Oeroeg het boekenweekgeschenk voor 1948 heb ik altijd op afstand gehouden, omdat ik genoeg dacht te hebben van de Nederlandse koloniale tempo doeloe literatuur, waar bijvoorbeeld de pinda katjang heet en de gepeperde fruitsalade met ketjap roetjak. Maar aangezien ik me voor heb genomen alle geschenken te lezen en bespreken, ontkom ik ook niet aan dit boek waarin een vroegere eigenaar op de daarvoor bedoelde lijn heeft geschreven Hella S. Haasse.
(later door de lezer in te vullen:)Oeroeg is haar roman debuut en bekender geworden als romantitel binnen de Nederlandse literatuur dan als geschenk.* Bovendien werd Haasse een grote schrijfster. Mijn schoonmoeder hield van haar boeken (en
Bij de officiële uitslag bleek dat
Hella S Haasse
__________________________________________________
de auteur is van de novelle ,,Oeroeg”.
Een van de vele commerciële uitgaven. |
kolonialisme in Indië). In mijn kast staat een versie van mijn schoonvader. Het is het enige boekenweekgeschenk dat ik uit een van hun kasten haalde. Andere geschenken hebben het blijkbaar niet overleefd. Ook daarom moest ik het boek wel lezen.
Het verhaal draait om twee jongens: de zoon van
een administrateur, en Oeroeg de zoon van werkploegleider Deppoh.
De jongens zijn aan elkaar overgeleverd en trekken tijdens hun jeugd
met elkaar op. De verteller heeft minder band met zijn eigen ouders dan met het gezin van zijn vriend, zo denkt hij.
De vriendschap geeft de
schrijfster ruimte om wrijvingen binnen het apartheidssysteem van de
Nederlandse koloniale samenleving met zijn neerbuigende houding ten
opzichte van Indonesiërs bloot te leggen. Ze doet dit met een
gevoelige pen, niet eendimensionaal, en in een stroom aan woorden die weinig opsmuk nodig heeft
om toch spannend te zijn. Er zijn zelfs geen hoofdstukken en
nauwelijks witregels; het verhaal boeit door zijn delicate
stijl.
Als ik het boekje pak dan bedenk ik me dat het
geschreven zal zijn in de tweede helft van 1947. Op dat moment was
sprake van de oorlog tussen de Republiek Indonesië en de koloniale
overheerser, op dat moment in de vorm van wat eufemistische de
Eerste Politionele Actie is gaan heten (die ook opduikt in het slot van het boek met een voorzichtige kanttekening)
en een daarop volgend staakt-het-vuren waarin wel het
recent veel besproken Bloedbad van Rawagede plaatsvond. 'Als het boek
van Haasse geen aandacht aan de oorlog besteedt dan kan ik het niet
goed vinden,' zei een streng geweten in mijn hoofd.
Die
zin is stilgevallen tijdens het lezen. Oeroeg is een novelle waarin
Nederland afscheid neemt van Indonesië. De jonge Oeroeg kiest tegen
het Gouvernement en voor de nationalistische beweging. “Ga
weg. Je hebt hier niets te maken,”
zegt hij ten slotte tegen de zoon van de administrateur op de plek die hun verhouding
verbeeld, een donker meer tussen hellingen en bomen. De verteller
heeft dan al steeds minder touwtjes in handen en de inlandse vriend –
die misschien vooral gezelschap voor de alleen staande jongen was
– krijgt steeds meer branie en een eigen gezicht. Zijn zogenaamde
vriend, begreep hem slechts
oppervlakkig. De jongen van de dessa verliest steeds meer zijn
ingetogenheid. Hij wordt zelfbewuster; eerst door zich geforceerd
Nederlands voor te doen; later door te kiezen voor de gewone
Indonesiër op het land. Ook bij Oeroeg thuis is de zoon een hoge mijnheer
geworden, waarvoor een stoel gehaald moet worden, en waardoor hij zich afstandelijk verheft
boven de familie. Het amicale dat er leek te zijn, is verdwenen.
Haasse
tekende daarmee al voordat Nederland de Republiek erkende een portret
waarin afscheid werd genomen van de ongezonde koloniale verhoudingen.
Een gedachte waaraan bijna ¾ eeuw later nog niet iedereen is gewend.
Bovendien stelt ze fijntjes dat ook het vrije Amerika geen
alternatief was voor het door de Hollanders bestuurde Indië. Ook dat
land was niet vrij van onderscheid naar “ras
en rang” Dat het boek niet 'De zoon van de administrateur', maar Oeroeg heet, is betekenisvol. De schrijfster maakte een keuze.
Noot:
* In
1994 zou Hella Haasse weeer het boekenweekgeschenk schrijven, wederom met een langzaam verschuiven van de verhoudingen tussen de protagonisten. Ook in 1959 schreef ze het al: een essay onder de titel Dat weet ik zelf niet. Jonge mensen in boek en verhaal. Een paar jaar eerder, in 1956, vertelde ze In mijn boek van vroeger en nu net als zes anderen over haar ervaring als lezer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten