vrijdag 31 oktober 2025

Keefman


Van Jan Arends werd in 1972 de verhalenbundel Keefman uitgegeven door De Bezige Bij. Het boek viel in de smaak en bereikte in de jaren zeventig vier drukken. De schrijver zou er in 1973 de Multatuliprijs voor krijgen. Maar toen Arends op 21 januari 1974 het raam uitsprong, was het juryrapport nog niet gereed. Jeroen Brouwers merkte ironisch op dat hij niet lang genoeg leefde. Aangezien het doel van de prijs 'het stimuleren van de scheppende kunst' was, zag men af van een postume uitreiking. Overigens zou op de dag van zijn dood geheel in stijl zijn bundel 'Lunchpauzegedichten' verschijnen.

De bundel Keefman begint met het titelverhaal. Waarin Keefman zijn visies op de gebrekkige zorg, de slechte verpleging, en de geringe hulp die hij krijgt, meldt aan zijn arts. Welbespraakt argumenteert hij hoe het zit en spreekt zichzelf herhaaldelijk tegen en ondertussen wordt steeds duidelijker wie hij is en hij de molenwieken niet helemaal had weten te ontwijken. Maar uiteindelijk hebben zijn woorden voor hem het gewenste resultaat, een warm onderkomen. 

Ook in het volgende verhaal Vrijgezel op kamers is weer een stem aan het woord die een fuik van gekheid beschrijft waarin hij zwemt bij het zoeken maar en vervolgens bewonen van een kamer. Of de houdster van het pension waar hij in een hok woont echt zo mal is als de verteller denkt, dat is de vraag. Maar over hem geen misverstand. Het zoeken naar woonruimte komt regelmatig terug in Keefman, maardie zoektocht was er ook voortdurend in het leven van de schrijver zelf.
    In het verhaal getiteld
Het ontbijt speelt de schrijver met de mallotigheid van de behandeling die Dirk Koopman als 'bejaarde' krijgt van verzorgster Wolf. De eerste is jarig en krijgt wat extra eten op zijn bordje in het tehuis waar hij verblijft. Het opgewaardeerde maal is echter niet aan de aap van een man besteedt. De tweede is op mijn minst flink overspannen. De gang van zaken is zelfs voor de huisarts die aan het bejaardentehuis is verbonden een verwarrende zaak. De eerste drie verhalen vullen zo'n twee derde van het boek. Er komen dan nog tien kortere verhalen.

In
Koninginnendag wil een man bij paleis Soestdijk Prins Bernard tot ridder slaan. Hij duwde wat soldaten opzij en liep naar het paleis. Juliana riep: “Grijp die man vast. Want die is gek. Die is gevaarlijk.” De man wordt gegrepen door een marechaussee en verbaast zich over de angst voor hem. Als hij het zich herinnert verveeld hij zich in een 'gekkenhuis'. Was er geen ledigheid, maar had hij iets om handen dan zou hij beter kunnen begrijpen waarom de mensen zo zijn.
    In de groentewinkel vertelt een klant over de pikante wensen van haar dominante en gewelddadige man. De verkoopster matst haar met de prijs, maar hoopt dat ze snel vertrekt. Het is niet goed voor de handel dergelijke klanten te hebben en niet alleen haar man ook, zij lijkt niet goed wijs.

Lena kan er niets aan doen. Ze is zo geboren. Ze stinkt. Ze stinkt enorm. Toch raakt de slechtste student van het land verliefd op haar. Ook hij zoekt een kamer. Samen beleven ze een warme, om niet te zeggen hete, laatste avond in bed. De titel van Jan Arends gedichtenbundel Ik had een strohoed en een wandelstok komen we ook tegen in het slot van dit verhaal. Hier is dat als de gewenste attributen van een souteneur.

Een visser is mijn favoriete verhaal in de bundel. Weer een man die niet spoort, zowel letterlijk als figuurlijk. Het is een verhaal over komen, zijn en gaan en dat zonder dat er een spoor achterblijft; niet tussen de waterplanten en niet op de kant. Hoeveel we ook doen, onze sporen verdwijnen met de wind.

In
Barre welvaart en Het gareel spot Arends met de honoraria voor schrijvers, de subsidies en de oneerlijkheid in het algemeen. In het eerste verhaal wordt hij zo goed betaald dat het geld niet meer te bergen is. De vraag is niet hoe je het krijgt, maar hoe je ervan afkomt. De hospita – ja daar is ze weer – maakt zich zorgen over het gewicht van de geldopslag. 

De liefdadigheid en de normen die daar bij horen krijgen er dan weer van langs in De kranteneter, De weldoener en Broodje tartaar. De gever neemt een broodje met veel, de ander krijgt een broodje met weinig tartaar.
    Wrang is het verhaal
De zelfmoordenaar en dat niet alleen gezien de afloop van Arends eigen leven, maar ook hoe de man zichtbaar zijn eigen dood voorbereid, net op tijd ontdekt wordt, en dat niet positief waarddert aangezien zijn rotleven weer verder ging.

Er is een psychiatrische organisatie naar de schrijver genoemd, want:
“De thematiek in zijn boeken en poëzie heeft veel raakvlakken met de dagelijkse praktijk van onze organisatie. Hij was onconventioneel, ‘moeilijk’ en werd regelmatig opgenomen vanwege alcoholverslaving en zijn onrustige geest.” Iedereen heeft het het vermogen om te groeien en het leven weer op te pakken, menen zij. Had Arends de inzet van zijn naam voor dit doel meegemaakt, dan had hij vast een verhaal met commentaar op die keuze geschreven, en daarin de organisatie op de korrel genomen.

De tragiek 
in het leven van Arends zit zelfs in een typefout. Keefman had Leefman moeten heten, zo lees ik in een verzameling weetjes over het leven van de schrijver Arends.
     Tussen Arends en zijn werk zat geen licht, of als dat er wel was, niet veel meer dan een zeer smalle spleet. Dat lees je aan de indringende en pijnlijk rakende teksten af. Je snapt na Keefman dat mensen hem de Nobelprijs van de literatuur toewensten.

dinsdag 28 oktober 2025

Kiezen



Ruim een maand heb ik niet op de fiets gezeten. Er was daarvoor nog sprake dat we een nacht zouden gaan kamperen. Inmiddels is het echt herfst en zijn de nachten een stuk onder de 10 °C. Weg op de fiets met de tent is nu meer iets voor de stevige doorzetters. Dan komt die nieuwe tent volgend jaar wel. Nu eerst een stukje met de structuur, zoals ik mijn naar-het-strand-fietsstukjes tot 8 mei meestal schreef.

Door een onwillig oog, gaat het lezen en schrijven me slecht af. Beide zijn belangrijk in mijn leven. Ik kan niet de heel tijd naar wielersporters, snoekeraars, en voetballers kijken. Dan wordt je toch wel wat al te suf. Dus probeer ik te schrijven en te blijven lezen tot de ogen zeggen: Help stop! Soms wordt ik er naar en droevig van. Fietsen kan ook nog. En dat is fijn. Dat bleek vandaag weer.


Maar goed. Vorige week kwam ik een mooi plaatje tegen van het eerste van vier fregatten dat Damen voor Colombia aan het bouwen is. (Ja het gaat niet alleen maar slecht met orders voor de scheepsbouwer uit Gorinchem.) 

Op het plaatje niet alleen het schip, maar ook de bedrijven die de onderdelen leveren. 
Uit die gegevens blijkt dat op het schip wapens, gevechtssystemen, radar en sensoren zullen zitten van bedrijven uit Denemarken, Europese samenwerking MBDA, Italië, Spanje, VK, VS en Zuid-Korea en vooral Zweden.
     Damen levert dan wel, maar dat betekent niet dat er geen andere partijen zijn die ook winst maken door die handel. Het project staat wél onder controle van Damen en Nederland moet dan ook de exportvergunning verstrekken voor de levering van het gehele 'wapenplatform' of valt dat onder de vergunning voor scheepsontwikkeling, van €16 miljoen?


De buren houden ook van Damen ontwerpen en 
kopen ze in Cuba (daar is een Damen werf) of bouwen ze zelf. (Overigens net als de andere partij die het vuurtje opstookt aan de zuidgrens van de Caraïbische Zee die vaart ook met Damen schepen (zie pagina 142).)

***
Voordat ik op de fiets stap, raap ik het stempotloodje uit een hoek. Het slingert al rond sinds een verkiezing eerder in de corona periode. Iedereen kreeg een eigen exemplaar.

Het wordt kiezen voor het minst kwade. Voor links is er weinig keus, als je het strategisch kiezen (resultaat een coalitie net rechts van het midden met PvdA-GroenLinks, CDA en D66 + nog één') laat afvallen, omdat dit Nederland niet zal genezen van de glijnaarrechts. Maar moet je daar wel aan denken onderweg? Zoek liever naar een mooie bloem voor iemand die vandaag jarig is.
     Het is bovendien een fraaie herfstdag: stevige wind, zonnetje, gekleurde bladeren en een stukje van een bui. Heel toepasselijk kom ik ook een boek tegen van Carola Houtekamer (die is inmiddels de Damen journaliste van Nederland).   
     Bloemen van een maand geleden zijn verdwenen, stukken gemaaid of wegen afgezet. Het veranderd door alle activiteit nog sneller dan de natuur al beweegt. De zee ligt er nog als vanouds en de golven rollen en schuimen. Op het strand een blauwe kwal die aan zijn eindje komt.
    Goeie verkiezingen dan maar morgen!

***
Om het af te maken een muziekje. Maar als ik het lied Black Girl uitkies dan begint het pas. Er is
een songtekst, maar die wijkt af van wat ik hoor. Het schijnt dat er veel variates zijn. Op de wiki over het lied worden die (en een flinke lijst met verschillende uitvoeringen) genoemd. 'Mijn' uitvoering uit 1965 staat er niet eens bij. Hij komt van Clifford Jordans album These are my roots.

De zangeres, waardoor het me opviel, is Sandra Douglas.
Huddie Ledbetter, alias Lead Belly, de muzikant die centraal staat op de LP van Jordan, zong het ook. Op een site die over Lead Belly gaat, leer ik dat er nog een lied met Sandra Douglas op het album staat. Dat is het bekende Take This Hammer.
     Beide liederen kennen een lange geschiedenis en werden mogelijk al gezongen in 1870. Black Girl is een samenvoeging van twee liedjes:
'In the Pines' en 'The Longest Train'.

Meer kan ik van Sandra Douglas niet vinden. Haar nichtje zegt op youtube dat tante veel te vroeg is overleden en dat Black Girl een van haar weinige nummers is die ze kent. Laat ik dat en
Take this hammer dan maar beide plaatsen. Ze zingt fijn.








zondag 26 oktober 2025

Je kan gaan. Je kan luisteren.



Nee zo erg was het helemaal niet.

De zaal zou helemaal vollopen. Ik vond alleen dat uitgelichte rood zo mooi en was een van de eersten op mijn stoeltje.
 
Dat stoeltje stond in het DeLaMar theater en voorstelling heette Millennial I VREDE (zie voor speeldata*) door theatergroep Oostpool.

Het is een toneelstuk waarin anders naar oorlog en vrede wordt gekeken dan gewoonlijk in de media. Je proeft ergens ver weg onder de woorden van de voorstelling de oorlog in Oekraïne, Gaza en DR Congo, maar Millennial I VREDE handelt rond een denkbeeldig conflict dat op de achtergrond speelt. Dat heeft het voordeel dat er op abstracter niveau kan worden gesproken dan als je een reëel conflict naar voren zou halen.

Intussen praten de acteurs (de bekendste Georgina Verbaan) over de zin en onzin van engagement. Wordt in een handomdraai een actie tegen de dienstplicht uit de grond gestampt, een protestlied gemaakt (zangeres is actrice Esperanza Denswil/Pink Oculus) en een scherpe mening verwoord over de stijging van de Defensiebegroting en de vraag gesteld waarom noemen we dit eigenlijk 'defensie'.

Maar goed ik wam er terecht door de podcast bij de voorstelling waarin Wendela de Vries aan het woord is. Ook dat extraatje aan de randen van de voorstelling is de moeite van het luisteren waard. Haar woorden passen bovendien goed bij de voorstelling.

* in Alkmaar, Amersfoort, Amstelveen, Amsterdam, Breda, Delft, Den Bosh, Den Haag, Deventer, Doetinchem, Groningen, Haarlem, Hengelo, Leiden, Leeuwarden, Maastricht, Tilburg, Utrecht, Venlo, Wageningen, Zaandam en Zwolle. Meer informatie; https://www.oostpool.nl/voorstellingen/millennial-i-vrede/

Extra

zaterdag 25 oktober 2025

Geen woorden, maar daden

“Geen woorden, maar daden. Leve Feijenoord één.” Dit zongen de Feijenoord supporters van een jaar of twaalf geleden al. Maar veel meer dan een beetje juichen als hun club aan de aan de bal was en spandoeken meedragen deden ze niet, of je moet het negatieve uitjoelen van de tegenpartij, ook als aanmoediging van hun club beschouwen.

Nee dan is er in die ruim tien jaar wel wat veranderd. Tegenwoordig zou je kunnen zeggen dat de supporters actiever zijn dan de spelers en niet alleen op en om het veld, maar ook ver daarbuiten, tussen het station van hun favoriete en de te bezoeken ploeg.
     Om nu dit cynisme over de hedendaagse supporter te verlaten zal ik toch wat concreter moeten worden over de aard van deze activiteiten.
     Omdat over dit alles een boek te schrijven is, zal ik me beperken tot de entourage van een uitverkochte wedstrijd tussen twee grote ploegen.
     Hierbij is het massaal naar binnen dringen, onder luid zingen van de clubliederen, zonder te betalen de onschuldigste vorm van de supporter mentaliteit.
     Als men binnen in het stadion is gekomen, blijkt dat ook de suppoosten voor een deel schuld hebben aan de agressieve massahysterie die al na een paar minuten voetbal zal ontstaan.
     Deze personen hebber er totaal geen moeite mee als je bij je vrienden in het al overvolle vak wilt zitten. Daar moet je dan wel een gulden of vijf voor in zijn hand stoppen. Die man zal het ook wel niet zo breed hebben, het is best te begrijpen dat hij wat bij wilt schnabbelen, maar toch ….
    En als dan na een paar minuten enkele mensen al een klap op hun ogen hebben gehad, omdat ze voor de verkeerde club juichten – leve de democratie – ja dan beginnen ook de antisemitische leuzen om je oren te vliegen.
     Dit alles is voor mij reden om voortaan thuis voor de televisie te genieten van voetbal.
Dan heb ik ook geen last van de daden die, denk ik, het verouderen van de treinen tegen moet gaan.

-----

Dit schreef ik in juli 1984. Als matroos bij de marine volgde ik een cursus HAVO-Nederlands bij de Leidse Onderwijsinstellingen, LOI. Dit stuurde ik in als opstel. Zowel voor stijl als taal kreeg ik een 8 en er stond “goed” onder. Niet lang daarvoor was ik de Kuip naar Feijenoord-Ajax geweest, samen met dekmatroos Rien en wat andere Feijenoord supporters. Ik zat bij hen in het vak terwijl ik voor Ajax was. (Om eerlijk te zijn in 2025 kijk ik met meer plezier naar 010 dan naar 020).

Er zijn drie opstellen bewaard gebleven. Ik herinner me dat er ook een vierde was over seksisme binnen de marine. Maar dat kan ik niet meer vinden.

Martins hobby, Mei 1984
Geen woorden, maar daden, Jul 1984
Morgen zal de lucht nog smeriger zijn! Okt 1984


Martins hobby

Sinds Martin op Curaçao is, heeft hij er een hobby bijgekregen: het snorkelen. Zijn maten waar hij 's avond mee gaat stappen, noemen hem een zoetig kereltje, maar daar trekt hij zich weinig van aan. Hij is juist zo blij dat hij niet meer iedere dag aan boord bij de tap hoeft te zitten. Nee 's avonds is hij wel van de partij, als hij zich lekker gedoucht en flink wat gegeten heeft, want van dat snorkelen krijg je wel honger.

Martins maten snappen er niets van. Hij is nog steeds gezellig, maar dat snorkelen is toch meer iets voor doetjes en de lui die zo flink doen met hun duikset aan boord.
     Ze willen toch ook wel eens kijken, wat dat snorkelen dan eigenlijk wel inhoud. Ze weten zelf geen plekjes, maar ze durven ook niet zo goed naar Martin toe te stappen, om te vragen of ze mee mogen, maar ze hebben weinig keus. Martin is meteen enthousiast over hun verzoek en zo zitten ze de volgende dag in Martins oude, versleten en hobbelende kevertje, waarvan een portier niet meer werkt, en de voorruit eruit ligt, zodat ze constant stof zitten te happen en blij zijn dat ze op Boca St. Michiel aangekomen eindelijk wat kunnen drinken.
     Rob en Erwin liggen nog niet in het water of ze hebben het al moeilijk. Ze krijgen meer water dan lucht door hun pijpje naar binnen. Maar na een paar kleine aanwijzingen van Martin – die deze problemen zelf ook gehad heeft – is ook dat verholpen. De jongens zwemmen nog wat rond voor de stijger, maar daar is niet zoveel te zien, op wat lichtgeel gestreepte vissen na. Ze gaan meer naar het rotsige gedeelte van de baai, er is daar zoveel te zien tussen kersen, waaier en vele andere soorten koraal. Martin vindt de weg door alle geulen tussen de koralen als in zijn broekzak en zo zien ze lip-, trompet-, papegaai- en vele andere andere soorten vis. Het is eigenlijk teveel om op te noemen. Wat veel indruk op de jongens maakt is een school inktvissen die op een meter of vijf voorbij komt (zetten) zwemmen als een escadrille kleine straaljagers. Na een poosje prikt Martin een zeeappel kapot, zodat de vissen zich te goed kunnen doen aan het witte vlees, een heel leuk gezicht die voornamelijk gele vissen tussen de in het rond zwevende naalden.
     Opeens ziet Rob een paar zeeschildpadden zwemmen, welke de jongens proberen te bereiken door ze de pas af te snijden, wat op
een paar meter na lukt. Maar als ze er bijna zijn verdwijnen de beesten over de blauwe rand de diepte in. Alleen Erwin duikt ze nog achterna. Dat is natuurlijk verspilde moeite . Toch blijft hij vrij lang onderwater en als hij bovenkomt zien Rob en Martin ondanks zijn duikbril aan zijn gezicht dat hi iets bijzonders gezien heeft. Hij vertelt Rob en Martin dan ook een ongeloofwaardig verhaal over zwart koraal dat in grote hoeveelheden, en van behoorlijke dikte – hij schat wel drie cm – op een meter of zeven te vinden zou zijn. Rob en Martin willen zichzelf ook overtuigen en gaan achter Erwin aan de diepte in. En ja op de ongeveer zeven meter. Ze konden hun ogen niet geloven. Als ze het af zouden plukken, dan zou de hele bemanning erover spreken en zouden ze de duikers die het op 35 á 40 meter gaan halen een hak zetten. Ze gingen eerst naar boven om lucht te scheppen en te overleggen. Martin die weet dat zwart koraal maar heel langzaam groeit, twijfelt eigenlijk waar hij nu voorrang aan moet geven: zijn naam aan boord of de natuur in de vorm van beschermd zwart koraal van enkele eeuwen oud. Nadat Martin dit aan de anderen had voorgelegd, is het Erwin die de knoop doorhakt. Hij zegt: “Als we dit plukken allleen voor onze naam en om anderen een hak te zetten dan zijn wij nog minder dan die duikers die het weghalen alleen voor de heb.”
     Hopelijk staat het er nu een jaar later nog.

Opm: Ik weet niet of het bezwaarlijk is, maar het is niet mogelijk dat zwart koraal op minder dan een meter of 25 groeit.

----

Dit schreef ik in mei 1984. Als matroos bij de marine volgde ik een cursus HAVO-Nederlands bij de Leidse Onderwijsinstellingen, LOI. Dit stuurde ik in als opstel. Voor stijl kreeg ik er een 8 voor en voor taal een 7 en er stond onder “U schrijf goed Gaat u zo door”. En achter mijn vragende opmerking aan het eind stond “nee”.
Met Rob en Erwin trok ik destijds veel op of ik ook met hen ging snorkelen? Met twee anderen ben ik gaan duiken en ooit zag ik een schildpad verdwijnen over de blauwe rand. Feit en fictie lopen hier vreemd door elkaar, als is het maar omdat ik geen rijbewijs heb, laat staan een auto gehad. 

Er zijn drie opstellen bewaard gebleven. Ik herinner me dat er ook een vierde was over seksisme binnen de marine. Maar dat kan ik niet meer vinden.

Martins hobby, Mei 1984
Geen woorden, maar daden, Jul 1984
Morgen zal de lucht nog smeriger zijn! Okt 1984


vrijdag 24 oktober 2025

De stad der blinden

 




De stad der blinden (1995) van José Saramago gaat fors uit de startblokken. Hoewel. Voor een stoplicht staat een auto juist stil als die bij groen licht niet meer vertrekt. Toch als je zelfs dan niet verder kan, dan is het flink mis. De bestuurder is plots, zonder enige aanleiding of waarschuwing, blind geworden. Hij bedenkt zich dat hij nooit meer zou zien of een licht op rood zou staan. Bij zijn blindheid is niet alles is op zwart gegaan, maar juist op melkwit. Al snel blijkt: dag en nacht, altijd is het wit.

De kwaal is besmettelijk. Mensen die de man tegenkwam en de patiënten van de oogarts die hij bezocht, treft de ziekte ook. De oogarts zelf ziet tijdens het zoeken naar de achtergronden van de aandoening opeens zijn medische handboeken niet meer. Uit de groep rondom deze oogartsenpraktijk komen de personages die het uitgebreidst in
De stad beschreven worden. Ze ontmoeten elkaar in een leegstaande psychiatrische instelling waar ze in quarantaine moeten en ze worden bewaakt door militairen. De extreme uitsluiting zou niet helpen om de ziekte in te dammen.

De zinnen van de dialogen en zinnen die deze omringen worden niet afgesloten met een punt, maar met een komma. Het leest anders, wat lastiger, maar niet erg storend, wel opvallend. Hiermee wordt een schrijfgewoonte doorbroken en dat dwingt je te denken over het waarom daarvan. Spreken blinden zo met elkaar als een gezichtsuitdrukking 
niet de punt aan het eind van een woordenstroom onderstreept als de spreker uitgesproken is? Voor blinden is er de stilte die de ruimte geeft waarin de volgende met een zin begint. Staat die komma daarvoor? Waardoor je hier als lezer ook even net wat beter op moet letten? Of is het toch 'tergende interpunctie', zoals een ziekenhuis directeur meende die zijn relatie met het boek beschreef?

In het begin worden mogelijk besmette personen en blinden uit elkaar gehouden en verdeeld over de twee kanten van het complex. Cynisch wordt van te voren al vastgesteld dat voor het handhaven van die scheiding geen personeel nodig is: zij die nog wel kunnen zien, zullen de blinden stante pede buiten zetten vanwege eigenbelang. Als er echter steeds meer geïnterneerden bijkomen dan is de druk op de ruimte zo groot dat dit onderscheid toch wegvalt.
     Iedere dag worden de harteloze regels door een intercom aan de als melaatsen opgesloten mensen doorgegeven. Mocht de strengheid daarvan niet duidelijk zijn, dan wordt dit wel duidelijk uit het schietgrage gedrag van sommige militairen.
“Als dit nog een tijd is dat soldaten verantwoording moeten afleggen voor de kogels die ze afvuren, zullen deze hier durven zweren dat ze hebben gehandeld uit noodweer en ter bescherming van ongewapende maten (…),” zo meent de vertelstem op de achtergrond na het door de tralies afknallen van bijna twintig blinden.

Een kolonel vindt dat een dode blinde geen besmettelijke blinde meer is. Opgeruimd staat netjes. Als hij zelf blind wordt, is het de vraag of hij nog steeds die visie heeft, maar aangezien hij in een opvang van de krijgsmacht verdwijnt, raakt hij en het antwoord daarop buiten zicht. Er is ook een sergeant die probeert de soldaten wat te temperen die uit angst of klootzakkerij willen schieten op de blinden. Wonderwel slaagt hij daar in.

Al op een kwart begin je te denken wat kan er nog meer geschreven worden over deze situatie. Saramago schrijft echter nog een paar honderd pagina's door zonder dat het langdradig wordt. Hij leeft zich in: in de blinden; in mensen in een uitzichtloze situatie; in opgesloten zieken die proberen hun eigen hachje te redden; in hen die organisatie in de wandorde willen brengen, terwijl vrijwel allen niets kunnen zien en het onderkomen smerig, slecht ingedeeld en te klein is; en in lafaards, egoïsten en in hen die zich daaartegen gaan verdedigen, desnoods met geweld.
     Bovendien als er meer blinden opgesloten worden, meer dan in de ruimte passen, vervuilt het hele complex in extreme mate en zijn er ook mensen die hun eigen positie versterken ten kosten van het voedsel van anderen, die vrouwen seksueel misbruiken en op andere manieren gewelddadig naar hun mede gedetineerden optreden. Het opsluiten is overheidsbeleid, het grof bewaken een militaire opdracht, maar in de onmenselijkte situatie komt de grootste bedreiging van binnen. De berichten door de intercom maakten al duidelijk dat er niet door de militairen
zou worden ingegrepen mocht het mis gaan. Die verantwoordelijkheid ligt bij de geïnterneerden zelf.
     Ook buiten de gevangenis raakt de samenleving (zonder de mensen om het werk te doen) voorzieningen kwijt en wankelt ze vervuild en ordeloos naar het einde. Winkels, waterleiding, eigendomsrechten, alles is ingestort waarop de mens zijn leven bouwde. De blinde mens is niet meer in staat de complexe maatschappij te laten functioneren.

Op een plein staan groepen mensen te luisteren naar sprekers die oreren over allerlei redenen, spookverhalen en complotten die de oorzaak voor de – wetenschappelijk en geneeskundig onverklaarbare – ramp zijn. Niet ver daarvandaan staan op een ander plein gelijkvormige groepen die luisteren naar sprekers die economische, sociale en politieke achtergronden schetsen. De onderwerpen van die toespraken komen in de gegeven situatie weinig praktisch over. Maar de vrouw van de oogarts merkt wel op dat het hier op dit tweede plein om organisatie gaat. Ze vraagt haar man: “En hoe kan een maatschappij van blinden zich organiseren om te leven?” Hij in een cirkelredenering: “Door zich te organiseren, je organiseren is in zekere zin ogen hebben.” Veel recensies stellen dat Saramago weinig fiducie heeft in de maatschappij en de mensheid. Hij schildert de schaduwzijdes waar hij die ziet, maar wel voorzien van lichte streken, juist om de blik anders te richten. Zonder organisatie gaat het lichaam dood, meent de arts uit de roman dan ook.

De stad is een distopische roman. De woorden distopie en distopisch waren destijds nog niet zo gangbaar en kwamen pas vanaf een kleine vijftien jaar geleden in zwang en het enthousiasme ervoor kreeg nog meer de wind in de zeilen tijdens de pandemie. Hier is het een methode om te onderzoeken hoe mensen zich gedragen in omstandigheden die alles op losse schroeven zetten. Daaronder mensen als de vrouw van de oogarts, die blijft herhalen: “Als we niet helemaal als mensen kunnen leven, laten we dan tenminste alles doen om niet helemaal als beesten te leven.” Haar man merkte op: “Ik denk dat we niet blind zijn geworden, ik denk dat we blind zijn, Blinden die zien, Blinden die ziende niet zien.” En dat sluit dan weer aan op het motto van het boek: “Wie ogen heeft, die kijke. Wie zien kan, neme waar.” (Se podes olhar, vê. Se podes ver, repara.)

De melkwitte blindheid, lijkt meer dan een medisch gebrek. Ze staat ook als beeldspraak voor het niet zien door mensen, zelfs niet met de ogen open. Of ze staat bijvoorbeeld voor het leven in een wereld waar geen hoop meer is. Er komen verschillende metaforische betekenissen van de blindheid voorbij (de originele Portugese titel was niet voor niets,
Ensaio sobre a Cegueira - Essay aangaande blindheid). “Het is maar al te waar dat hij die niet wil zien de ergste blinde is,” zegt de vrouw van de oogarts.
     
“Saramago is een expliciet politiek geëngageerde schrijver, die er niet voor terugschrikt de samenleving te confronteren met lastige vraagstukken en die van mening is dat met name intellectuelen een verantwoordelijkheid hebben jegens de samenleving,” merkte Paulo de Medeiros op die dit boek behandelde tijdens zijn oratie als hoogleraar Portugese Taal en Cultuur aan de Universiteit van Utrecht .
    De Medeiros wijst er ook op dat in de roman het vermogen lief te hebben als hoofdkenmerk van de mens wordt verbeeld. En liefde is niet bezitten maar delen. Zelfs je geliefde als het zo loopt en die dat wenst.

Intussen verwerkt Saramago ook nog een visie op de rol van de schrijver, de functie van de literatuur en op de schoonheid van kunst. Terloops komen figuren uit de taal voorbij, waar zien, kijken e.d. een hoofdrol speelt en die we ongemerkt in onze taal gebruiken. Zelfs blinden doen dat nog.
     Wij trekken als lezers op met een persoon die nog wel kan zien en daardoor beelden kan leveren aan de groep waar zij toe behoort en daarmee aan de lezer van
De stad; soms krijgt die laatste zelfs de gruwelen voorgezet die aan haar fictieve medestanders worden verzwegen.

Los van het verhaal kom je regelmatig mooie zinnen tegen, zoals: “De deurklink is de uitgestoken hand van een huis,” en dat is hij zeker voor blinden. Uiteindelijk is de roman een pleidooi voor een wereld van zienden in brede zin. De wereld is in De stad ingrijpend veranderd door wat ze meemaakte, maar ze is er nog. Kijk maar!



maandag 20 oktober 2025

Het begon met een oog


Met mijn hand op mijn rechteroog kijk ik naar het witte veld op mijn computer. Het verbeeld een vel papier waarop ik kan typen. De lijnen ervan staan hol en bol en hebben deuken; recht zijn ze zeker niet. “Je oog en hersenen moeten nog vier maanden wennen,” zei de oogarts half oktober op mijn vraag of dit over zou gaan.

Dat gesprek was een eindpunt in een acute aanpak van het probleem. Mijn netvlies was losgekomen van mijn oogbol en tussen beide was vocht gekomen. Tijdens het loslaten trok de bol scheurtjes en gaten in het vlies. Die werden onder plaatselijke verdoving met een laser weer gedicht, bijna alsof er een nettenboeter aan het werk was met state of the art precisie gereedschap.

Eigenlijk merkte ik al langer rare dingetjes met mijn oog: zwarte flieders, torretjes op de lakens en toen viel me op: veel minder zicht. “Mijn oog doet het minder,” bromde ik op 25 september aan tafel. De dag erna ging ik fietsen en merkte dat ik minder diepte zag en er echt wat loos was. Toen legde ik voor het eerst mijn hand over mijn werkende oog en zag dat het linker nog maar zo'n vierde zicht had, alsof er papier voor de rechterkant ervan was geschoven.

Het was vrijdagmiddag. Ik besloot op maandag te gaan bellen met de oogkliniek waar het jaar ervoor mijn staaroperaties waren gedaan. Contact krijgen was niet makkelijk. Uiteindelijk deed de ziekenhuis app het, nadat het ook daarmee eerst verkeerd liep. (Ik zou ze de kost niet willen geven die er niet doorkomen.) Maar toen mocht ik meteen komen. Na een kort onderzoek werd ik doorverwezen naar de oogkliniek van VU-AMC. Dinsdag daar weer onderzoek. Resultaat: operatie binnen een week. Het belletje kwam woensdag al: donderdag om 7.45 aanwezig zijn en meteen onder 'het mes'. Al-met-al snel als een storm; het was nog geen week sinds ik constateerde dat mijn oog het minder deed en de operatie was al achter de rug. Emotioneel niet bij te houden, zo efficiënt en flitsend was de zorg.

Met een plastic kapje op het hoofd geplakt en slaapdwang naar bed (bij voorkeur op de rechterzij – die doet al bijna het hele jaar pijn – en ook linkerzij). Het zicht wilde niet erg terugkomen. Om op het ergste voorbereid te zijn, legde ik me al neer bij één oog. Pas na een dag of negen kwam er aan de bovenkant weer enig zicht. Het gas waarmee mijn oogbol na de operatie was gevuld, trok zich terug en glasvocht (wat er hoort) kwam er voor in de plaats. Mijn linker oog kon klotsen als een halfvol aquarium en ik was daarin de vis die half onder en half boven water keek. Later kwam er een zwart omrand cirkeltje en na tweeënhalve week was dat ook weg en ging ik voor controle naar de al genoemde arts.

Intussen had mijn kuit door de plotselinge werkeloosheid veel pijn gedaan. Langzaam was ik na een kleine twee weken weer voorzichtig gaan spinneren en de pijn verdween. (Eind oktober kwam ze weer terug.) Er kwam andere pijn (9/10). Nu in mijn luchtpijp, schoudergewricht, en later in mijn ribben. Ik weet het aan de slaapdwang. Het betekende stoppen met het trappen, de pijn was te erg.

Een paar dagen later (16/10) pakte ik de ouwe trouwe Fongers uit de schuur voor een klein stukje naar het gezondheidscentrum en merkte op de terugweg dat mijn longen dat meer dan genoeg vonden. Geen slaapdwang als ooraak oordeelde ik inmiddels, maar een infectie gecombineerd met een griepje of zeer zware verkoudheid. Toch wilde ik weer wat doen om suiker en bloeddruk een beetje onder controle te houden. Weer een paar dagen later heel zacht een kwartiertje trappen. Kijken wat de reactie is en als het goed gaat naar twee maal een kwartier. Van een programma is nauwelijks sprake. Het lijf bepaalt. Even geen stip over of aan de horizon, maar iets kleins ver voor die lijn in de verte.

Dat oog wordt wel weer beter bruikbaar. Dan zal het met die longen ook goed komen. Toch? Het kost me moeite geestelijk niet door mijn hoeven te zakken. Er komt de laatste jaren teveel. Daarom voorlopig meer gericht op de moed erin houden dan aan het opvijzelen van de conditie denken. Maar het is goed dat ik weer haren op mijn hoofd laat groeien, dan kan ik me daaraan omhoog trekken.

(Als ik toch weer begonnen ben komt er begin november weer een kink in de kabel. Grieperig, maar vooral enorm veel pijn aan de de rechterkant van mijn bovenlichaam en dat vooral in bed (7/11). Het begint vrijdag en de woensdag erna lig ik er nog van wakker (al doet een Ibobrufen bij dit kwaaltje wonderen). probeer stap-voor-stap de conditie weer op te bouwen. Twee weken na die tweede keer 'griep' krijg ik de trapppers van de spinner nauwlijks rond en daarbij pijn in de zij (ik verdeel het in stukjs, maar moet toch halverwege stoppen). Ik waarschuw je lijf: als je weer begint dan moet je naar de dokter!
     En dat oog werkt met effecten alsof het een lachspiegel wil nabootsen. Het vervormt rechte lijnen. Lezen doet het ook na bijna twee maanden niet. Toch ben ik ondanks de vermoeidheid doorgaans redelijk opgewekt. Als ik verzucht 'geef me ogen,' dan prijs ik me meteen gelukig met wat ik - vooral met dat ene oog - zie.) 

Gisteren hoorde (23/11) ik veldrijdter Sara Casasola zeggen dat ze de benen wel had, maar nog niet de liongen na haar ziekt die begon in het weekend dat ook ik de tweede keer last kreeg. Ze werd er tweede mee. Het was hoopgevend. De volgende dag merkte ik dat ik alleen maar minder kon (korter en een stuk lichter) dan in de voorgaande periode op de hometrainer. Ach je als 63 jarige man vergelijken met een topsportster die volgende week 26 jaar wordt en die vermoedelijk zo snel mogelijk wordt opgelapt met medische middelen. Dat is gespeend van gevoel voor de realiteit. Toch als het bij haar beter wordt, waarom bij mij dan niet. De hoeven hebben het moailijk genoeg vaste grond te vinden, ook met hoop in de verte en laat ik daar dan aan vasthouden. Ik doe een dag of drie helemaal niets. Het moet over.

Op 1 december eindelijk maar eens naar de huisarts. Ik had me voorgenomen dat als de ernstige pijn niet over ou zijn die stap te zetten. Volgende dag ziekenhuis. Eerst door het bedrijf van de bloedafname. Ik kreeg bewondering voor de vrouw die aan de voorkant alles in goede banen moest leiden en dat streng en riendelijk deed. Dan door naar de röntgenafdeling. Eerst inchecken bij de paal. "Lukt het mijnheer," vroeg een medewerkster van het ziekenhuis. Dat wist ik nog niet, maar zij leidde me er door. Dat kwam mooi uit, want de paal wenste me niet aan te melden. Ik moest eerst naar de afdeling administratie, daar vertelde men dat er nog een foto gemaakt moest worden. Al bij al, zijn de onderzoeksgegevens geleverd, en dat in eenbijzonder efficiënte omgeving en in rap tempo. Nog geen twee uur uit en thuis. Nu kijken wat er komt.

Dat was een telefoontje voor een volgende test. Naar de Oost vestiging van hetzelfde ziekenhuis. Ik mocht een nacht blijven ter observatie en werd vervolgens de medische mallemolen ingeslingerd. 

vrijdag 17 oktober 2025

Vertellers van de nacht


Vertellers van de nacht is geschreven door Rafik Schami (pseudoniem van Suheil Fadel en het betekent Vriend uit Damascus). Het boek verscheen in 1989 in het Duits. De schrijver vertrok in 1971 op 25-jarige leeftijd dan ook naar Heidelberg. De zoon van een bakker begon daar een leven als schrijver, en met succes zo laat een lange lijst uitgegeven werk zien. Zijn teksten bevatten veelal kritische commentaren op de politiek van Damascus, corruptie, censuur en kwesties rond burger- en mensenrechten.

Dat commentaar kom je ook snel tegen in Vertellers van de nacht. Al op de tweede pagina wordt gesteld dat door de vele staatsgrepen in de jaren vijftig bewoners van de oude stadswijken de namen van ministers en politici om de haverklap verwisselden met die van toneelspelers en andere beroemdheden. En tijdens het triktrak spelen duiken mannen van de geheime dienst van Nasser op. Maar ook de eerdere geschiedenis wordt aangestipt zoals het bloedbad van 1860 in Libanon waarbij 12.000 mensen gedood werden, waaronder 10.000 christenen (Schami is zelf een Christelijke Syriër). Een van de vrienden vertelt een verhaal met daarin de coup van 1949 in Damascus. De couppleger zou geen lang leven beschoren zijn. Net zo min als de kolonel die de staatsgreep in de realiteit pleegde, en het halfjaar niet haalde als leider van het land.

Vertellers van de nacht is opgebouwd met vertellingen door de protagonisten. Die personages zijn de koetsier Salim en zes van zijn vrienden (en de vrouw van een van hen) die om de koetsier te genezen van zijn stomheid hem beurtelings verhalen vertellen. Je ontkomt er niet aan om aan de beroemdste raamvertelling
Duizend en een nacht te denken. Dat begint al bij de opdracht “om duizend en één redenen,” maar dat getal komt nog een aantal malen terug, net zoals de naam van de vertelster Sheherazade.

Salim heeft om klanten te werven voor zijn koetsdienst een imago opgebouwd van meester verhalenverteller om de reis voor hen die voor zijn rijtuig kiezen boeiend te maken. Maar dat was niet zijn eigen verdienste, maar die van een fee die uit zijn
“verstofte en houtige woorden een sprookjesachtige boom” wist te maken. Het was hard werk voor haar, maar dat betekent niet dat ze niet van hem hield: “Jouw stem en jouw handen bleven altijd mijn hart kietelen als een klein veertje,” zegt ze. Maar als de fee moe is en stopt, zwijgt ook Salims stem. Als geste van haar zijde kan hij zijn spraak weer terugkrijgen als hij in drie maanden tijd zeven uitzonderlijke geschenken krijgt. Zijn vrienden menen hem die te geven met de verhalen die ze hem vertellen.

Tekst loopt door onder clip.

“In de verte had iemand de radio luid aangezet. Salim wist dat het alleen zijn buurman, slager Hahmud kon zijn, een vrijgezel, die nachtenlang naar de liedjes van de Egyptische zangeres Um Kulthum zat te luisteren. Radio Cairo zond ze iedere donderdagavond op een laat tijdstip uit (…) geen president die zichzelf serieus nam, waagde [het] om zijn toespraak op donderdagavond te houden, want er zou geen enkele Arabier naar hem hebben geluisterd.”


Tuman de vluchteling, en een van de zeven vrienden, verhaalt hoe en waarom hij uit Libanon vertrok. Hij vertelt over de Verenigde Staten, maar zijn toehoorders willen de malle fratsen van de Noord-Amerikanen niet geloven en wensen dat hij stopt met zijn kinderachtige praatjes. In plaats daarvan verzint hij een verhaal over een man die alles kan kopen en van alles alleen de financiële waarde ziet, zelfs van het leven. Dat laatste is een grote vergissing. Voor dit vertelsel, deze leugen, krijgt hij wel lof toegezwaaid.

Diezelfde Tuman verhaalt ook van zijn vriendschap met de dichter en filosoof Khalil Gibram, van wie bijvoorbeeld de woorden zijn:
“Je praat wanneer je niet langer tevreden bent met je gedachten.” Maar tegelijkertijd is het goed dat er verhalen zijn als brandstof voor nieuwe gedachten. Vertellers... is om dat te onderstrepen een vermakelijk boek.

maandag 13 oktober 2025

Boforsgate; a journalist's pursuit of truth



Boforsgate; a journalist's pursuit of truth (Delhi: Juggernaut Books, 2025), geschreven door de in Zwitserland wonende Chitra Subramaniam1 is een uitgebreide weergave van een tienjarig onderzoeksjournalistiek megaproject, aangevuld met een terugblik. Het corruptieschandaal rond de wapendeal van Bofors met India kwam voor het eerst aan het licht in 1987. Chitra Subramaniam deed jarenlang onderzoek, wat leidde tot het blootleggen van het schandaal, een een spoor dat leidt tot in de Indiase Congrespartij – al wordt dat deel nog steeds geheim gehouden in India. 
     Het is ook een zelfstudie om te zien hoeveel opoffering dit haar als moeder en echtgenote heeft gekost. In die zin lijkt het ook een document voor het eigen gezin om aan te geven waarom ze haar aandacht zo vaak en zo veel elders had liggen en altijd klaar stond om de telefoon op te pakken of zelfs op cruciale momenten naar het buitenland vertrok voor onderzoek. Hoewel mannen ook met dergelijke omstandigheden te maken hebben, lijkt het een onderwerp waarvoor vrouwen eerder aandacht hebben. Dit terwijl ze ook de verantwoordelijkheid blijven nemen voor de huiselijke situatie. Chitra maakt dit aspect tot een van haar hoofdonderwerpen.

De schrijfster komt in Zwitserland terecht door haar huwelijk met een medestudent in Stanford (VS), waar ze journalistiek studeerde. Ze woont er nog steeds. Haar man is wiskundige van Italiaanse afkomst die met zijn ouders in Genève woonde. Zij stamt uit gegoede Indiase kringen en haar familie werd gerespecteerd door prominenten uit de Congres Partij, zoals Indira Gandhi.
     Ze wordt gevraagd als Zwitsers correspondent door de Indiase krant
The Hindu als het Bofors Omkoopschandaal aftrapt met een radioprogramma in Zweden. Het zou haar leven in belangrijke mate gaan kleuren. Voor de krant The Hindu is het voor het eerst in haar geschiedenis dat ze zo'n zwaar onderzoeksproject oppakt.
     De schrijfster is dan negenentwintig jaar oud en vijf maanden zwanger. Een maand voor de geboorte dient de wieg als opslag voor documenten. Waarom ze zich er hoogzwanger volop instortte? Iedereen loog in de Bofors kwestie: het bedrijf zelf, de Indiase overheid, en de Zweedse idem. “Het was mijn verantwoordelijkheid om uit vinden waarom, en door wie. Ik deed dit voor India. Ik moest uitvinden wie ons misbruikte,” zo motiveert ze deze inzet. 

De houwitser

In 1979 gaat India opzoek naar een houwitser. Eerst worden typen uit Engeland en de VS bestudeerd. In 1981 komt daar geschut van Bofors bij en een jaar later een Frans type. Versies uit Nederland en de VS vallen af. Zo blijven over: het Franse Sofema met het TR-155 mm geschut, de Zweedse FH 77B van Bofors, de IMS FH 70 uit het VK en een de Voest uit Oostenrijk.2 In oktober 1985 wordt dit versmald tot het geschut van Bofors en Sofema. In 1986 beveelt de Indiase landmachtstaf aan de houwitser van Bofors te kiezen, dit wordt overgenomen door het verwervingscomité, zelfs als het Zweedse geschut meer zal blijken te kosten.
     Overigens maakt de Indiase overheid al vroegtijdig bekend dat ze de betrokkenheid van Indiase tussenpersonen in het verwervingsproces niet zal accepteren.

Griezelig randje

Rond omkoopschandalen in de internationale wapenhandel hangt vanzelf al een sfeer van spanning en geheimzinnigheid. In dit geval wordt dit nog versterkt door de moord op de premier van India Indira Gandhi (31/10/84). Ze wordt vervangen door Rajiv Gandhi. Ook Olaf Palme, de premier van Zweden – direct betrokken bij de onderhandelingen – komt op 28 februari 1986 gewelddadig aan zijn einde. Alsof het nog niet genoeg is, viel een medewerker van de wapenexportcontrole afdeling van de Zweedse overheid, Carl-Fredrik Algermon, op 15 januari 1987 – kort voordat het schandaal los brak – dood onder een Stockholmse metro. “Viel Algermon of was hij zijn dood in geduwd. Tot op heden blijft die vraag onbeantwoord,” schrijft Chitra die blijkbaar de officiële visie dat hij zelfmoord pleegde niet serieus neemt en ze is de enige niet.
     Deze kwesties geven Boforsgate nog een extra randje. 

Hinduja broers
De corruptie zaak, waaraan deze deal zijn bekendheid ontleent, kwam aan het rollen met een radio-uitzending van de Zweedse publieke omroep op 16 april 1987. Premier Rajiv Gandhi ontkent meteen al, op 20 april, de betrokkenheid van tussenpersonen en financiële malversaties. Dat het toch fout zit wordt echter verder aangezet als nog geen week later journalist Bo G. Andersson3 in de Dagens Nyheter schrijft dat Bofors geld betaalde aan een invloedrijke zakenfamilie, de Hindujas, om het contract binnen te slepen. Hij stelt zelfs dat de band tussen die familie en het bedrijf Bofors al sinds 1970 bestaat en de Hindujas de Zweedse wapenfabrikant hielpen om wapens aan de Sjah van Iran te leveren en om ook na diens val in 1979 wapens aan het Iran van Khomeini te blijven leveren4. Later heeft Andersson het over Alcari S.A. Een bedrijf dat kruit aan Iran probeerde te verkopen en (dan nog) vermoedelijk een bedrijf van de Hindujas is.
     Ook tijdschrift Forbes schreef over de Hindujas. De online versie van
'Money! Guns! Corruption' (gepubliceerd 7 juli 1997 en aangepast op 6 juni 2013) bevat niet meer de woorden die de schrijfster uit het origineel haalt: “Even bekend in Manhattans' Trump Towers als in Bombays filmindustrie, bloeiend in het Iran van de Sjah en winstgevend in het Iran van Khomeini, met posten als tussenpersonen in New York, Washington en Londen, zijn de mysterieuze Hinduja broers overal om hun weg naar het binnenste van de wereld van politiek en geld te kopen.” (Het is goed mogelijk dat de tekst aangepast is wegens een juridische procedure; een middel waar de broers snel naar grepen. Chitra kent de tekst goed; ze leverde er zelf een bijdrage aan). Forbes India kwam later met een artikel over de familie. In Boforsgate vraagt haar Zwitserse bron Kaa – een wapenhandelaar gevestigd in Genève – retorisch over de Hindujas: “Als een familie van hindoe vegetariërs een niet vegetarische Sjah van Iran om de vinger kan winden, hoeveel macht denk je dan dat ze hebben.” Ze doen vanuit die machtspositie ook hun best The Hindu een deel van hun doofpot politiek te maken. 
Onderzoek om niets te vinden
Een rapport van de Zweedse Rekenkamer (SNAB) verschijnt en wordt kort daarna aangepast, waarbij de illegale betalingen eruit verdwenen. Daarna begint een periode van overheidsonderzoeken die bedoeld zijn om te doen alsof de zaak wordt opgepakt en om tegelijkertijd niets te vinden. De Indiase Parlementaire onderzoekscommissie (JPC) wordt vanuit de Rekenkamer (CBI) gevoed met foutieve informatie. Het JPC komt dan ook met een flut rapport. Zo was het ook bedoeld. Het doet de vraag rijzen wie daar achter zit. Relevante personen werden door de Indiase Parlementaire onderzoekscommissie niet gesproken, mondelinge informatie van twee Zweden die India bezoeken wordt door Rajiv Ghandi geweigerd, zogenaamd omdat hij dit op schrift wil hebben. Maar zo kreeg hij helemaal niets, niet op papier en niet verbaal. En ook dat lijkt precies de bedoeling. In Zweden wordt dan weer de Officier van Justitie Lars Ringberg gemaand geen contact te zoeken met een Indiase delegatie, zogenaamd om die niet in verlegenheid te brengen.
5
     Uiteindelijk zullen in de periode 1997-99 wel honderden pagina's met geheime Zwitserse bankafschriften aan India geleverd worden. Het boek sluit af met de opmerking dat de dozen met de documenten in 2025 nog steeds gesloten in India staan. Delhi weigert de beerput te openen. Meer dan een schaar is niet nodig. Dit is een aspect dat de uitgave van het boek ook veel van zijn relevantie en urgentie geeft. Immers zo blijft het nog steeds bij enigszins gissen wie precies betrokken waren, al wijst alles erop dat dit tot op het hoogste niveau was. Olav Palme en Rajiv Gandhi waren bij zaak betrokken, zoals uit een gesprek tijdens een vlucht in 1986 bleek.6 Maar hoe precies? De gesloten dozen zijn nu wel een handig chantage middel door op het openen aan te sturen, tenzij personages of partijen ... (vul maar in). 

Journaliste, echtgenote, moeder

Het karakter van het boek wijkt af van het gangbare door de aandacht die er is voor de positie van de onderzoeksjournaliste zelf. Ze is een jonge vrouw die pas getrouwd een gezin aan het vormen is. Net voor de bevalling in het ziekenhuis zoekt ze nog naar een telefoon (het is de tijd van voor de mobieltjes) om een bron in het buitenland te bellen. Het zoontje raakt gedurende zijn eerst levensjaar gewend aan de klank van fax en telefoon, en speelt met schrijfpapier dat over de grond zwerft. Als hij gaat lopen, merkt ze dat er daardoor minder tijd overschiet voor het Boforsonderzoek. Ook haar tweede kind wordt tijdens het onderzoek geboren.
     Het roept bij Chitra de vraag op of ze wel een goede moeder is geweest en een goede echtgenote of haar kinderen geen schade hebben ondervonden van haar inzet. Die twijfel leeft ook binnen haar familie. Bovendien zien die ook het gevaar van het peuteren aan een corruptiezaak in de hoogste kringen. Dreigtelefoontjes, niet werkende autoremmen en een inbraak op haar bankrekening geven substantiële aanleiding voor die zorgen.
     Van andere orde is haar constatering dat ze er slecht in is om haar financiële beloning te regelen, een euvel dat meer voorkomt bij vrouwen dan bij mannen. De gender insteek alleen al maakt het boek waardevol om te lezen. Hoewel de verzuchting of ze wel een goede moeder c.q. vrouw is wel vaak in dezelfde woorden terugkeert, terwijl het de lezer al duidelijk zal zijn dat ze onder die druk leeft, en zo niet dan zal het ook door het veelvuldig herhalen niet duidelijk worden.

Eindredacteur
Wat ook herhaaldelijk terugkeert is de onbetrouwbaarheid van haar eindredacteur N. Ram. Deze publiceert onaangekondigd stukken, waarvan is afgesproken dat de schrijfster eerst geïnformeerd wordt. Of hij laat geschreven stukken – soms tijden – liggen en gebruikt documenten niet die met veel inzet zijn verkregen. Hij publiceert tegen de afspraken met de bron in informatie die juist beter nog even niet kon verschijnen. Hij sprak met betrokkenen in het corruptieschandaal over de informatie die hij had (zoals met de Hindujas). Hij heeft anderzijds geen aandacht voor de positie van de journaliste. Zo vraagt hij nooit (belangstellend) naar haar jonge gezin en hij is egocentrisch. Aan het eind van het boek vindt Chitra het nodig te verklaren dat zijn houding niet werd ingegeven om zichzelf te verrijken, maar om zijn positie op te kloppen en een steviger positie binnen de krant te krijgen.
     Haar voornaamste bron in Zweden, Sten Lindström, zegt dat hij niet begreep waarom ze de band met Ram niet eerder verbrak. Zelf denkt ze dat ze die stap niet zette vanwege de afstand tot India en het jongleren met de tijd voor de baby, thuis, en Bofors. Tenslotte gaat ze werken voor The Statesmen en korte tijd bij The Indian Express. Bij deze tweede krant stuitte ze weer op een onhandelbare eindredacteur en stopte, maar keerde kort daarop terug.
Bronnen
Snel nadat ze aan het onderzoek voor The Hindu begint, zoekt ze bronnen. In India, Zwitserland, en Zweden, waar ze spreekt met de Swedish Peace and Arbitration Society (SPAS, een organisatie mij bekend van vroegere samenwerkingsprojecten) en betrokken journalisten. Na enige tijd krijgt ze contact met een man wiens naam ze pas veel later zal noemenin de realiteit pas na een kwart eeuwen die haar regelmatig documenten geeft en een van haar sparringpartners wordt om de kwestie te analyseren. Sting noemt ze Sten Lindström, het hoofd van de Zweedse politie, die uit hoofde van zijn functie onderzoek deed naar de Boforszaak.
     In Zwitserland spreekt ze regelmatig met een wapenhandelaar om de wereld van de wapenhandel en brievenbusmaatschappijen te begrijpen. Hij blijft anoniem en krijgt in het boek de naam Kaa (naar de slang in Jungle Book). Een collega vraagt of ze hem vertrouwt. Hij probeert nooit verhalen bij me te planten, antwoord ze daarop. Maar ze spreekt ook met onderzoekers naar financiële malversaties vanuit de Zwitserse overheid, zoals 'Snowman' en Jörg Kistler, die woordvoerder van het Ministerie van Justitie is. Ze zette een flink netwerk op. Naast haar tomeloze inzet is dat het voornaamste kapitaal van de journaliste. 

Onderzoeksjournalistiek

In het boek komen regelmatig onderzoeksjournalistieke-opmerkingen voorbij. Dat is een volgende reden dat het boek ook in algemene zin waarde heeft. Het zou literatuur voor de opleiding journalistiek kunnen zijn. Uitgebreid wordt het proces beschreven vanaf de aanvang van het Boforsschandaal dat samenvalt met het start als Chitra's loopbaan als onderzoeksjournaliste.
     Het begint al met de opmerking dat de intenties van een onderzoek de waarde van de uitkomst bepalen. Wat ook opvalt is dat het boek vol vragen zit en daarmee de belangrijkste vaardigheid onderstrepen: denk zeker niet te snel dat je het weet, maar zie wat je niet weet en waar nog onduidelijkheid zit die opgehelderd moet worden. De hele Bofors kwestie kwam aan het rollen door de routinematige vraag van een accountant naar de reden dat een ontvanger van geld anoniem moest worden gemaakt tijdens een ander onderzoek naar het bedrijf, vertelt Lindström tijdens een interview dat integraal in het boek is opgenomen. Bofors had geen uitleg, en dat was reden om verder te zoeken voor de Zweedse diensten.
     Maar ook bluf kan nodig zijn. Als Chitra Bofors belt om een persoon uit een brief te traceren en ze gevraagd wordt op welke afdeling mevrouw Ulla Nilsson werkt improviseert ze stante pede: “op financiën.” Als Nilsson dan aan de lijn komt is ze duidelijk in dienst van Bofors. De bluf werkte.
      Al snel stuit Chitra op het verschijnsel dat mensen zaken ontkennen die hen niet worden aangewreven. Het is een eerste indicatie van een achterliggende leugen en daarom een aanleiding om juist dan onderzoek te doen naar wat ontkend wordt. Een variant op dit thema is dat de Bofors zaak in het begin door de Indiase overheid als een valse verdachtmaking werd geduid, maar hoe kan een verklaring fout worden genoemd als de waarheid nog niet bekend is, vroeg de schrijfster zich af. 
    Ze wees eerder al op de waarde van steeds opnieuw de informatie vanaf het begin doornemen om te zien wat gemist is. Het boek staat bol van voorbeelden van trucs en methoden.

Afleiden en niet willen vinden
Oppassen is het ook met bronnen die informatie geven waar je niet naar zoekt. Dit kan bedoeld zijn om je van je pad af te leiden. Een ander mechanisme is dat de betrokken partijen beurtelings de schuld en/of verantwoordelijkheid bij de ander leggen. Deze pingpong-manoeuvres zijn bedoeld om te misleiden.
“Kijk naar de feiten, kijk naar de feiten,” zei Lindström herhaaldelijk tegen haar. Maar een goed onderzoek is ook gediend met het leggen van verbanden tussen op zichzelf genomen onschuldige gegevens. Steeds weer pingpongballetjes die voor je langs stuiteren, maakt het moeilijk om dat overzicht te zien. Als ze het dagboek van Ardbo, de directeur van Bofors, in handen krijgt, merkt ze dat context woorden en gedachten een andere betekenis kan geven. Dit los van de nieuwe informatie die eruit kwam, zoals dat hij in 1987 met de advocaat van (Rajiv) Gandhi sprak.
      Al vroeg in het boek schrijft ze: “Dit was de eerste keer dat ik een aanbod van smeergeld ontving.” Het aanbod kwam van een in Genève gevestigde wapenhandelaar (dat lijkt een ander dan Kaa) die haar eveneens dreigend waarschuwde voor het gevaar om aan de Bofors kwestie te werken.
      Ze analyseert dat de zaak in 1987 opgelost had kunnen zijn als de Indiase overheid aan de Zwitserse assistentie had gevraagd. Er was al vroeg voldoende bekend om zo'n verzoek kansrijk in te dienen. De onderzoeken (en later toch ingediende verzoeken) vanuit de Indiase overheid zijn echter niet gericht op het vinden van de schuldigen, maar op het niet vinden. Die lijn wordt door Boforsgate heen steeds steviger gesponnen.
Wapenexportbeleid
De journaliste doet onderzoek in brede zin. Haar verbazing over de rol van Palme (zowel een man van vrede als iemand die de wapenindustrie steunt) doet haar het Zweedse wapenexportbeleid bestuderen. Onder andere blijkt dat Stockholm geen problemen had met omkopen van anderen als er maar geen partijen in Zweden werden omgekocht, en daarbij: smeergeld was belastingaftrekbaar. Een ander financieel aspect is dat de overheidsexportkredieten (zoals in Nederland Atradius DSB biedt) voor de Bofors levering aan India werden verhoogd om deze voor Delhi aantrekkelijker te maken; dit was de eerste keer dat dit in verband met een Zweedse wapenleverantie gebeurde.
    Zweden heeft een lucratieve wijze gevonden (dienstbaar aan een militair-industrieel strategische inzet) om het relatief kleine, maar eveneens neutrale land (dat was nog voor het recente NAVO-lidmaatschap) een sterke wapenindustrie te geven: “wapens verkopen aan alle partijen.”

Tussendoortje

In de zomer van 1988 besluit de schrijfster Bofors te laten liggen. Het onderwerp gaat teveel van haar vragen en weegt te zwaar op het jonge gezin. Al snel komt een ander onderwerp op haar pad dat ook allerminst licht van gewicht is: een Duits-Indiaas onderzeebootschandaal met aspecten van corruptie, omzeilen van sancties en machtspolitiek. Ze wordt gevraagd door Rainer Burkhardt van de Duitse omroep ARD. Je hebt van die mensen die het niet kunnen laten. Chitra lijkt er daar een van.
     Niet alleen verkoopt de Duitse werf HDW het ontwerp voor India ook aan Zuid-Afrika, waardoor informatie over de onderzeeërs ook in Johannesburg komt te liggen.
7 Zeker zo belangrijk was de informatie dat in de verkoop ook 7% van de $450 grote order (voor twee van de vier) als smeergeld naar de Indiase agent zou gaan.
      De wal zou hier uiteindelijk het schip keren en India besloot in
november 1985 van de twee volgende onderzeeërs van HDW af te zien. India wende zich vervolgens tot Parijs en kocht daar schepen van de Scorpène (Kalvari) klasse.8
     Bij The Hindu bleef haar werk rond de kwestie liggen. Zo is dit 'tussendoortje' ook een onderstreping van haar abominabele verhouding met haar eindredacteur.
     Op 9 april 1987 noteerde de Staatssecretaris van Defensie S.K. Batnagar dat de Indiase agent van HDW
“zeer waarschijnlijk de Hindujas” zijn. Ook hier duiken ze dus weer op.9
     Onderzeeërs speelden mogelijk ook een rol in de betrokkenheid van Palme in Boforsgate. Lindström zag het als volgt: In 1978 betrok Kockums Palme bij een levering van onderzeeërs aan Venezuela. Tijdens deze verkoop had Palme gezien hoe wezenlijk het geven van smeergeld/commissie is bij het verwerven van een order en ook voor de man met het ogenschijnlijk onkreukbare imago was zo een verwerpelijke handelswijze geboren.

Effect
Ze schrijft in Boforsgate dat ze weet dat ze ooit een boek over de zaak zal schrijven. Het werden er uiteindelijk twee. Het boek zou moeten gaan over de onderzoeken, het leven als journalist, maar “vooral over de staat waarin de Indiase journalistiek zich bevindt.” Dat laatste is wat mij betreft niet geworden. Daarvoor komen teveel Indiase publicaties niet aan de orde en zijn het vooral haar eigen ervaringen die opgevoerd worden. Die dekken een belangrijk deel van de Indiase pers, maar is geen onderzoek naar het geheel ervan.10

Al kort na de eerste onthullingen in Zweden lijken de betalingen te stoppen, zo schrijft de journaliste in een beoordeling van een set documenten die ze van Lindström kreeg (p. 118). Zonder die rol van de pers had India veel meer voor de houwitsers moeten betalen.
     Of Rajiv Gandhi wel of niet betrokken was, blijft niet in het midden, de suggestie en feiten wijzen tot vlakbij zijn persoon, maar nergens wordt dit volledig hard gemaakt. Dat ligt niet aan de schrijfster en anderen die oprecht onderzoek deden, maar aan de Zweedse en de opeenvolgende Indiase overheden die de zaak onder de pet hielden of liever in dozen die ze niet open willen maken.
     Achter in het boek staat een QR-code die verwijst naar een pagina met een veertiental bronnen. Als je ze leest is het niet moeilijk ook het plezierige aan een dergelijk onderzoek te zien, bijvoorbeeld als je de codenamen tegenkomt van de partijen die smeergeld ontvingen (doc 6 ). Vermakelijk is ook een wapenhandelaar die bedankt voor een bosje bloemen (doc 5). Dat is lekker huiselijk in een verhaal over corruptie rond de aanschaf van 155mm geschut. Op die moderne wijze wordt nog enige informatie aan het toch al bomvolle boek toegevoegd. (Er staan ook document fragmenten op foto's halverwege het boek.)

Patriot
Het Zweedse hoofd van de politie Sten Lindström had niet veel vertrouwen meer in de politiek. Dat blijkt uit de volgende woorden (uitgesproken nadat Ringberg gekortwiekt was):
“Je zal begrijpen dat de wereld niet wordt gestuurd door politici, maar door een verstrengeling van militair-industriële belangen en waar de Khashoggi's [berucht wapenhandelaar Adnan, de oom van de vermoorde journalist Jamāl Kashoggi] en de Ardbo's de dienst uitmaken.”
De schrijfster preekt nog steeds de liefde voor haar land, waarin geen plaats moet zijn voor malversaties en oneigenlijk gebruik van overheidsgeld. Door zo te handelen werd zowel in Zweden als in India het vertrouwen verraden dat ze had in de overheid. Een andere reden dat ze de corruptie wilde blootleggen was haar medeleven met de Indiase militairen “die hun leven op het spel zetten om ons veilig te houden.”
Ze woont in Zwitserland, maar is een trotse Indiase die blij wordt van een toespraak in 1994 bij de UNHCR waar de Indiase politiek in Kasjmir werd toegejuicht en Pakistan tot boeman verklaard (vier jaar later was het oorlog tussen de twee illegale kernmachten). Ze stelt zelf rond die oorlog: “We kochten een goed wapen. De prijs was concurrerend. De schiet- en scootcapaciteit – [MB: plaats- en richtingbepaling] – hielp ons de Kargiloorlog te winnen.” Een groot deel van de wereld hield bij dit conflict zijn hart vast vanwege de kernwapens aan beide zijden. (Maar ze is de enige journalist in India niet die de houwitzers zo vaderlandslievend beoordeeld.) Nee ze is verre van een vredesactiviste, maar iemand die tegen de beschreven corruptie en misstanden wil opstaan. Dat is een beperktere rol, maar zeker ook niet onbelangrijk.

Elders schreef Chitra Subramaniam Duella: Het verhaal van Bofors is simpel. India kocht in 1986 veldhouwitsers van Zweden voor een bedrag van 1,2 miljard dollar. Er werd ook een leveringscontract ter waarde van bijna het dubbele onderhandeld voor de overdracht van technologie, de levering van documenten en knowhow, enzovoort, zodat we zelfvoorzienend konden worden. De wapens waren uitstekend; de prijs was concurrerend. Het probleem waren de steekpenningen, vooral de heimelijke, die zelfs de marketingdirecteur van Bofors niet kende.” Dat verhaal heeft ze zoveel mogelijk blootgelegd. Inmiddels is ze er van doordrongen dat dit slechts een van de vele schandalen is.
     In dit boek houdt ze het Boforsschandaal nog eens goed tegen het licht (veel is inmiddels bekend, maar het boek geeft een overzicht vol details), tevens ook van de wereld waarin vrouwen goede moeders moeten zijn en hun eigen ruimte daarnaast afdwingen.

Noten:

1 Op de flaptekst staat dat het uitsluitend bedoeld is voor de verkoop op het Aziatische subcontinent. Aangezien ik het graag wilde lezen heb ik enige moeite gedaan het toch te kopen.
     In 1993 schreef ze al het boek Bofors: The Story Benind The News.
     In deze bespreking gebruik ik de naam Chitra voor de journaliste, zoals in de wiki over haar (en mensen met dezelfde achternaam) wordt geadviseerd.

2 Over Nederland wordt verder niet uitgewijd. Het zou een product van RDM kunnen zijn (mogelijk een ontwerp uit de VS). In NRC-Handelsblad, 2 april 1986 schrijft correspondent Mohan Ram over Nederlandse interesse, zonder verder uit te wijden. Voor meer over (de Nederlandse) houwitzer productie, zie Jane's armour and artillery.
     De chronologie vermeld dit bedrijf als Sofma. De Voest is vermoedelijk de GH N-45 die in Oostenrijk werd geproduceerd door Voest-Alpine.

3 Hij is auteur van Vapensmugglarna: Boken om Bofors, FFV, regeringen och svensk vapenexport (1988 met Bjarne Stenquist ) en Die akte Bofors: Stasidokumenten som avslöjar den svenska krutsmugglingen (1993).

4 Het bedrijf was onderdeel van het kruitkartel dat cynisch aan beide kanten in de Iran-Irak oorlog leverde. Zie bijvoorbeeld: CIA rapport SWEDEN'S BOFORS ARMS SCANDAL: A SUMMARY OF THE DIVERSIONS, INVESTIGATIONS, AND IMPLICATIONS van 4 maart 1988. In Nederland schreef het duo Ko Colijn en Paul Rusman volop over deze leveringen en de Nederlandse deelname daaraan in weekblad Vrij Nederland en besteden er ook ruimschoots aandacht aan in hun proefschrift Het Nederlandse Wapenexportbeleid, 1963-1988 (Den Haag: Nijgh & Van Ditmar Universitair, 1989, pp. 409-501). Het is onvermijdeljk dat deze leveringen hier en daar opduiken in het boek: zoals van het bedrijf Alcari (p. 70) dat mogelijk kruit aan Iran leverde volgens Sten Lindström; en tegen de directeur van Bofors Martin Arbo liep ten tijde van Boforsgate een rechtzaak vanwege illegale wapenleveranties aan het Midden-Oosten (Ardbo meent ook dat hij rondom de howitzer deal een zondbok is om af te leiden van de mensen hogerop).

5 Het verzoek komt van Anna-Greta Leijon, Minister van Justitie (1987-1988). Ze doet haar verzoek na te zijn geïnformeerd door Buitenlandse Zaken. Deze beroeppolitica is ook al verbonden met een opvallende geschiedenis. In 1977 wilde de Rote Armee Fraktion haar kidnappen om haar vrijlating inzet te maken bij de onderhandeling rond leden van groep in Duitse gevangenissen.

6 De schrijfster vermeldt in de Chronologie nogal rommelig dat dit in 2003 was, maar dat was het jaar van haar interview met haar belangrijkste brom in Stokholm, het Zweedse hoofd van politie Sten Lindström.
     Het lijkt alsof de Chronologie op het laatst is toegevoegd door een ijverige, maar niet zo nauwkeurige redacteur. Om te vergelijken: The Corruption Tracker heeft ook een chronologie bij een artikel over de kwestie Bofors.

7 Zuid-Afrika kreeg de blue-prints en wapentechnische gegevens voor de Indiase variant van de 209-klasse van deze op de exportmarkt zo succesvolle onderzeeër. In ieder geval breekt Bonn met deze levering het sanctiebeleid tegen Pretoria. Volgens SPD-kamerlid Gansel was de uiteindelijke afspraak dat de Indiase overheid niet zou spreken over de verkoop aan Zuid-Afrika en in ruil daaarvoor de Duitsers hun mond zouden houden over het smeergeld.(p. 144)

8 Ook hier was sprake van smeergelden (waarvan het CBI geen bewijzen kon vinden), en van informatie lekken.

9 In een inleidend hoofdstuk komt de onderzeebootdeal al aan de orde. Der Spiegel linkte G.P. Hinduja aan smeergeld. Volgens een andere telg uit de familie, Prakash, had het tijdschrift daarvoor al zijn verontschuldigingen gemaakt en hij onderstreepte dit door de brief van Der Spiegel naar de Chitra Subramaniam te sturen (p. 20). De broers verzonnen echter ook excuusbrieven.

10 India Today kraakte de kritiek in haar eerste boek af. Ze zou geobsedeerd zijn door Bofors en een groot deel van het boek gebruiken om af te rekenen met iedereen die ze niet leuk meer vindt.