Goed geboekI
is
het boekenweekgeschenk voor 1954. Net als het jaar ervoor is geen geschikte novelle geschreven om uitgegeven te worden als geschenk en ging een redactie onder Jacques
de Haan,
Adriaan
Morriën
en Charles
Boost op zoek en bracht
een bundel met schetsen, korte verhalen, een enkel gedicht en
tekeningen rond het thema boek bijeen.
Een paar
artikelen komen van de redactie zelf. Zo schreef Jacques de Haan
het grappige Wat
mannen lezen..., en Adriaan Morriën het ironische De
gevaren van het lezen en leverde Charles Boost een tekening
over een vrouw die een boek wil dat ze kan uitlezen. Veel van de
schrijvers zijn bekend, zoals Godfried Bomans waarvan twee verhalen zijn opgnomen:
Is
het waar...? over de zin en onzin van weer een literair
tijdschrift en
25.000
boeken over hoe je die allemaal wegstouwt in je huis en hoe
huisgenoten die ze kwijt willen te pareren. Annie
M.G. Schmidt
schrijft dan weer over Wat
vrouwen lezen... (een thema wat we al uit
1951 van haar kennnen) en De
Trilogie; Drie Noose boerenmeisjes in
haar bekende dichtstijl en met een slotlied pakt ze uit over
helden die in het hoge noorden elkaar hartstochtelijk de klamme hand reiken “want
zoenen doen die mensen nooit daar in dat land.”
In
We
schrijven een boek, door Jac.
Van der Ster, bedenkt
de schrijver zijn waarheid en inspireert daarmee zijn eigen
kinderen om te schrijven. Kan het mooier? Spot, ook zelfspot, is
een thema dat regelmatig de kop opsteekt in de bundel. Clare
LennartII
neemt de zeurderige moeite die de schrijver heeft om afscheid van zijn
verse schrijfsel te doen op de korrel in Naar
aanleiding van een manuscipt. Hier leidt die angst tot denken over 'n misdaad
en dat weer tot een nieuw verhaal. Een andere angst is die van de lezer
die het eerste boek dat hij las en dat hem trof niet meer
open durft te slaan, zo schrijft Jaap Romijn in Corrie
en de kaboutertjes. Zou dan misschien blijken dat het een boek met grote letters was en het verhaal onleesbaar van
oubakkenheid? Het boek uit de
titel is echt
verschenen en geschreven door de eveneens genoemde auteur,
Mevrouw Bertha van Osselen-van Delden.
Bertus
AafjesIII
neemt in Kleine
katechismus der poëzie de zelfverklaarde dichter op de
korrel. Er zijn er steeds meer schrijvers: “Als men
heden ten dage uitgaat om een lezer te zoeken, komt men met tien
auteurs thuis. Dit is een ramp.” Tegen de amateur dichters is volgens hem geen
kruid gewassen. Geef je kritiek dan geloven ze die niet op grond
van 'n “subjectieve overtuiging”. Boekenlezers zijn zelf
ook van een onverbeterlijk slag. Moeten ze een kado geven, dan wordt het
een boek, zelfs als de jarige helemaal niet van lezen houdt. Dat blijkt uit Missie
door D. van der Stoep.
Boeken
in gevangenschap door Jacques
Gans (hoe krijg je deze twee Jacques bij elkaar: Gans en Den Haan) hoort tot de betere bijdragen en
begint met:
“In 1933 belandde ik voor het
eerst in een gevangenis. Zoiets had vóór de oorlog een slechte
klank. Nadien was het bijna verdacht wanneer men nimmer met zo'n
tralieburcht kennis maakte. Ik was de mode met een paar jaar
vooruit. In 1933 trok ik in het openbaar partij tegen een Haags
politie-inspecteur, die vergezeld door enige agenten, N.S.B.-ers
met ‘Volk en Vaderland’ beschermde, doch andere krantenlieden
wegzond.” Het gaat echter uiteindelijk om de grap dat de wereld van
het lezen die van de gevangenis doet vergeten. Dat leidt dan weer
tot administratieve onrust.
Ook het langste verhaal in de
bundel (zeven pagina's) Incompleet
van Hella HaasseII
(hier zonder S.) springt er uit. Uit een
boekenkast worden fraai uitgeven deeltjes van verzameld werk van Shakespeare uitgleend en een deel komt
niet terug als de man die ze leende verdwijnt. De verzameling groene bandjes is daardoor
incompleet en dat verbeeld dan weer een ernstiger
gat.
Shakespeare komt ook aan de orde in het verhaal van A.
MarjaIV
Telkens
als het weer Sinterklaas of Boekenweek wordt... Het gaat over een man
waarvan het gezin aan vitaminegebrek leidt. Als hij een postwissel van zijn uitgever krijgt, vertrekt hij naar de groenteboer om eindelijk die dure winter-spinazie of kas-andijvie te kopen. Onderweg kom hij vrienden tegen die net een prachtige uitgave op
de kop hebben getikt, waaronder verzameld werk van de schrijver uit Stratford-upon-Avon, en hij loopt langs de etalages van boekhandels.
Uiteindelijk komt hij thuis met een flinke stapel boeken en hij
overweegt: “één dag zal die scheurbuik nog wel wegblijven.
Bak maar pannekoeken.” Een andere
grote naam die in Goed Geboekt voorbij komt is Erasmus die na 3½ eeuw in
hetzelfde boek lezen wel eens iets anders wilde. In het verhaal staat hij nog aan de Coolsingel. Nu is verplaatst en terug te vinden op het Grotekerkplein. Daar leest hij nog steeds. In het verhaal wordt hijgeholpen
aan een selectie boeken o.a. uit de wereldliteratuur, maar zijn
keuze valt tegen, zo schrijft Gabriël
Smit. Richard Minne
schreef ook al niet geheel positief over een andere grote schrijver in het volgende gedicht:
Gogol
Ik
lees Gogol. Hij is groot. Hij spreekt van liefde en dood, en
dat de mensen klein zijn en voor elkaar venijn zijn en dat
trots alles, dit leven nog hoog staat aangeschreven.
Richard Minne
Dat
boeken niet terug worden gebracht komt niet alleen aan de orde als
ernstige metafoor, maar ook als onhebbelijkheid. C.J.
Kelk schrijft in Eenmaal
's jaars boetelingendag dat er een dag moet komen dat mensen hun de boeken die vergaten terug te geven weer bij de eigenaar kunnen brengen: een algemene Nederlandse boek-boetelingendag. Neem daarvoor bijvoorbeeld de KoppermaandagV. Op de flap aan de achterkaft staat reclame
voor een uitgave door Kees Kelk: Wie
schreef dat? volgens boekwinkeltjes.nl: “Een litterair
spel, dat ge met uzelf en anderen kunt beoefenen.” Kelk is
vrijwel vanaf het begin aanwezig in het geschenk.II Ook
voor CPNB-uitgave Het
gevaarlijke boek van Den Haan wordt reclame gemaakt. (Voor de volledigheid het derde CPNB-boek
op die flap is: Een
ars amandi, door Anne H. Mulder). Kelk sluit af met de
opmerking dat boeken lenen mooi is, maar dat het zelf bezitten nog
meer voldoening geeft. Dat hij een echte verkoper was, wisten we al.
Heel sterk is de uitgaven wat mij
betreft niet. Het is leuk hebbeboekje voor de leesliefhebber en voor
een verloren moment tussendoor. De prijsvraag aan de lezer om te
beoordelen wie de teksten schreef, is ook al verdwenen. “Het wil met
het Boekenweek-geschenk de laatste jaren in zekere zin
niet vlotten,” constateerde
de redactie van dagblad De Tijd. In het dagblad werd het 'een
aardig boeketje van verschillend getinte aardigheidjes' genoemd,
waar men een uurtje genoeglijk mee bezig kan zijn. Het geschenk
lijkt op zijn laatste benen te lopen, maar die indruk
blijkt na 70 jaar niet juist, nog steeds verschijnt een
CPNB-boekenweekgeschenk.
|
Noten: I
Goed geboekt is op de
website van de Nederlandse Bibliotheek te vinden als pdf,
txt,
scan,
of als epub.
Het boek is geïllustreerd door C.H.
(Charles) Boost (ook samensteller), B.
(Bob) van den Born, H.
(Herman) Focke, Catrinus
N. Tas, Bertram
Weihs, en wie kent haar niet Fiep
Westendorp (inderdaad al met een illustratie naast een tekst
van Annie M.G. Schmidt.) Zie voor tekeningen hierboven.
II Na
Hella S. Haasse is Clare Lennart degene met de meeste bijdragen
aan het boekenweekgeschenk (1950 en 1955). Haasse schreef naast
deze bijdrage ook die van 1948, 1959 en 1994. Ook C.J. Kelk (ook
Kees) is veel aanwezig in het geschenk: 1932
(redactie), 1933
(redactie), 1934
(geportretteerde), en 1946.
III
Bertus Aafjes kwam ik veel tegen op een van de weinige
boekenplanken van mijn ouders. De titel intrigeerde me, maar ik
las het nooit. Het was de Meulenhof pocket Morgen bloeien de abrikozen.
IV Marja zou in de oorlogsuitgave
van 1941 het gedicht Na
Oorlog schrijven en in deze bundel Standpunt,
een kort spotdicht:
Mijnheer, ik val Uw standpunt bij dat elke dichter daast,
maar gij toont aan, zo ik mij
niet vergis, dat elk die daast geen dichter is!
V
Noot uit uitgave: “De
Maandag na Driekoningen, die oudtijds feestelijk gevierd werd door
de gilden. Sommige drukkers zenden nog altijd op deze dag
kopperwensen en prenten aan hun klanten.”
|
Geen opmerkingen:
Een reactie posten