woensdag 18 juni 2025

De andere wereld


Marten Toonder diende in 1982 als boekenweekgeschenk de Bommel strip De andere wereld in. De strip was al verschenen in 1979 in NRC-Handelsblad. Tenminste van strip 0415 tot 0486. Voor de CPNB-uitgave voegt Maarten Toonder nog een strook met tekst toe: 0414.* Daarin hebben de heer van stand en zijn trouwe knecht het over de boeken die ze lazen. Dat sluit aan op het thema van de boekenweek van dat jaar: ʽBoeken blijven’.

Bommel las ʽDe negerhut van oom Tom’ en ʽAlleen op de wereld’ en Joost las 'Het slot' van Kafka. Hij vond dat boek weinig boeiend en onbevredigend. Bommel voegt Joost toe dat “men met boeken niet boven zijn stand moet leven.” De kasteelheer had juist wel veel geleerd “dat er in stilte veel geleden wordt op deze wereld, terwijl hoogstaande figuren er veel goed aan kunnen doen.” Met deze woorden neemt hij ook een voorschot op het verhaal van De andere wereld. Dat gaat over vluchtelingen die opduiken rond Bommelstein. 
Tekst loopt door onder strip.
In het geschenk staat ook een voorwoord van Olivier B. Bommel. Dat eindigt met een Postscriptum waarin hij stelt:
“Juist nu het boek op punt van verschijnen staat, maakte een proeflezer mij er op opmerkzaam, dat mijn lotgeval te maken heeft met immigratie; een steen des aanstoots waar sommigen over struikelen.
     Hierover kan ik slechts glimlachen. Ikzelf heb immers de weg gewezen aan iedereen, die de straat opgaat om actie te voeren; zodat men weet waar men terecht komt.”
Het oorspronkelijke verhaal begon met Kweetal, de breinbaas, die met zijn drie dagen achter lopende oloroon loopt te zeulen. Lut Lierelij, de zanger en tokkelaar, met zijn vrijwel onnavolgbare taaltje, die met hem optrekt, meent dat het Kweetal het apparaat beter weg kan gooien:
“Draag niet mede watte swaar is, maar huphop bliede.” En plons daar gaat de techniek zo het Zompzwin in. Doch als je drie dagen tijd laat verdwijnen in het Zwarte Water dan verandert dat de stroom in het meer, de tijd raakt in de war, en de mist vertroebelt ook nog eens het zicht.

Na het weggooien van het apparaat springt het verhaal dan ook naar elders. Dat gaat zo snel dat er twee witte pagina's zijn ingelast om deze sprong te onderstrepen. Kort nadat het geschenk verscheen zorgde dat voor mensen die terug gingen naar de boekhandel om hun misdruk om te ruilen voor een gaaf exemplaar.**
Voorlees uitgave, Bezige Bij, november 2022.

In het derde plaatje van de op de blanco pagina's volgende strook strips schrikt heer bommel wakker van lawaai buiten in zijn tuin. Het angstzweet breekt hem uit. Maar schrik maakte al snel plaats voor gramschap. In zijn tuin stookt een familie van op panda's lijkende beren een vuurtje. Bommel is er niet van gediend en dreigt de politie in te schakelen. Het zijn vluchtelingen uit een land waar wringerds en vulkanische uitbarstingen het leven onleefbaar maken. Het land wordt Apoka genoemd. Burgemeester Dickerdack pleit voor het onderbrengen van de ontheemden in tuinpartijen en voor het verhogen van de belasting om de opvang te bekostigen.

Joost, winkelier Grootgrut, de notabelen, zoals markies de Canteclaer en redacteur en eigenaar van de Rommeldamse Courant de heer O. Fanth Mzn. zijn hier niet van gediend en zetten een comité op waarvan Bommel de voorzitter wordt. Fanth citeert onzorgvuldig uit ʽWien Neêrlands bloed ...’ om de toon voor een artikel over de komst van de vreemdelingen voor zijn krant neer te zetten. Bommel meent dat de Rommeldammers het al moeilijk genoeg hebben: “Niets dan belastingen en ruimtegebrek en stakingen en parkeerproblemen, zodat we niet voor vreemden kunnen gaan zorgen.” En de overheid die heeft geen begrip zo klaagde de kasteelheer op de nog steeds herkenbare en in dit kikkerlandje rondwarende toon.

Heer Ollie mag op televisie uitleggen wat het comité zal gaan doen. Hij laat zijn trouwe vriend Tom Poes een rede schrijven. En daar gaat het mis. Of eigenlijk, juist goed. Tom Poes wil weten vanwaar en waarom de vluchtelingen gekomen zijn. Hij schrijft een empathisch verhaal. Als Bommel voor de camera moet verschijnen is de beer in zijn eeuwig geruite jasje zenuwachtig. Regiseur Ondersteen gaat het om de kik (ook die sensatiezucht bij de pers is nog steeds zeer aanwezig), zo meldt hij, en Bommel moet zich verder niet druk maken. Bommel leest voor: “Vergeleken bij de vluchtelingen hebben we het erg goed. Een bovendien hebben we een gemeentebestuur, dat lieden helpt, die in nood verkeren...” tot tevredenheid van de burgemeester, maar tegen het zere been veel veel anderen. De volgende dag vliegt een overrijpe tomaat door het raam van Bommelstein boven op zijn kop. Bommel wordt uitgekotst.

Via een mislukte tocht met het bootje van Wammes Waggel komt hij uiteindelijk terecht in Apoka, de wereld van de vluchtelingen. Wammes Waggel is geen man van veel woorden. Hij doet wat hij moet doen en zet de vluchtelingen van de andere kant over het Zwarte Water naar de veilige kant. Het is zijn werk. Bommel belandt juist aan de andere kant en ziet dáár dat het leven er inderdaad onleefbaar is, wordt door die situatie geraakt en heeft te doen met de bewoners. Hij vindt dat ze gered moeten worden. De beer vertelt hen aangedikt over het leven in Rommeldam en zijn verhaal leidt tot misverstanden en tot de uittocht van de inwoners naar het land waar de gouden dubloenen aan de bomen zouden groeien. Hij doet dit door de onnavolgbaar verwarde tijd drie dagen in het verleden, zodat hij weer thuis is als de vluchtelingen in het begin van het verhaal door zijn eigen woroden in zijn tuin terechtkomen.

Als hij terugkomt uit de mist van van avontuur in Apoka wordt hij gevraagd door de burgemeester voor de gemeentecommissie tot hulp aan de andere wereld. Redacteur Fanth is soepel van geest en heeft gemerkt dat de lezers “eigenlijk meer vóór” dan tegen de vluchtelingen zijn en wil weer een interview. Bommel laat zich daarin van zijn beste kant zien. Joost is weer trots op zijn heer die oproept de vluchtelingen te steunen. Tenslotte zit iedereen aan tafel en heft Heer Bommel het glas op de hulp aan de Apoka's, die ook hulp aan hemzelf betekent.

De strip is meer dan een verhaaltje. Het is een maatschappelijke boodschap. In het jaar dat toenmalig Koningin Juliana vanuit haar ruim opgezette paleis stelde: “Ons land is vol, ten dele overvol”,*** kwam Maarten Toonder met een ruimhartige visie op de proppen, die een drietal jaar later via een boekenweekgeschenk het grote publiek bereikte met de boodschap dat als je je verdiept en aan de lijve voelt wat de vluchtelingen meemaken dan kan je niet anders dan voor ze opkomen, niet anders dan ze steunen en dat is ook in je eigen belang.****

Noten:
* Er bestaan zodoende dan ook 2 afleveringen met nummer 0414 in de Bommelsaga! Het andere strookje met het nummer 0414 staat in de bundel ʽDit gaat te ver’ in het verhaal ʽheer Bommel en de toekomer’ zo zet Willem Dijkstra op Facebook uiteen.
** Ervaring, indertijd aan klanten meegedeeld door een boekverkoopster van de Literaire Boekhandel te Utrecht bij het uitreiken van dit boekenweekgeschenk. https://nl.wikipedia.org/wiki/Heer_Bommel_en_de_andere_wereld#cite_ref-1
*** De opmerking in de troonrede had veel te maken met de schaarse ruimte voor industrie, ecologie, wegverkeer e.d., maar werd al snel ook gebruikt in de mobilisatie tegen vluchtelingen en migranten bij de opkomst van de Centrum Democraten enwordt in dat kader nog steeds ingezet, zie bijvoorbeeld de tekst van het SGP-kamerlid Flach uit december 2024.Rapport%20van%20de%20Staatscommissie%20Demografische%20Ontwikkelingen%202050-1.pdf
**** Hiermee was de kous nog niet af. De andere wereld zou in 1985 tot een roofdruk leiden ʽOlivier B. Bommel in Nicaragua’. Zie hier.

Geen opmerkingen: