Transit was het boekenweekgeschenk voor 1994. Het is geschreven door Hella S. Haasse en speelt in Amsterdam. Het begint op het Centraalstation. Het heeft de sfeer van de jaren tachtig, met junks, poep, punks, fietswrakken en vrijgevochten jeugd. Het is het derde geschenk door de schrijfster; in 1948 schreef ze Oeroeg, haar debuut.* Sindsdien volgde een stroom boeken. In deze uitgave vullen die een pagina. Er zouden er nog meer verschijnen, zelfs nog na haar dood in 2011 werd werk postuum uitgegeven.
De hoofdstukken lijken een strakke structuur te hebben. Het eerste heeft als titel Zondag, net als het laatste hoofdstuk. In acht dagen (en wat terugblikken) beschrijft het boek het verhaal van Xenia, die zichzelf liever Iks noemt, en die na een trektocht van 1½ jaar weer terugkeert naar de stad.
Na Zondag volgen dagboekaantekeningen van een oude man die zich heeft opgesloten in een huis vol boeken en met herinneringen en gedachten. Iks vindt er tijdelijk onderdak om opzoek te gaan naar de vrienden die ze eerder achterliet: Daan en Alma.
Na Maandag volgt weer een titelloos dagboekhoofdstuk met de overdenkingen van de man. Maar als je die vorm herkent dan is hij verdwenen.
Na Dinsdag komen de gedachten en beschouwingen van de jonge vrouw op die plek binnen de structuur. Daar wordt de titel Transit onderstreept. Het draait om de passage van het beleven van een ongecompliceerd avontuur dat zichzelf ontvouwt en laat ontdekken, naar het evalueren van mensen in de omgeving, en het overdenken van stappen in het leven. Of anders omschreven: het lever dat verandert van een vlak stripverhaal op een strook die eindeloos werd afgerold, naar een besef van veelvormigheid.
“Ze werd nieuwsgierig naar dingen die ze eerst gewoon voor kennisgeving had aangenomen. Vroeger had het haar niet uitgemaakt waar ze was, waarheen ze ging; alle omstandigheden leken, voor haar gevoel, overal in wezen gelijk. Maar door die plotselinge drang om meer te weten, ontdekte ze nieuwe ruimte.”Dit besef wordt samengevat in de woorden van de oude man: 'Onvermogen om dimensies te beseffen ontmenselijkt.' Die frase krijgt wel meteen een aparte invulling als werk van Breitner wordt vergeleken met het werken achterop de Amsterdamse vuilniswagen. Als je hem even door het hoofd laat spelen dan begrijp je hem en zie je hoe blik vanacher op de treeplank en het schilderwerk van de Amsterdamse impressionist samenvallen. Het inzicht leidt ook tot de gedachte dat het zoeken naar die gelaagheid de kracht van drugs verklaart: “Roes hief het gevoel op een vlak mens te zijn.”
Na een paar dagen met de oude man gaat ze zelf filosoferen.
De verhouding wordt gelijkwaardiger. Vanaf Woensdag loopt de
structuur bijna geheel via de dagen van de week naar Zondag. De man
is minder zeker dan hij wil tonen. Zijn plek voor de
dagboekaantekeningen in de structuur van Transit is hij dan al kwijt. Wat ervoor
terugkomt is het samen met Iks lezen van oude, nogal sombere en zwartgallige
aantekeningen die hij maakte over de Parijse Commune van 1968, daarin:
“Er bestaat een uit onmacht geboren onverschilligheid, die een vorm van zelfbescherming is. Door onverschillig te zijn, wordt men in zekere zin onkwetsbaar. Door zich buiten de actualiteit te plaatsen, kan men zich immuun maken voor de toenemende rationalisering en mechanisering, en voor het razende tempo waarin dat allemaal gebeurt. Zo duldt men achtervolging en marteling, leert men de verschrikkingen van oorlog verdragen, en ook – verontrustend feit – het lijden van anderen.”
De
man die zichzelf heeft opgesloten in zijn huis, sterker nog in een
kamer van zijn huis, beschermd door gordijnen en boeken, waar hij
zich voorhoudt dat hij niet kan lopen, die man schreef als reactie op
de Parijse Lente dat we misschien bang moeten zijn voor de
“onverschillige
passieve zombie.”
Nog twee keer komen zijn dagboekaantekeningen. De laatste keer zeer kort, als hij beseft dat hij het contact met de jonge vrouw heeft bedorven. De jongere is de oudere voorbij gegaan in denken en doen; de verhoudingen zijn veranderd. Xenia (betekenis: vreemdeling/gastvriend) komt afscheid nemen, maar laat hem niet zitten; ze beschermt hem juist. Net zo min als ze haar oude vriend Daan in de steek laat. Ze gaat erop af. Ze neemt een positie in, omdat het moet; het stripverhaal krijgt vorm met haar in de rol van klein miertje op doorreis naar de confrontatie met een vormeloos glibberig monster.
Nog twee keer komen zijn dagboekaantekeningen. De laatste keer zeer kort, als hij beseft dat hij het contact met de jonge vrouw heeft bedorven. De jongere is de oudere voorbij gegaan in denken en doen; de verhoudingen zijn veranderd. Xenia (betekenis: vreemdeling/gastvriend) komt afscheid nemen, maar laat hem niet zitten; ze beschermt hem juist. Net zo min als ze haar oude vriend Daan in de steek laat. Ze gaat erop af. Ze neemt een positie in, omdat het moet; het stripverhaal krijgt vorm met haar in de rol van klein miertje op doorreis naar de confrontatie met een vormeloos glibberig monster.
Noot:
In1948 zou Hella Haasse Oeroeg schrijven dat werd verkozen tot boekenweekgeschenk schrijven. Ook in 1959 schreef ze het geschenk, een essay onder de titel Dat weet ik zelf niet. Jonge mensen in boek en verhaal. Een paar jaar eerder, in 1956, vertelde ze In mijn boek van vroeger en nu net als zes anderen over haar ervaring als lezer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten