbyn om mensen bijeen te brengen rond sociale vraagstukken, economische rechtvaardigheid en mensenrechten. Het bouwt daarmee voort op de rol die Corbyn in de periode 2015-2020 speelde als aanjager van linkse thema's in de Britse politiek. Een boek over wapenhandel, – een activiteit die het leven van velen verwoest en van slechts enkelen verrijkt –, past daarin. Volgens Corbyn komt veiligheid niet met wapens, maar met de mogelijkheid om gelukkig, voldaan en in gezondheid te leven. Daar zouden de knappe koppen aan moeten werken in plaats van aan steeds dodelijker bewapening.

911 en wapenindustrie

Corbyns mederedacteuren, Rhona Michie, Andrew Feinstein en Paul Rogers, zijn bekenden uit de wereld van acties tegen wapenhandel. Bijna terloops schrijven zij in de inleiding dat smeergeld voor een wapendeal, dat naar de Saoedische ambassadeur in de VS ging, via de rekening van zijn vrouw terecht kwam bij de kapers van 9/11. De industrie die zegt veiligheid te brengen, betaalde mee aan het begin van de enorme geweldsuitbarsting die als 'oorlog tegen terrorisme' decennia zou duren. In het boek ontbreekt een bronvermelding voor deze bizarre kwestie.

Het eerste hoofdstuk beschrijft de wereld van de wapenhandel. Van alle militaire uitgaven, ruim €2 biljoen gaat een kwart naar wapens. Professor Anna Stavrianakis noemt niet alleen cijfers en de belangrijke spelers op de wapenbazaar, ze geeft ook een politieke betekenis aan netwerken tussen landen. De voornaamste partij zijn de Verenigde Staten en zijn bondgenoten, samen goed voor ongeveer driekwart van de militaire uitgaven. Die positie hebben ze als voormalige koloniale machten verworven en handhaven ze onder andere met wapenverkopen. Het hoofdstuk van Stavrianakis vormt de fundering van het boek, samen met dat van de Indiase journalist Vijay Prashad.

Prashad wijst op de schimmige geheime operaties waarin bijvoorbeeld de islamitische groepen in Afghanistan werden gesteund, en de druk vanuit de wapenindustrie voor de oostwaartse uitbreiding van de NAVO. Hij onderbouwt dit met eigen onderzoek en met artikelen uit gevestigde bronnen. Hij gebruikt niet de cijfers van het Zweeds onderzoeksinstituut SIPRI-cijfers als bron voor militaire uitgaven. De meeste schrijvers gebruiken deze cijfers wel. Het boek wil uitdrukkelijk ruimte laten voor verschillen in benadering. Je ziet dat ook bij het afwijzen en omarmen van het begrip
Human Security. In de inleiding (p. 14) wordt kritisch opgemerkt dat het concept gemilitariseerd is, en in het hoofdstuk over het klimaat wordt het juist opgevoerd als bruikbaar kader om veiligheid van en voor mensen breder te definiëren, verwijzend naar hoe VN ontwikkelingsorganisatie UNDP het in 1994 beschreef (pp. 86-87).

Oorlogsdreiging

Wapenindustrie en geopolitieke machtsontplooiing en bedreiging van de vrede; het is een onderwerp dat maar weinig aan bod komt bij maatschappelijke organisaties die zich kritisch met de wapenindustrie en -handel bezig houden. In dit boek gebeurt dat wel, zoals in het hoofdstuk over de klimaatcrisis en militarisme. Het militaire apparaat verdedigt de economie die is gebouwd op gebruik van fossiele brandstoffen, mijnbouw en andere schadelijke economische activiteiten; kortom op de vitale belangen en niet op de mens. Elders wordt de scheve verhouding tussen diplomatie en militaire uitgaven genoemd, en wordt herhaaldelijk het belang van diplomatie, wapenbeheersing en ontwapeningsverdragen juist onderstreept. Grootschalige oorlogsdreiging komt uitdrukkelijk aan de orde in het slothoofdstuk over de functie van Hawaï binnen de militaire infrastructuur van de Verenigde Staten. De voorbereiding van een conflict met China wordt dan weer niet genoemd. Terwijl dat voor de hand ligt gezien de militaire functie van Hawaii. Die gevaarlijke anti-China retoriek komt wel in het voorwoord aan de orde. Er is maar weinig wat in dit boek echt ontbreekt en niet aangestipt wordt.

De wereld

Het boek trekt de wereld over. Allereerst door schrijvers van vijf continenten aan het woord te laten. Het beschrijft problemen die veroorzaakt worden door wapens in grote en kleine landen (Afghanistan, Hawaï, India, Jemen, Palestina), en in regio's (Latijns Amerika en Oost-Afrika) en heeft aandacht voor klimaat- en milieugevolgen van het militarisme.

Nieuwe wapens

Optimisme over wapenhandelsverdragen wordt van scepsis voorzien, daarmee gaat het boek in tegen een tendens die al een paar decennia lang dominant is en geënt op een naïef vertrouwen in de macht van de wet om die van economisch-politiek-militaire dominantie in te snoeren. Het toont aan dat Europese Unie landen lak hebben aan een restrictief wapenexportbeleid. Het boek beschrijft problemen met specifieke wapens, kernwapens en vooral handvuurwapens. Mocht er iets ontbreken in Monsterlijke kwaadaardigheid dan is het aandacht voor nieuwe wapentechnologie zoals kunstmatige intelligentie, hypersonische raketten, en ruimtewapens. Dergelijke technologie heeft nieuwe gevolgen en werft de knappe koppen die elders nodig zijn. Cyberwapens om een waterkering of energiecentrale te saboteren hebben gevolgen tot diep in de samenleving. Al kan een 'gewone' bom door een reguliere krijgsmacht net zoveel ellende veroorzaakt.

Actieaanpak

Wat het boek echt anders maakt is dat het gedegen informatie over wapenexport combineert met een reeks methoden van tegenstand, oppositie, zelfs verzet. Het begint met een artikel over het zwemmen tegen de stroom in, ook als iedereen zegt dat er geen ruimte voor is, zoals de Stop the War Coalitie in het Verenigd Koninkrijk deed. De schrijfster meent dat om de Irakoorlog echt te stoppen industriële massa-actie noodzakelijk was. Je moet dan openingen hebben naar vakbonden en bedrijven, stelt ze. Na deze stem komt die van Palestine Action aan het woord. Die willen gericht foute bedrijven, zoals het Israëlische Elbit, het land uit werken.

Wapenhandel gaat om vervoer van de vervaardigde militaire producten over grenzen van plaats A naar B. Die logistieke keten betekent ook ruimte voor actie bij vervoer en overslag. Dat is wat ook gebeurt: schepen die wapens vervoeren kunnen steeds vaker op tegenstand rekenen, dat loopt van juridische procedures tot de weigering om mee te werken aan laden en overslag door havenwerkers.
Weer een andere actiebenadering: Studenten kunnen de taak op zich nemen om militair onderzoek van hun hogescholen en universiteiten te weren. Ze hebben immers recht op onderwijs dat vrij is van militaire zaken. Over de verfrissende houding tot wapenhandelsverdragen in het boek schreef ik al eerder, maar in een gedetailleerd en informatief hoofdstuk wordt dit nog eens uitgewerkt en voorzien van de opmerking dat het organiseren van tribunalen waar getroffenen en betrokkenen zich kunnen uiten een betere methode is om het onderwerp weer van politiek context te voorzien.

Context

Die politieke context geeft het laatste hoofdstuk volop. Hier is het Globale Zuiden aan het woord dat deel is gemaakt van de Verenigde Staten als de 50ste Staat; Hawaï is een militair knooppunt voor de Verenigde Staten in de Stille Oceaan. Met kracht en succes wordt die rol bestreden.
     Opmerkelijk genoeg blijft een methode die het ook waard is om energie aan te geven buiten beeld. Onderzoek en schrijven, zoals voor een boek als dit, maar ook voor kranten en tijdschriften, de onderbouwing van eisen en stellingnames van actiegroepen is van groot belang bij het tegenwerken van het monster. Corbyn en al die anderen hebben met dit boek hun bijdrage daaraan geleverd.




Titel

Monstrous anger of the guns; how the global arms trade is ruining the world; & what we can do about it

door

Rhona Michie, Adrew Feinstein en Paul Rogers (ed.)

uitgave

Paperback, 284 pagina's met index.

Uitgeverij

Pluto Press

isbn

978 0 7453 50363

prijs

€ 15,60 (bij Pluto Press met gratis epub)


Zet in je agenda:Vrijmarkt voor #oorlogswapens

Hoe de wapenindustrie de exportcontrole ondermijnt en wat we er tegen kunnen doen.
Met onder meer Andrew Feinstein, directeur van Shadow World Investigations.

di 28 jan 2025, 20.00 Pakhuis de Zwijger,

Piet Heinkade 179, Amsterdam
https://dezwijger.nl/programma/vrijmarkt-voor-oorlogswapens

woensdag 25 december 2024

De klacht van de Vrede


De klacht van de vrede; die overal door alle volken verstoten en versmaad wordt is een werk van Desiderus Erasmus uit 1517. De Vredesgodin klaagt er de oorlog aan. Het schotschrift werd geschreven naar aanleiding van een geplande topconferentie in Cambrai/Kamerijk. Daar zouden Maximiliaan, Hendrik VIII, Frans I, en Karel V, de groten uit Europa, samen moeten komen om de strijdbijl op te bergen en te besluiten dat de Staat niet “op vrede èn oorlog is gericht. Hoofddoel behoorde slechts vrede te wezen!” Met die laatste woorden vat in 1930 de grote Nederlandse vredesdenker uit het interbellum, Bart de Ligt, de woorden uit het pamflet samen.

De klacht
is geschreven in tijden dat oorlogen Europa teisterden en er nog meer in de lucht hingen. Jean le Sauvage, een hoge ambtenaar, diplomaat en rechter onder Filips de Schone en keizer Karel V verzocht zijn beschermeling Erasmus om dit werk te schrijven.

Op de kaft van de eerste uitgave is rond de titel een tekening verwerkt van de kindertriomftocht van Hans Holbein, de schilder die furore maakte begin 16e eeuw. Het is tekenend dat kinderen Erasmus visie omlijsten. Hij leeft dan wel dicht bij de macht in zijn tijd en pleit voor Frankrijk, als enige onverwelkte bloem van de christeneenheid, een baken in de storm, maar is ook een gedreven bestrijder van oorlog met het enthousiasme van een gelovig kind. Het werk is schijnbaar in een adem geschreven. Je moet al blij zijn dat ze is verdeeld in alinea's, maar er zijn geen hoofdstukken, geen delen, het is een lange klacht; er zit één witregel in de hele tekst; boven de laatste zin van het werk:
“Ik heb gezegd.”

De klacht start vanuit het mooie gevoel dat de mens de gave van het woord bezit en geschikt is om goede verstandhoudingen te scheppen. “In alle mensen is de kiem gelegd van orde en deugd; hun is een zachte vriendelijke inborst gegeven, die hen welwillend doet zijn jegens elkaar, zodat zij het genoegen smaken van het bemind worden om zichzelf, en het hun aangenaam is anderen goed te doen; tenzij dat zij, door kwade hartstochten als door tovermiddelen van Circe! [tovenares uit de Odyssee] bedorven, van mensen in beesten ontaarden.”

Maar het is vooral een tekst die het Christelijke geloof bevraagt. Is vrede niet waar dit geloof voor staat? Waarom leert de Christelijke leer deze
“heilloze en waanzinnige oorlogsrazernij niet af” vraag hij. Het is zelfs het hoogste goed, in vrede leven, het mooiste wat er is. Hij ijvert er vooral voor dat er geen broederstrijd tussen christenen is. Hij ontleedt het Onze Vader en vraagt zich af hoe bedes uit het gebed zich verhouden tot het voeren van oorlog, oorlog zelfs tegen de eigen broeder.

Kort nadat Luther, eveneens in 1517 zijn stellingen aan de deur van de kerk in Wittenberg spijkerde (volgens de mythe/overlevering), begonnen in 1522 de Europese Godsdienstoorlogen met de Ridderoorlog en twee jaar later de Duitse Boerenoorlog. De oorlogswaanzin van de 16e eeuw zou pas losbarsten toen de katholieke kerk in 1545 zijn contrareformatie begon. Kortom de oorlog van christenen tegen christenen die Erasmus zo hard had bestreden.

Nog steeds leggen mensen de bijbel uit zoals het hen past. Ze weten altijd wel een uitvlucht te vinden waarom sommig geweld onvermijdbaar is of zelfs juist is in de gegeven situatie. Die analyses passen geheel in hun visie op de wereld, binnen én buiten de kerk. Het is dit opportunisme dat Erasmus destijds al wilde bestrijden in het belang van vrede en tot kracht van het geloof. Hij noemde daarbij ook critisch het schaamteloos verdraaien van woorden uit de bijbel. Hij vroeg zich af of mensen het volgen van de sacramenten, zoals het avondmaal, als deelname in een toneelvoorstelling zagen als ze zich weinig aan de diepere boodschap gelegen lieten liggen.
     Hij constateert dat de mond vrede predikt, maar de daad de oorlog voorbereidt. Volgens Erasmus moet je het van de Vorsten niet hebben, ze vervangen Hem dan wel op aarde, maar bederven alles met hun geheime intriges, gehuichel en na-ijver. De denkers, de filosofen, zijn in strijd om de waarheid verwikkeld en liggen met elkaar overhoop. Dus ook daar is voor de vrede geen plaats. In de kerk en tussen kloosterordes is het al niet anders. In het huwelijk is het de godin van de twist, Eris, die roet in het eten gooit. En zelfs de individu wordt door innerlijke strijd bewogen.

Voor de gelovige Erasmus is er nog maar een voorbeeld, Christus. Hij komt met een sliert citaten waaruit blijkt dat het geloof gebouwd is op vrede. Als er krijgszuchtiger citaten tegenin worden gebracht:
“Heer der heerscharen” en “God der wrake,” dan noemt hij dit kinderachtig. Het is immers duidelijk dat het hier woorden uit het joodse geloof betreft en “er is een zeer groot onderscheid tussen de God der joden en de God der christenen.” Hij voegt daar nog wel aan toe dat er volgens Zijn natuur één God is. Tegenwoordig wordt het uit elkaar trekken van Oude en Nieuwe Testament in veel christelijke kringen niet meer beschouwd als een zinnige wijze van uitleg of zelfs als een foute manier van schriftlezing. Als het ene deel beschouwd wordt als horende bij het andere dan trap je ook niet zo snel in de val van: 'Zij hebben de Heiland vermoord en dus...' In Erasmus tijd was die fijnzinnigheid nog niet zo ontwikkeld. Hij zelf ziet in De klacht als oorzaak voor de problemen in Italië de aldaar aanwezige handel door de corrupte joden.

Hij haalt voor zijn argumentatie de woorden van
Jezus uit Mattheüs aan. Daar trekt een volgeling zijn zwaard om Hem te verdedigen bij arrestatie en hakt een oor af van een dienaar van de hogepriester: Keer uw zwaard weder in zijn plaats; want allen, die het zwaard nemen, zullen door het zwaard vergaan, zo reageert Jezus. Erasmus vraagt retorisch met het geweld dat christenen gebruiken voor ogen: “Heeft hij zich dan met het zwaard willen laten verdedigen, Hij die, stervende voor zijn moordenaars bad?” Maar toch, hoe overtuigend ook, in Lucas staat: “En zij zeiden: Heere! zie hier twee zwaarden. En Hij zeide tot hen: Het is genoeg.”* Die tweede tekst werd me ooit in een preek uitgelegd als onderstreping dat een beetje geweld niet perse fout is, zoals dat van uMkhonto weSizwe (Speer van de Natie, de gewapende tak van het ANC. Apartheid in Zuid-Afrika was op moment van die uitleg een belangrijke strijdperk binnen de internationale solidariteit), Rara en naar ik me meen te herinneren, antimilitaristische activisten. Maar wat het laat zien  is dat de bijbel hier minder eenduidig is dan Erasmus beweert op grond van die woorden uit Mattheüs. Al zal hij hierop ook wel een antwoord hebben gehad.** Dat (ogenschijnlijke) multi-interpretabele karakter zal altijd tot verschillende uitleg blijven leiden.

Waar komt die oorlog eigenlijk vandaan? Waarom zijn er gewapende conflicten. Erasmus noemt een aantal redenen: eerzucht, verdeel-en-heersstrategie, afgunst, vergroten van aanzien en gebiedsuitbreiding. Het zijn vooral redenen die aan de persoonlijkheid ontspruiten; economische of machtspolitieke redenen noemt hij nauwelijks. Oorlogen zijn in het begin van de 16e eeuw begonnen vanuit de belangen van de vorsten,
“maar tot groot nadeel van het volk gevoerd (…) dat er zelfs niet het geringste belang bij had,” zo schreef hij. Het zijn woorden die herhaald worden en uitgebreid met de notie dat “het grootste deel van de rampen wordt uitgestort over de boeren en het volk,” die er geen aanleiding toe hebben gegeven.
     Los van dat hij in
De klacht een debat voert met mede christenen – en wie was dat niet in het Europa van die tijd – maakt dat het boekje ook voor niet gelovigen interessant. Hij noemt de waanzin van de oorlog, het destructieve ervan, en de hoge uitgaven ervoor die ten koste gaan van vele aspecten van de samenleving. Hij pleit voor een wereld waar vrede het meer voor het zeggen heeft. Hij schrijft bijna wanhopig het is “al bijna zo ver gekomen, dat het voor dom en goddeloos geldt om zich tegen oorlog uit te spreken (...).”

Prijs de vrede en bestrijd de oorlog. Priesters moeten zich inzetten om de oorlog te beëindigen. Zelfs de soldaten moeten in ongewijde aarde begraven worden, aldus Erasmus (het klinkt nu bijna fanatiek). Als de mens niet zonder oorlog kan, waarom zouden we deze dan niet over de Turken uitstorten, vraagt de denker zich hardop af.
“Hoewel het natuurlijk beter zou zijn, ook deze mensen door onderricht, weldaden en een oprechte levenswandel voor de christelijke godsdienst te winnen in plaats van met de wapens aan te vallen. Maar toch, indien de oorlog, zoals wij zeiden, absoluut niet te vermijden is, dan zou deze ramp toch minder ernstig zijn dan wanneer christenen zo goddeloos op elkaar losgelaten worden en met elkaar in botsing komen.”
     In de periode dat Erasmus zijn
Klacht van de vrede schreef, was het Turkse rijk sterk in opmars. In 1516 werden Syrië en Palestina veroverd, Het jaar erop Egypte en in 1533 kwam Irak daar nog bij. Het maakte van het Ottomaanse Rijk een regionale macht met een aanzienlijk prestige aan de rand van Europa. Erasmus ziet dat van Moren en Turken een bedreiging uitgaat voor Spanje en Hongarije. En in zijn ogen staat een vreedzame benadering blijkbaar gelijk aan bekering.

Bart de Ligt betoogt tijdens zijn inleiding van 29 november 1930 over Erasmus als oorlogsbestrijder op grond van De klacht en de inzet van Erasmus gedurende zijn leven dat: “oorlog gevoerd wordt slechts in het belang van kleine groepen, waaronder leveranciers van oorlogstuig, en met het belang de volken in strijd is. De vrede is niet iets lafs of gemakkelijks, maar kan slechts worden verwerkelijkt doordat men hem met al zijn zielskracht wil. Het volk heeft het recht elke oorlog te onderdrukken, die niet rechtvaardig is. De vereniging van allen, kan de tirannie der machtigen onmogelijk maken,” zo valt een dag na zijn lezing in het Zwitserse Geneve al in de Arnhemse Courant te lezen.

Erasmus zelf schreef: “Het grootste deel van het volk verafschuwt de oorlog en smeekt om vrede. Slechts zeer weinigen, wier goddeloos geluk afhangt van het ongeluk van allen, wensen oorlog. Of het nu billijk is of niet dat hun verdorvenheid meer vermag dan de wens van alle goeden, dat moet u zelf uitmaken!” Inderdaad, daar mag een “Ik heb gezegd” onder.

Het lijkt bijna een vraag aan Mark Rutte die wel de oorlog voorspelt en daarop wil reageren door hem voor te bereiden in de hoofden van mensen en door het opvoeren van de wapenaankopen, de door de angst aan te wakkeren, en niet door hem te voorkomen of de vrede na te jagen. (Mogelijk keert de wal hier het schip. Een eerste stap is er en er zal nog wel tegenstand zijn op de Europese weg naar onderhandelingen. Maar de politike ruimte ervoor is vergroot.)

Ik blijf na het lezen van dit ruim 500 jaar oude boekje achter met het gevoel dat Erasmus zijn morele appel aan dovemansoren richt. De vorsten en diplomaten, als oorlogshitsers uit zijn tijd, zijn vervangen door belangengroepen en bedrijven die al dan niet baat hebben bij oorlog, het vergroten van hun invloed en positie in regio's en het bestrijden van tegenstanders. Ze worden daarbij gesteund door een deel van de politieke en bestuurlijke elites.
      Wat ook niet veranderd is, is dat de slachtoffers vaak lager in de boom zitten dan zij die besluiten op oorlog af te stevenen. Vrede is voor vrijwel iedereen een betere, goedkopere, en prettiger optie dan oorlog. Ook dat is gebleven.
     Die geest van vrede spreekt uit het boekje van de Europese filosoof, wetenschapper schrijver en theoloog. Erasmus is als vele spraakmakende denkers verworden tot de naam van een brug en universiteit en uitgekleed tot persoon met een acceptabele mening voor de spraakmakende gemeenschap. Erasmus de pacifist is verdwenen en de nuttige humanist is gebleven.

Het is tijd om de oorlog weer te verguizen en de vrede te omarmen en nu in het belang van allen.

Noten:
* Het wordt ook vertaald met: “Genoeg hierover.”
** De zwaarden zouden staan voor de wapens van de wereldlijke en hogere geestelijke macht, volgens
een uitleg.

vrijdag 20 december 2024

Empusion


Een tijdlang heeft het boekenweekgeschenk een kaart achterin gehad waarop je als lezer de ongenoemde schrijver ervan kon invullen en het antwoord inzenden. Het was een wedstrijd met geldprijzen voor de aankoop van boeken.

Het boek Empusion; een natuurgeneeskundig griezelverhaal van Olga Tokarczuk had er niet in gepast. Niet omdat de schrijfster Poolse is, maar omdat ze zo herkenbaar schrijft over thema's die weliswaar spelen door heel Europa en in verschillende tijden, maar te vangen zijn onder vreemde varianten op de rationaliteit met hier en daar een hersenschim. Vrijwel iedereen zou daarom raden wie de schrijfster was en dan zou er geen lol meer aan zo'n wedstrijd zijn.

Hier reist de hoofdpersoon in september 1913 naar een kuuroord voor longpatiënten in de bergen bij Görbersdorf, destijds gelegen in het Duitse deel van Silezië. Inmiddels heet de plaats Sokołowsko en het kuuroord is in verval. Tokarczuk is er zelf opgegroeid en woont er nog steeds, zo meldt een recensent. Ze was niet de eerste die een kuuroord in de bergen gebruikte om daar roman personages vanuit verschillende levensbeschouwelijke stromingen te laten discussiëren over grotere vraagstukken. Thomas Mann deed dit eveneens, maar in Davos, in zijn De Toverberg. Empusion is er een feministische reactie op.

September is de maand dat de herfst begint. Niet alleen liggen er dan bladeren van de esdoorn (“de meester van het kameleontische gebladerte”), maar ook van de beuk. Die boom wordt neergezet als een plant waarvan “de verspreiding precies samenvalt met de onalledaagse ruimte die Europa heet en zou eigenlijk een plaats moeten krijgen in haar eventuele wapen.” Helemaal precies is het niet, maar veel scheelt het niet. Een fraaie observatie, als extraatje bij het toch al goed gevulde verhaal.

Het lijstje namen voorin bevat niet alleen namen van de personages, maar ook hun functie die veelal levensbeschouwelijk van aard is. Hoewel de hoofdpersoon, Mieczysław Wojnicz, heel aards is: student water- en rioleringstechniek uit Lemberg. In een lijst met plaatsnamen heet Lemberg dan weer in het Pools Lwów, maar tegenwoordig is het beter bekend als het Oekraïense Lviv. Zo geeft de geschiedenis van een plaatsnaam nog een extra laag aan het boek.

Niet alleen de lijstjes vallen op; het boek heeft een motto ontleend aan Fernando Pessoa dat samen met een foto van Görbersdorf twee pagina's beslaat. Pessoa beweert hier dat er elke dag onbegrijpelijke dingen gebeuren in de wereld. Dat onbekende loert vanuit de schaduw. De woorden beloven een roman die de onverklaarbare verschijnselen rondom een TBC-kolonie zal beschrijven. Het begint vrijwel onmiddellijk met de dood van Klara, de vrouw van Wilhelm Opitz, de beheerder van het Pension voor Heren. Hoe ze om het leven kwam? Het wordt beweerd dat het om zelfmoord ging. Maar is dat te geloven?

In Göbersdorf kuren ernstig zieke longpatiënten en het komt dan ook regelmatig voor dat er iemand sterft. Toch is er geen begraafplaats en moeten lijken overgebracht worden naar Langwaltersdorf of Friedland. (inderdaad ook dit gehucht en dorp liggen tegenwoordig in Polen en hebben een andere naam). Zo kan in Görbersdorf juist het leven gevierd worden en de dood op afstand gehouden. De aanblik van de dood zou het moreel van de strijders voor gezondheid immers kunnen schaden. Klara stierf en hield zich niet aan die regel en moest verdwijnen. Kuuroordpatiënt, socialist, humanist en klassiek filoloog August August zegt over de doden “wij interesseren ons niet langer voor hen. Wij negeren de dood.” Dat is vanzelfsprekend onmogelijk en verwijst juist daardoor des te krachtiger naar die dood.

Om dat streven naar vergeten dichterbij te brengen zijn er de kaalkopjes die in de dagelijks gedronken likeur Schärmerei gaan. De drank brengt vergetelheid en verslaving. Wojnicz besluit na verloop van tijd om te stoppen met het drinken ervan.

Toch zijn er steeds meer aanwijzingen dat het gevaar, zelfs de dood, een grotere rol speelt dan voor de goede sfeer wenselijk is. Dat loopt van een stoel op zolder met riemen om de persoon die er inzit vast te binden, tot de uitspraak van de doodzieke Thilo von Hahn – kunstenaar en kenner van het landschap – dat de natuurlijke omgeving in de streek rond het kuuroord doodt, of het knikje in zijn richting van beheerder Opitz bedoeld voor de ruige in het bos levende kolenbranders, dat niet veel goeds voorspelt.

Veel gesprekken tussen de mannelijke patiënten gaan over vrouwen. Ze komen er eigenlijk nooit goed vanaf. Ze zouden evolutionaire lanterfanten zijn. Terwijl de man zich verder ontwikkelt staat die gang van haar stil. “Ze kunnen het zelf niet redden en moeten altijd steun zoeken bij de man.” Verleiden en manipuleren dat is wat ze kunnen. En meer van dergelijke visies in tal van varianten totdat het je als lezer gaat vervelen en tegenstaan. Ook voor de bronnen van de vrouwonvriendelijke opmerkingen is onder 'Aantekeningen van de auteur' weer een lijstje – of liever een lijst – opgenomen.Volgens een bespreking van Rosan Hollak in NRC-Handelsblad zijn de misogyne opmerkingen die de denkende mannen in het boek delibereren voor de huidige lezer alleen nog bespottelijk. Het lijkt een optimistische visie in een tijd dat waarden snel verschuiven.

Wojnicz merkte op dat elke discussie, waarover dan ook, uiteindelijk werd teruggebracht op vrouwen. In dezelfde trend worden ook de Slavische bevolking en de moderne kunst belachelijk gemaakt. De traditionele katholiek en leraar op een gymnasium Longin Lukas neemt hier vaak het voortouw bij en wat antisemitisme en racisme is hem ook niet vreemd als hij de verhulde jood, de raciaal lager staande vrouw, of zwarte, op de korrel neemt. Hij is voor een sterke staat, met krachtige normen, gebaseerd op religieuze en culturele eenheid en dan moeten die vervrouwelijkte zwakkelingen geen gelijke rechten krijgen.
Intussen weet hij, mocht daar behoefte aan zijn, tegen beloning ook wel wat propere, welgevormde meisjes te vinden, zeg maar, voor de gezonde natuur. Normen je moet ze als man immers ook niet overdrijven. Want naast conformisme is hypocrisie de andere pijler waarop de samenleving draait, volgens de arts Semperweiß.

Zijn vader had van zoon Wojnicz een militair willen maken. De jonge man merkt op dat Polen land noch leger heeft en dat had betekent dat hij de Duitse keizer had moeten dienen om het fraaie uniform te dragen. Thilo gaat niet helmaal mee in dit idee van de man in uniform. Hij maakt de lintjes die militairen dragen bespottelijk. “Wat doen die mannen toch in hun uniformen? Ze doden. Waar gaan ze prat op? Op geweld.” En vervolgens vraag hij zich af of vrouwen zich ook niet in uniformen zouden moeten kleden, getooid met lintjes voor het aantal bereide warme maaltijden, gebaarde kinderen en verzorgde zieken.



Thilo ligt dan op sterven, maar geeft kracht aan zijn omgeving. Hij heeft bij zijn ouders het schilderij van Herri met de Bles ontvreemd dat het offeren van Isaac door zijn vader verbeeld en meegenomen naar het kuuroord. Het is een schilderij waarop meer te zien is als je anders wilt kijken. Wat zit er bijvoorbeeld in de grot en hoe beweegt het mes. Wojnicz zal bij het overlijden het schilderij krijgen zo wordt hem beloofd nadat Thilo hem een kus op de mond heeft gedrukt die hij niet wist te beantwoorden, maar gewoon accepteerde.

Lukas komt met een kritiek op de democratie. Zijn woorden zijn vrijwel dezelfde als die in de roman van Ilja Leonard Pfeiffer Alkibiades. Blijkbaar zijn er meer schrijvers die zich zorgen maken over de opkomst van de rechtse ondemocratische krachten. In Empusion staat dat de democratie een schijnsysteem is, “altoos vormt ze een zeker theater en in haar wezen neigt ze tot het voortbrengen van een sterke leider, die er naar zal streven een alleenheerschappij op te bouwen.” In Pfeijffers boek zijn het de teksten van een Griekse filosoof en Perzische gouverneur die deze waarschuwende woorden uitspreken. Hier wordt Gods orde als doorslaggevend argument tegen de democratie gebruikt en het afwijzen van een hiërarchische orde wordt afgeserveerd met de verontwaardigde uithaal 'Socialist!'. Als dat als argument niet voldoende is dan kan je altijd nog het emotionele matriarchaat als afschrikwekkend beeld aanhalen bij ideeën dat mensen gelijk zijn.

“Weet je dat ze mensen zoals jij in zee verdronken,” werpt August op basis van de woorden van de Romeinse politicus en filosoof Cicero Wojnicz voor de voeten. De ingenieur in opleiding met gladde borst, grote tepels en een liefde voor vrouwenkleren wordt daarmee op zijn plek gezet. De arts van het oord, de psychoanalyticus Semperweiß heeft het niet zo met het zwart-witdenken. “Omdat we onzeker zijn over onszelf bedenken we een uiterst stabiel, stram systeem dat ons rechtop moet houden, dat de in onze ogen nodige complicatie zou moeten vereenvoudigen. (…) Het brein stelt voor zichzelf een verzameling op van scherpe tegenstellingen: wit-zwart, dag-nacht, boven-onder-vrouw-man, en die determineren onze volledige perceptie. Daartussenin zit niets.” Dat maakt het wel eenvoudiger, “maar als iemand denkt dat de wereld een verzameling heldere tegenstelling is, dan is hij ziek,” voegt hij toe. En hoe is die wereld dan, vraagt Wojnicz de arts. “Vervaagd, onscherp, flakkerend, nu eens zus, dan weer anders, afhankelijk van het gezichtspunt,” antwoord die. Voor de jonge man is het antwoord te gecompliceerd. Terwijl juist hij in die wereld leeft tussen het zwart en wit in.

Het feminisme van Tokarczuk gaat verder dan inkomensgelijkheid, het geeft ruimte aan meer vormen van persoonlijkheden dan die door het conformisme gewenst worden. Al trek je als man vrouwenkleren aan, als ze je passen: waarom niet. Er zijn strijden die nog gestreden moeten worden op vele vlakken. Er zijn schrijfsters die zich keren tegen die grijze kanten aan de identiteit, zoals
Zij-die-niet-genoemd-zal-worden. Dat is pas griezelig. Er zijn mensen die leven, die drinken, om dat niet te zien. Maar hier stormt het natuurgeweld de heuvel af, door het bos, het is zichtbaar voor wie net even anders durft te kijken. Wie niet door de conformistische beperkingen getroffen wordt, van welke aard dan ook, kan ze misschien als lachwekkend zien, maar het zijn onmiskenbaar ook bedreigende beknottingen.

Empuse, waaraan de titel van het boek is ontleend, staat volgens de verklarende woordenlijst (ja inderdaad: weer een lijstje), in de Griekse mythologie
voor een monster dat kan veranderen in een bloeddorstig vrouwmens dat mannen verslindt.

Die Empuse spreekt hier over zichzelf in meervoud.
Dat magische zogenaamd monsterlijke leven in het bos weet Wojnicz wel op waarde te schatten en het gaat daarom aan hem voorbij. Het lijkt erop alsof zij de mens die hen geen kwaad wil doen op hun beurt ook geen kwaad willen berokkenen. Anderen komen er slechter af. Of de meervoudige vrouwelijke stemmen die door het hele boek klinken samenvallen met de Empuse is niet helemaal duidelijk, maar het heeft er alle schijn van. Als dat zo is dan moet je het daar mee doen, want dan is de Empuse het leven dat er is en dat blijft, aldus de afsluitende woorden van de roman.

Als dit een feministisch griezelverhaal is, dan is het feminisme van Tokarczuk misschien magisch getint, maar daarbij ook holistisch zonder naar een geforceerd zwart-witmens te streven. Daarin wordt een weliswaar griezelig, maar toch optimistisch wereldbeeld getekend zonder de verschrikkingen onbenoemd te laten.

Een lezer constateerde dat de allereerste eerste woorden van het boek sleutelwoorden zijn als het gaat om kijken met een open blik: “‘het uitzicht wordt belemmerd door de stoomwolken uit de locomotief, die op dit moment over het perron drijven. Je moet eronder vandaan kijken om alles goed te kunnen zien, je even laten verblinden door de grijze mist, totdat de blik na deze poging scherp, doordringend en allesziend is geworden.’ Een zienswijze kan niet altijd scherp blijven, soms wordt het vaag om daarna duidelijker en ruimer te worden.”

Een volgende keer als ik in een bos ben en gezichten op de stammen van de bomen zie – dat gebeurd me regelmatig – dan zie ik daar een kracht die wil omarmen, wil insluiten in plaats van afstoten, ook als het niet spoort met de dominante mores en de roes van de snoeischaar die momenteel rondwaart.

zaterdag 14 december 2024

The Palestine Laboratory


The Palestine Laboratory is een boek over de Israëlische militaire en veiligheidsindustrie.* Het is geschreven met informatie van voor de huidige oorlog in Gaza die alle volkenrechtelijke perken te buiten gaat. Het boek vertelt daarmee het voorspel van wat nu gaande is en zorgt voor achtergrond informatie. Je hoopt tegen beter weten in dat de mensen het zouden lezen die de huidige slachting in Gaza op 7 oktober 2023 laten beginnen, alsof ze niet weten dat het geweld een al veel langere geschiedenis kent. Dat ze dat zeer waarschijnlijk niet zullen doen, is een onderstreping van de tragiek dat niet geluistderd wordt en ook niet naar een oplossing wordt gezocht. Intussen gaan de gruwelen in wat steeds vaker als genocide wordt gezien door.

Het boek beschrijft nog de potentie van Palestina als laboratorium om  te experimenteren met methoden voor controle en scheiding van bevolkingsgroepen. De nadruk ligt niet alleen op wapens en militair materieel, maar ook op bewakingssoftware om het individu te controleren, de rol van 'sociale' media, en de ontwikkeling van een repressieve ideologie.

Schrijver Antony Loewenstein is de zoon van ouders die Nazi-Duitsland ontvluchtten om onderdak te vinden in Australië. Hij zelf voelde zich steeds onbehaaglijker bij het Zionisme en de twee staten oplossing. Hij ziet de huidige situatie als een gevolg van een zionisme dat is gekleurd met de stiften van het kolonialisme en beschouwt Israël als de regionale stroman van het Westen. Hij wil één Israël: waar alle inwoners gelijk zijn.

Multiculturele samenleving

Het boek beschrijft niet alleen de combat proven wapens en controle technologie die door Israël worden geëxporteerd, maar ook de ideologische inzet om de invloed van minderheidsgroepen in de samenleving te minimaliseren en de suprematie van de dominante groep te formaliseren. De toekomst ligt niet in liberalisme en niet in tolerantie, maar in autoritair kapitalisme, stelde Netanyahu die hij citeert. In de introductie gaat de schrijver in op de repressieve bevolkingscontrole die Israël toepast. Hij legt uit waarom extreemrechtse groeperingen Israël toejuichen als vooruitgeschoven post om de beschaving te verdedigen tegen de Islamitische hordes; het dominante Israëlische standpunt dat er geen toekomst is voor de multiculturele samenleving; en hoe antiracistische strijd en solidariteit met Palestina met elkaar verbonden zijn. Later in het boek wordt dit verder uitgewerkt.

Geen reet

Het lijkt erop dat de wereld Israël graag gebruikt. Europa bijvoorbeeld, dat kritisch lijkt, is de belangrijkste importeur van Israëlische wapens en repressieve cybertechnologie; import die alleen maar groeide toen de bezetting hardere vormen aannam. Door er te kopen versterk je deze industrie. Dat Israël zich niet aan de wetten houdt, lijkt er niet toe te doen. "Het kan ze gewoon geen reet schelen," zei wapenhandel deskundige Andrew Feinstein tegen de schrijver. De Oekraïense president Zelensky wilde Israëlische wapens, maar keek ook met bewondering naar het land en verklaarde dat hij van Oekraïne een 'groot Israël' wilde maken. Dat de Israëlische wapenverkopen aan Rwanda - vlak voor en tijdens de genocide - en Servië tijdens de gruwelen in Sarajevo en Srebrenica willens en wetens doorgingen, laat zien dat een tweede groot Israël misschien niet is wat de wereld nodig heeft (iets om bij stil te staan nu in rap tempo Oekraïne als werkplaats voor een Westers wapenarsenaal wordt opgebouwd).

Pinochet

Chili 1973 en de door de VS gesteunde coup tegen de democratische president Allende aanhalen is vaak een te gemakkelijke manier om kritiek op de politiek van de Verenigde Staten of het Westen in het algemeen te geven. We zijn een halve eeuw verder in een wereld die enorm veranderd is. Hoewel is dat zo? Het zou je leven nog steeds raken? Hier wordt de staatsgreep behandeld als inleiding op de positie van Israël. Sterker nog, er wordt ingezoomd op een vriend van Salvador Allende, de mijnbouwer David Silberman. Deze man werd gevangengezet, gemarteld, tenslotte op de valreep naar de vrijheid gekidnapt en zou nooit meer gezien worden. Zijn overgebleven gezin ruilde Chili in voor Israël. Maar wat een schok toen bleek dat Israël een belangrijke steunpilaar voor de generalismo was. Zoon Daniel zegt daar jaren later over:

“Voor mij persoonlijk was het schokkend en pijnlijk toen ik ontdekte dat Israël het Pinochet-regime steunde (…) Dit was een land dat mijn familie een tweede kans gaf. Er is veel onverschilligheid in het Israëlische publiek [over deze samenwerking] omdat velen geloven dat Joden hebben geleden en dat we wereldwijd vrienden moeten maken om te overleven in een harde wereld.”
Hij zou zijn ervaringen gaan gebruiken om zich tegen de wapenexporten en de inzet ervan in de Palestijnse gebieden uit te spreken.
    De industrie is volgens hem niet geïnteresseerd in vrede maar wil dat het Palestina conflict eindeloos doorgaat, aldus Silberman. Morele overwegingen spelen nooit een rol als Israël dictators steunt.
“Het draait om geld en een machtig land zijn,” en die eindeloze oorlog leverde ook een eindeloos testgebied op. 
   De herstelbetalingen uit Duitsland in 1952 werden al ingezet om de wapenindustrie te versterken. Nu zijn het vooral de gelden uit de VS die in wapens en repressie worden gestoken (zie bijvoorbeeld hier). Loewenstein voegt hier aan toe dat de relatieve omvang van de steun uit de VS wel is afgenomen. In 1981 kwamen die overeen met zo'n 10 procent van de Israëlische economie. In 2020 was dat met $ 4 miljard nog 1 procent, waardoor Israël ook minder genoopt werd naar de Verenigde Staten te luisteren.

Vieze zaakjes

Vanaf de jaren zeventig gaan de producten van die industrie en kennisinstituten meer-en-meer naar vieze en vuile landen. Dat loopt van de steun aan contra's in Nicaragua, gevechtsvliegtuigen voor Sri Lanka, wapens voor de generaals in Myanmar, kamikaze drones voor Equatoriaal-Guinea, surveillance apparatuur voor dictaturen als Rusland en China, tot scholing in martelpraktijken in Soedan. Er lijkt geen ondergrens te zitten aan wat geleverd wordt en deze opsomming is verre van volledig. Eigenlijk kan je het zo gek niet opnoemen of het gebeurde, inclusief leveranties aan Iran, ook toen daar na de Sjah de vijand voor Israël aan de macht was, de Ayatollahs.
    Wapenleveranties smeedden banden die nodig waren voor steun aan de Israëlische politieke positie, bijvoorbeeld in de Veiligheidsraad.
“De mogelijkheden om de bezetting te gelde te maken, kreeg een turbo-boost na 11 september 2001,” merkt de auteur op. Loewenstein haalt de New York Times redacteur Thomas Friedman aan die stelde dat de Israëlische keuze niet ging tussen morele normen en vuile handel, maar dat die handel de veiligheid voor het land vergrote en zo ook als moreel gezien moest worden. Hoe lenig kan een argumentatie worden voordat het klinkklare vuilnis wordt? De 200.000 gedode Guatemalteken tussen 1960-1996 waren bijkomende schade om de veiligheid binnen Israël te vergroten? Israël steunde de overheid in Guatemala Stad onder andere door een afluister computercentrum te laten leveren door Tadiran Israël Electronics Industries. (Tadiran fuseerde later met het beruchte Elbit.) In 1982 vond een vreselijk slachtpartij plaats in het land (plastisch in zijn narigheid in het boek opgeschreven) en Israëlisch betrokkenheid werd bewezen geacht. In Israël loopt nog steeds een proces om de slachtoffers en hun nabestaanden recht te doen. Het proces wordt gevoerd door de jurist Eitay Mack die veel in het boek opduikt als zoeker naar recht. Hij doet dat tegen de klippen op.

Covid

De Covid-pandemie leidde net als 911 tot ruimte voor de Israëlische industrie. NSO maakt apparatuur om mensen te volgen en ze werden daarbij geholpen door de op dit gebied gespecialiseerde militaire Unit 8200. En NSO was niet het enige bedrijf. De schrijver noemt er acht. En ook veiligheidsdienst Shin Beth was betrokken bij het afluisteren op zakformaat. De veiligheidsdienst richtte zich niet alleen op het voorkomen van oppositionele stromingen, maar kreeg ook de taak burgers te beschermen tegen Covid en daardoor invloed en macht als nooit eerder om de bevolking te controleren en opereerde bovendien zelf in een oncontroleerbare omgeving. Al met al leverde dit nog meer technologie op om individuen te volgen en dat zorgde dan weer voor producten om te exporteren. Loewenstein gaat in het volgende hoofdstuk in op het gebruik van deze technologie voor het controleren van bewegingen van vluchtelingen, zowel door Frontex in Europa als aan de grens tussen de Verenigde Staten en Mexico. Bij dergelijke 'grensbewaking' worden drones ingezet en bedrijven als Shilat Optronics, Seraphim Optronics en Elbit leveren de technologie om vluchtelingenbewegingen aan banden te leggen.

Ideologie

Waarom konden Apartheidsstaat Zuid-Afrika en Israël het zo goed met elkaar vinden? Beide zetten in op het overleven van de dominante groep boven de minderheden en als poortwachter tegen de barbaren. In 1980 was Israël de belangrijkste wapenleverancier van Zuid-Afrika. Maar de band tussen beide landen werd niet vooral door de militair-industriële samenwerking versterkt, maar doordat ze beide te maken hadden met bevolkingsgroepen die ze niet wensten. De Bantoestans in Zuid-Afrika waren een voorbeeld voor velen binnen de Israëlische elite en toonde voor hen aan hoe om te gaan met Palestina. De samenwerking tussen Johannesburg en Tel Aviv zou Nelson Mandela doen verklaren “dat de steun van Israël voor het Apartheidssysteem nooit vergeten zou worden door de Zuid-Afrikaanse bevolking.” 

India

Ook in India wordt een ethno-nationalistische koers gevolgd. Hier gaat het om de autonome regio Kasjmir waarop Delhi een steeds grotere claim legt. Het is een gebied met 12 miljoen inwoners dat wordt gecontroleerd door een half miljoen Indiase militairen. De Kasjmiri gebruiken voor hun verzet hiertegen de term Intifada die we kennen vanuit Palestina. India is inmiddels een belangrijke klant op de Israëlische markt voor wapens en veiligheidstechnologie. Schrijfster Arundhati Roy legt een verband tussen de repressieve controle politiek en wapeninkopen. Als Delhi voor miljarden inkopen doet in Parijs dan garandeert het daarmee dat misstanden vanuit dat land hooguit worden beantwoord met een waarschuwende wijsvinger en daarmee is dan de kous af. Het is een mechanisme dat ook Israël gebruikt.
    Modi en Netanyahu hadden aan het strand een heuse
bromance en dat versterkte de banden ook op het gebied van de veiligheidsindustrie. Israëlische Heron drones vlogen al over Kasjmir, net als zoals ze over Palestina vlogen. Het blijft echter niet bij Kasjmir. Elders in India, in Uttar Pradesh, worden de huizen, van moslims die beschuldigd worden van gewelddadige protesten, door bulldozers vernietigd onder het mom dat ze illegaal zijn gebouwd. Ook dat beeld is bekend. Ook slechte voorbeelden, doen blijkbaar volgen.
    Maar ook in India klonk, net als in Zuid-Afrika, een kritische stem van een nationale grootheid. Mahatma Ghandi meende dat Palestina de Arabieren toebehoorde.

Nederland

In NRC-Handelsblad stond laatst een ingezonden artikel onder de titel Nederland neemt de tactieken over die Netanyahu gebruikt om minderheden te delegitimeren. Ruthie Pliskin schreef daaronder het volgende:

“Als een Israëliër die tegen het leiderschap van Netanyahu is – dat verwoestend is geweest voor iedereen in het Midden-Oosten – verafschuw ik deze implicatie. En ik verafschuw het dat de Nederlandse regering dezelfde tactieken overneemt die Netanyahu al decennia gebruikt om minderheden te delegitimeren.”
Degene die The Palestine Laboratory heeft gelezen zal deze notie herkennen.

China

Loewenstein maakt ook een uitstapje naar het Chinese etho-nationalisme tegen de Oeigoeren. Ook tegen hen wordt een distopisch repressief regime ingezet. Een systeem dat volop kan rekenen op kritiek. Em terecht. Human Rights Watch wijst er volgens de schrijver echter op dat door China dezelfde technieken en vergelijkbare methoden worden gebruikt als door Israël tegen de Palestijnen. Het kan nog gekker. Je raadt het al: kort na het neerslaan van het studenten protest op het Plein van de Hemelse Vrede ging Israël repressieve kennis en apparatuur aan Beijing leveren. En zo gaat Loewensteins litanie maar door. De hightech muur tussen Mexico en de Verenigde Staten stort in als je Israëlische producten weghaalt. De EU gebruikt ze voor zijn muur om Europa dicht te plamuren. Namen als Rafael, Elbit, Magal (of Senstar Technologies) duiken daarbij meteen op.

Personen afluisteren

Het boek gaat verder met de softwareprogrammaatjes die ongevraagd telefoons binnen gewerkt worden met een mailtje of toepassing. Zo dragen mensen hun eigen track & trace mee en kunnen ze eenvoudig bespioneerd worden. Mexico was een testgebied voor waarschijnlijk het meest bekende en beruchte bedrijf op dit gebied: NSO. Maar het leverde zijn Pegasus spyware ook aan Marokko. Voor velen misschien onverwacht, maar Rabat koopt graag en veel in Tel Aviv.
    Er zijn ook zaken uitgesloten. Het afluisteren van telefoonnummers met een +1 ervoor, het landennummer van de Verenigde Staten, werd in Pegasus geblokkeerd (maar geen nood, voor dat afluisteren was dan weer een ander programma: Phantom). De software producten van het bedrijf waren slechts de spreekwoordelijke tip van de ijsberg. Veel andere landen hebben ook dergelijke technologie. Er is dan ook een forse markt voor. De schrijver stelt dat minimaal 73 landen spionage programmatuur hebben gebruikt. De regelgeving is daarbij overwegend afwezig of gebrekkig. De apparatuur om Corona besmettingen in kaart te brengen was een belangrijk element om de technologie te testen en de de maatschappij binnen te loodsen.
   En voor Israël zijn er weinig morele grenzen. Lever je dergelijke technologie aan bijvoorbeeld een autoritaire repressieve Afrikaanse staat dan kan dat een voor Israël gunstige stem bij een motie binnen de Verenigde naties opleveren. Dat verband moet gezien worden en vaker genoemd. Ook dat NSO niet kan functioneren zonder de medewerking van de Israëlische Staat is een facet wat te vaak vergeten wordt. En dat als de een verdwijnt, de ander opkomt. De export van dergelijke dubieuze kennis en technologie is immers te belangrijk voor de Israëlisch Staat om te laten verdwijnen. Het gaat niet om ongelukken. Het gaat om beleid.
     De naam Cellebrite is minder bekend, toch houdt dit bedrijf zich met vergelijkbare zaken bezig als NSO en ook de producten hiervan worden wereldwijd geëxporteerd. Ze gaan naar politiemachten, China en Rusland, maar ook naar zes van de grootste olie- én medicijnen reuzen. Wat ook duidelijk is dat technologisch geavanceerde landen hun eigen middelen kunnen ontwikkelen en voor de landen in het Zuiden die dat niet kunnen, ligt er Israëlische technologie in de schappen.

Verwerpelijke mediapraktijken

Het laatste hoofdstuk beschrijft tot in de detail hoe sociale media mensen uitsluiten of de ene mening meer gewicht geven dan de andere. Berichten kunnen verwijderd worden of veel minder zichtbaar zonder dat de gene die ze post dit weet. Dat heet dan een schaduw ban. Dat Palestijnen dit lot, bijvoorbeeld op Facebook, vaker treft and anderen, zoals Israëlisch, is door onderzoek gebleken. Dubbele standaarden zijn gewoon. Palestijnen worden aangepakt, maar het op de kast jagen van Israël moet worden voorkomen. Dat is alleen al een kwestie van goed ondernemerschap nog los van ideologische voorkeuren. Kritische berichten kunnen ook nog eens een reden voor arrestatie zijn. Soms op grond van teksten waar je als redelijk mens geen enkel gevaar in ziet; niet omdat je iemand bedreigt maar bijvoorbeeld door de Al-Aqsa moskee te noemen, en dat wordt dan zogezegd verward met het opvoeren van de Al-Aqsa Brigades. Bam! Daar zit je plots in de gewelddadige Israëlische nor.

Grensbewaking

De controle van de Palestijnse bezetting door het Israëlische Militair Repressief Industrieel Complex levert meer op dan het kost. Het levert de technologie die wordt verkocht en daarmee geld binnenbrengt en het levert diplomatieke banden op die Israël sterker maken in Internationale organisaties. De schrijver is er allerminst gerust op dat dit niet zal verergeren. De klimaatcrisis zal bijvoorbeeld spanningen in de wereld verder vergroten en de wens opvoeren bij machthebbers om de daaruit volgende instabiliteit te controleren. Met meer grensbewaking, meer repressie, en meer biometrische databases etc. als gevolg. De Israëlische industrie zal willen leveren. De waarde van wat de schrijver het Grensbewaking Industriële Complex noemt wordt voor 2025 al op zo'n € 65 miljard geschat. Je zou zeggen dat het bestrijden van de klimaatgevolgen meer gebaat is bij investeringen in duurzame energie en besparing, maar dit thema valt buiten het al baarstens volle boek.

Giftige ideeën

De belangrijkste boodschap ervan vat de schrijver samen in de conclusies. Dat is dat het Israëlische model gebruikt wordt als voorbeeld door andere autoritaire regimes en stromingen. Hoe voorkom je multiculturele samenlevingen en hoe bestrijd je liberale waarden? Leer het van Israël. Kritiek op linkse stromingen die de tradities zouden beschadigen, hoort daar bij. In plaats daarvan komt haat en confrontatie. Palestijnen moeten gecontroleerd, gedetineerd, gemarteld en gedood worden, zo staat het echt in het boek van Loewenstein. Het is misschien wat gechargeerd, maar wel met de nadruk op 'wat' en vanaf 2024 kan je niet snel meer overdrijven. De giftige ideeën uit de Apartheidsstaat Israël worden afgekeken en beschouwd als voorbeelden. Vreemd genoeg ook door groepen die antisemitisme in hun ideologie hebben, maar blijkbaar aan andere aspecten – om tactische redenen – voorrang geven. Het is doodeng.

“Dit boek is geschreven als een waarschuwing aan de angstige wereld die kan ontstaan als de Israëlische stijl ethno-nationalisme verder groeit in een eeuw die al gedomineerd wordt door de opkomst van oncontroleerbare staatsmacht van Rusland en Israël, tot China en de Verenigde Staten.”

Toekomst

Momenteel kan je iedere dag kan je iets toevoegen aan het boek. Opmerkelijk is de opmerking erin van de jurist Eitay Mack (de Israëlische evenknie van de Nederlandse Liesbeth Zegveld) dat de strijd tegen de misstanden in Israël niet in de rechtbank moet worden gevoerd maar in andere strijdperken. In het algemeen is er wat voor te zeggen politiek weer van onderop macht en invloed te geven. Er is een wereld te winnen en ik sluit graag af met het laatste zinnetje van het boek: “De toekomst is nog niet geschreven.” Op de weg naar die toekomst is de Palestine Laboratory een waarschuwingsbord om niet te negeren, hoe ongemakkelijk en schurend de tekst ook is, maar om ter harte te nemen. De urgentie daarvan overspoelt ons dagelijks.

Noot:
* Eerder schreef ik korte besprekingen over
The weapon wizards, door Yaakov Katz en Amir Bohot en War against the people van Jeff Halper