vrijdag 27 juni 2025

Islands in the Stream

Islands in the Stream* is een postuum uitgegeven roman van Ernest Hemingway (†2 juli '61). Het eerste deel speelt op een eiland van de Bahama's, waar de kunstschilder Thomas Hudson zijn zoons uit twee eerder geëindigde huwelijken ontvangt. Zijn huis staat aan het strand van een eiland waar toeristen komen. Er zijn een haven en een bar. Er wordt stevig gevochten, gedronken en gevist.

Het is gevaarlijk om er met snorkel en speer gewapend te vissen bij eb; het vissenbloed dat de zee in trekt kan haaien lokken. Er is ook een uitputtende manier om vanuit een stoel op een schip een zwaardvis binnen te hengelen door hem te vermoeien. Er is altijd vermaak. Zo niet dan kan je gewoon een bootjesman met te grote mond in elkaar meppen alsof het een pinata is.


Hiermee is het eerste deel Bimini van het boek samengevat. Hoewel er zijn nog wel de klein vertelde grote zaken van het leven, die een belangrijke rol spelen in de roman, maar die hier niet verklapt worden, hoewel ze het boek diepte en glans geven. En er zijn de gedachten en observaties van Hudson, zoals dat zijn vriend Eddy gelukkig wordt van iets dagelijks goed doen (zoals schrijven) of dat hij zelf beseft dat verdriet om groot verlies niet verdwijnt en als het dat wel doet dat het dan geen echt verdriet is.

Het boek verscheen in 1970, maar de delen ervan werden geschreven in de jaren 1950-51. De strijd tussen mens en vis kwamen we al tegen in het laatste nog door de schrijver zelf uitgegeven werk uit 1952. Hoewel in The old men and the sea (in juli 2022 besprak ik het) ging het om een broodvisser in een kleine boot. Hier gaat het om een motorschip met koelkast in de kajuit die bedoeld is voor pleziervangst. Ook in Islands in the stream wordt de uitputtende strijd met een tegenstander van onderwater uitgesponnen (meer dan dertig pagina's van de 450), maar is bedoeld om van een jongen een man te maken en dat gaat gepaard met pijn en spierballen. Mannenkracht speelt een belangrijke rol in het verhaal. Hier is de vis daarvan het slachtoffer. Al ziet de zoon van Hudson, die hem aan de haak sloeg, hem met een verwrongen visie als een vriend. Ook dat fenomeen kenden we al. De oude visser zag zijn marlijn ook zo. Dat het me daar neit stoorde onderstreept het verschil in de situatie van beide door Hemmingway geportretteerde vissers.

Overigens is het boek ingekort bij het gereedmaken voor uitgave vermeldt Mary Hemingway (de vrouw van de schrijver) in een opmerking vooraf. Er is niets aan de woorden van haar man toegevoegd. Het is geheel het boek van Ernest, schrijft ze met juridische precisie. Literair valt daar wel wat bij op te merken. Het is niet alleen ingekort, maar ook samengesteld uit verschillende delen van het nagelaten werk. De schrijver werkte aan een trilogie over de zee (The sea book) verdeeld in: 'De zee op jonge leeftijd' (hier hernoemd als Bimini); 'De zee bij afwezigheid' (speelt in/rond Havana en werd Cuba); en 'De zee in 't zijn' (At sea herdoopt). Hemingway schreef ook nog het verhaal Jacht op zee dat zijn vrouw en redacteur Charles Scribner Jr. aan de drie delen toevoegden. Het boek werd na zijn dood kortom uit teksten gebouwd en uitgebreid en het zo aangepaste The sea book kreeg als titel Islands in the Stream

Het tweede deel Cuba is geschreven zonder hoofdstuk indeling. Het is wel in drie bedrijven te verdelen. Het speelt tijdens de Tweede Wereldoorlog en opent met het van zee terugkeren door Hudson naar zijn huis op Cuba. Hij geniet er tientallen pagina's lang vooral van zijn katten Boise en Goats. Daarna vertrekt hij om zijn bevindingen op zee te rapporteren aan de marine attaché. Onderweg naar de stad – je zou de rit een entr'acte kunnen noemen – zegt zijn chauffeur dat hij thuis slecht eet. “Je moet een hond nemen,” reageert Thomas Hudson daarop. De chauffeur zegt dat hij al een hond heeft en dat zijn baas niet beseft en waardeert dat hij alles heeft en voor de Cubaan de oorlog gebrek betekent.
    Als vervolgens in Havana zijn contact niet aanwezig is, belandt Hudson in een bar waar hij de ene na de andere cocktail achteroverslaat om verdriet te verdrinken. De kleur van die drankjes wordt beschreven analoog aan de kleuren van rivieren. “Iets meer whisky erbij dan krijg je de kleur van een stroom die uit een ceder moeras komt om in de Bear River uit te komen op een plaats die Wab-Me-Me wordt genoemd.” Hij weet niet meer wat die naam betekent, alleen dat het komt vanuit de wereld van de oorspronkelijke bewoners. Een leuke klank om drank te beschrijven. Verder niets?** Overigens is de drank die hij er drinkt (dubbelgevroren daiquiri) licht geel van kleur. Hij vertelt over de vondst van wolfraam in Nam Yung (of Namyung, nu Nanxiong) in aanloop naar een prettig verhaal over liefdes om zijn stemming te verbeteren. Hij heeft drank en verhalen nodig om het verdriet te verdrijven.
   Het slot van dit deel start als zijn eerste elegante ex-vrouw de bar binnen zweeft. Samen gaan ze vervolgens naar zijn huis. Met hun samenzijn eindigt het deel op Cuba geheel in de stijl van het begin met de spinnende Boise.

Op zee begint met een onderzoek naar een moord op een kleine vissersnederzetting en draait vervolgens om de zoektocht naar de daders, de bemanning van een gezonken Duitse onderzeeër. De lezer vaart mee tussen de kleine eilanden bij Cuba, de zogenaamde keys. Het geeft een kleurrijk beeld van de omgeving en hier en daar wordt ingezoomd op de vogels die landen op de droogvallende platen, zoals de flamingo's: “Het is niet alleen hun kleur, dacht hij. Het is niet alleen het zwart op dat roze. Het is hun grootte en dat ze in detail lelijk zijn en toch pervers mooi. Het moet een heel oude vogel zijn uit de vroegste tijden.”*** Vogels kleuren hier het verhaal en naast de pelikanen zijn er ook lepelaars, plevieren en ibissen. Hun al dan niet opvliegen is ook een signaal voor aanwezigheid van mensen.
     Hudson is ondertussen gestopt met drinken. Hij is overgestapt op thee. De bemanning van zijn schip vindt het verkeerd en smeekt hem weer te gaan drinken en hij geeft toe. Ze verzoeken hem door verdriet gedreven niet roekeloos te worden, maar de veiligheid van het schip in het oog te houden. Naast de drank is de plicht iets wat hem overeind hield. Hij had kunnen schilderen of iets nuttigs kunnen doen, maar misschien is plicht wel simpeler, bedacht hij zich. Die inzet duwt zelfs het verdriet naar de achtergrond. Naast het eerder genoemde werk als remedie is dit een andere oplossing in de zoektocht naar hoe te kunnen leven en functioneren. Tot een paar kogels ook dat tweede onmogelijk maken en misschien beide wel.

Het is een 'meer voor mannen'-boek, met mooie vrouwen, bruin verbrande koppen, machismo, vechtpartijen, met veel, heel veel drank, verstopt en oneindig verdriet, en af en toe wat gevoeligheid. Het is zeer vlot en beeldend geschreven en daarom toch plezierig om te lezen.

Noot:

* De volledige tekst is hier te vinden.
** Wab-Me-Me was de naam van Witte Duif een Winnebago. Zie voor een foto van hem hier. Op de illustratie is het de oude man op de meest linkse foto. Als schrijver uit de VS kon je een inheemse naam gewoon gebruiken om je verhaal op te fleuren, blijkbaar, zonder enig gevoel met de mens er achter; hij wordt zelfs als persoon ontkent en teruggebracht tot een geografische locatie. 
*** Dat laatste is nog steeds niet duidelijk, maar vermoedelijk bestaat de soort inderdaad al ruim 30 miljoen jaar.

zondag 22 juni 2025

De Ortolaan


Forsythia, Enschede, 4 januari 2017.

Op de voorkant van de boekenweekuitgave voor 1984 De Ortolaan, door Maarten 't Hart staat een prachtige tekening van de vogel. Hij is van de hand van J. Keulemans.1 Elders in het geschenk wordt de vogel beschreven: “Gele oorring, roze snavel, gele keel, groene kop.”
      De natuur speelt ook op een andere manier meteen een hoofdrol. Tot diep in april is het koud en speenkruid nog niet te vinden. Evenmin het klein hoefblad en nog wat andere planten.2

Het boek begint met een citaat van Søren Kierkegaard:
“Verwonderlijk! Socrates sprak er steeds over dat hij het van een vrouw geleerd had. O, ik kan ook zeggen dat ik het beste wat hetgeen ik bezit, aan een meisje te danken heb. Ik heb het allen niet ván haar geleerd, maar dóór haar.”
Met deze woorden zitten we midden in het verhaal. Kierkegaard was filosoof en protestants theoloog en woorden van zijn hand (zowel van filosofische als theologische aard komen herhaaldelijk terug in het geschenk). Bovendien is de hoofdpersoon, de bioloog Maarten die zich bezig houdt met onderzoek van gedrag van dieren (een etholoog), verliefd op een Belgische studente, Alma. Zij woont tijdelijk bij hem en zijn vrouw in hun huis in de oudste universiteitsstad van Nederland. Hij fietst er dagelijk met haar naartoe. De liefde duurt het hele boekje lang en haar lach maakt blijvend een betoverende indruk op hem. Hij verbindt er een zin uit Gezang 451 aan “onverdiende zaligheên.” De liefde wordt door Maarten wel vaker naar een religieuze tekst vertaald, maar wordt nergens rechtstreeks geuit, niet in woorden, noch in lichamelijk contact. Daar waar sprake is van een 'functionele omhelzing' om Alma uit een benarde situatie op een rots te redden, leidt dit juist tot dagenlang negeren van Maarten door haar; dit tijdens een ethologen conferentie in Edinborough.


De ortolaan leeft niet in het westen van Nederland, maar alleen in de Achterhoek.3 Toch heeft Maarten er wel eens een gehoord op de begraafplaats in zijn woonplaats. Samen met zijn vrouw en Alma gaat hij zoeken naar de schuchtere vogel. Hij legt er zelfs Vrees en beven van Kierkegaard voor weg. Ze horen van alles, maar geen ortolaan. De vogel komt wel terug op de trouwkaart van Alma; die plechtigheid vond plaats aan de Avenue des Ortolans. Tenslotte laat hij haar in Berlijn een dood exemplaar zien van het vogeltje dat tegen de gevel van het hoge gebouw van de Adorno Universiteit is gevlogen. Het is de derde keer dat ze elkaar op een wetenschappelijk congres tegenkomen. Er zitten steeds jaren tussen. Je krijgt als lezer het gevoel dat hier in Berlijn die reeks ontmoetingen zal eindigen. Alma doet geen wetenschappelijk onderzoek meer en is er als invalster voor een professor die ziek is geworden (zoals Maarten de professor verving op het eerste congres, in Brightton, waar ze elkaar ontmoetten). Het verhaal is rond. De vogel dood en die wordt naar haar toegeschoven en door haar aangepakt.

De ortolaan is een fijn leesbaar boekje met een mooi verhaal met een open einde en toch afgerond. 't Hart is niet mijn schrijver, merk ik weer. Dat komt allereerst door zijn strenge protestantse geloof uit het Maassluis van mijn jeugd. Maar ook door wat daarmee samenhangt. Hij is me, hoe aangenaam ook als schrijver, te conservatief. Een pleidooi voor de zondagsrust daar valt nog mee te leven. Hoewel waarom zou het die dag moeten zijn? De redenatie over hoe het gedrag bij dieren, zoals hier bijvoorbeeld de rat, wordt gevormd is wezenlijker. Zijn het de omstandigheden? Nee denkt Maarten alles is al aanwezig bij de geboorte. Er is hooguit sprake van verandering van gedragsfrequentie. Als je gaat straffen bij wat je niet wilt niet zien, en belonen wat je juist wel wilt zien, dan leert een dier niet, maar doet wat hij al kon meer of minder vaak. Is dat ook bij de mens zo, vraagt Alma. “O, vast en zeker,” zegt Maarten. De idee van invloed van de sociale omstandigheden wordt hier reactionair weggewerkt.

Een paar pagina's verderop gaat het over kernwapens. Niet zo vreemd halverwege de jaren tachtig. De massavernietigingswapens, waren destijds een hoofdonderwerp in de politiek en leidden zelfs tot theologische debatten (er waren gelovigen die het een duivels Godsgeschenk noemden). In Zuid-Engeland is een oude man bang voor de bommen en zo begint het gesprek erover tussen Alma en Maarten. Die tweede heeft zijn angst ervoor afgeleerd of beter gezegd bezworen. Ook hier komt het geloof weer naar voren. Maarten citeert Jezus die heeft gezegd: “Maakt u dan niet bezorgd tegen de dag van morgen, want de dag van morgen zal zijn eigen zorgen hebben; elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad. ”4 (Mattheüs 6: 24) Protesteren tegen kernwapens, zoals Alma en haar vriend willen? “Denk je echt dat dat iets uithaalt,” reageert Maarten zogenaamd met een beroep op realisme.

Op de conferentie in Berlijn wordt een inleiding gehouden over de drang van de genen zich zelfzuchtig voort te planten. Het lichaam van dieren en planten is niet meer dan omhulsel, zoals het blik van de auto met de genen als chauffeur. Het idee 'embêteert' Maarten. Hij kijkt gichtig bij de inleiding, Je kan wel zeven psalmen van je gezicht lezen, ziet Alma. Het hele idee spreekt hem niet aan, inspireert niet, het is geen idee waarvoor men sterven wil, vindt hij. Het is niet dat hij de evolutie theorie bestrijdt, hij wil hem half aannemen, maar omhelzen doet hij hem als bioloog zeker niet. Hij zoekt ook naar waar de idee niet klopt. Hij heeft meer met Kierkegaard die schreef: “Het komt erop aan mijn bestemming te begrijpen, het gaat erom een waarheid te vinden, die waarheid is voor mij, de idee vinden waarvoor ik leven en sterven wil.”

De UNI in Berlijn is genoemd naar Theodor Wiesengrund Adorno. Maarten beschrijft hem in het boek als een uiterst scherpzinnig filosoof en socioloog, calvinist zonder god, met een ijzig, star, rigide moralisme, die alle plezier verdacht vond, de levenslust de kop in wilde drukken en dat zijn volgelingen nog veel erger zijn. Adorno vond ook dat “de menselijke en niet-menselijke natuur, die niet rationeel zijn, worden door de kritiek van de formele ratio ontkend en uiteindelijk vernietigd, waarmee ook alle zingeving verdwijnt,” en dat sluit dan weer aan op de gedachtewisseling over evolutie en het reproduceren van de eigen genen waar de kraak en smaak uit is verdwenen.

Adorno heeft in zijn werk Minima Moralia (1971) beweerd dat het eenvoudigste psychologische conflict wordt genegeerd: “Dat is het fenomeen van het bezet zijn. Een geliefd mens weigert toenadering, niet vanwege innerlijke remmingen, maar omdat er een relatie bestaat die een nieuwe uitsluit,” zo vat Maarten tegen Alma dit idee samen en realiseert zich dan dat hij zijn verhouding tot haar hiermee verraadt als hij het zegt. Later beseft hij dat ze zijn verliefdheid al in het koude voorjaar van het begin zal hebben bemerkt. Maarten bedenkt zich dat juist haar al bezet zijn Alma voor hem aantrekkelijk had gemaakt en verder vooral haar lach. Ook die ging van begin tot eind mee van betoverend tot ontwapenend.5

Noten:
1) Er staat een keur aan tekeningen van Keulemans op het internet. De ortolaan (met beschrijving) komt uit deel 2 van Onze vogels in huis en tuin (1873).
2) Mijn vroegste foto van speenkruid is genomen op 15 februari 2013 en die van klein hoefblad op 19 februari 2016. Hij noemt ook tuinplanten als forsythia en winterakoniet die in de vermelde maand ontluiken en die ik respectievelijk fotografeerde op 4 januari 2017 en 15 februari 2013. Het geschenk is 40 jaar geleden geschreven, maar zelfs met het idee dat er sindsdien sprake zal zijn van opwarming, beschrijft dat een bitter koude periode. In 1984 was het inderdaad in april gemiddeld wat kouder dan andere jaren. Maar tijdens de bloei toch een paar graden warmer dan in de maanden dat ik ze waarnam.
3) Ook deze opmerking is niet helemaal naar de feiten. Sovon laat zien dat Noord-Limburg ook een kerngebied was. Inmiddels is hij vermoeelijk uit Nederland verdwenen.Er zijn in ieder geval niet genoeg waarnemingen meer.
4) Terwijl het gezang in de ouderwetse geloofstaal is opgenomen. Gebruikt hij hier de moderne bijbelvertaling en niet die uit de Statenbijbel, die het net iets anders verwoordde: “want de morgen zal voor het zijne zorgen;”
5) In Greek Lessons, van Han Kang, kwam ik juist een kritiek tegen op de wens dat de vrouw altijd lacht.
Winterakoniet, 15 februari 2013, Heemskerk

zaterdag 21 juni 2025

De langste vrijdag

De langste vrijdag van het jaar is al jaren de dag dat ik om het Marker- en IJsselmeer fiets. Vorig jaar kwam het er niet van. Een lichamelijk ongemak speelde me parten (ik was er zelfs voor terug gekomen van vakantie). 

In 2023 werd ik een week na de tocht van mijn fiets gereden. In het laatste deel van mijn rondje dat jaar merkte ik dat de Cultuurweg tussen Middenmeer en Agriport (zo'n 4 kilometer), bijna aan het eind was afgezet met een ondoordringbaar hek. Er werd gewerkt aan de bouw van datacentra. (Ik weet nog dat ik het mijn biljartmaat vertelde die er nu niet meer is en waar ik nog regelmatig aan denk en mis.) De weg was wel weer open en de centra staan er als de energie slurpende industrie van de digitale wereld.

Twee jaar ervoor reed ik de route vier keer en ook in 2022 meerdere malen. Niet dat het nodig is, maar zo maakte ik het missen van het rondje in 2024 alvast weer goed. De laatste keer dat ik over Afsluitdijk fietste was op 15 maart 2019. Kort daarop zou hij dicht gaan om aangepast te worden aan de klimaatdreiging.
 Nog steeds moet je er met de bus over.  

Gisteren bedacht ik me dat het avontuur van de tocht is afgesleten (al weet je nooit helemaal wat je te wachten staat). Het is een trap langs de dijk naar Lelystad, Ketelbrug en via Urk naar Lemmer. Dan zit al bijna de helft erop. Vanaf
Oudemirdum (Fries: Aldemardum) had ik knoopppunten om me via het aquaduct van het onuitsprekelijke Galamadammen, Koudum, Workum, naar Piaam te brengen. Vervolgens naar Cornwerd is het eenvoudig. Den Oever → Amsterdam overbekend.

Het afleggen van de afstand is de sjeu van het evenement. En dat ging. Onderweg kom ik de casarca of roestgans (
tadorna ferruginea) tegen. Dat is een halfgans met een avontuurlijke ontwikkeling. Tijdens een plas in Friesland sprongen de kikkers weg en zag ik de gele waterkers. Bij de Ketelbrug stond het wit vetkruid er nog en in de winde zag ik iets roods (balaustium sp.). Beide had ik ook al op een rondje van 2021 gezien.

Weer een obstakel, dat de afgelopen jaren ontstond, weg getrapt. Alles bij elkaar fietste ik de 250 km  in 12½ uur 
(en maakte daarin ook de bustocht) tot de pont aan de andere kant van het IJ. Het had ook een uurtje langer kunnen duren. De zon hield het nog lang licht.












vrijdag 20 juni 2025

Kasteel in Ierland

Kasteel in Ierland* is het boekenweekgeschenk voor 1970 en is geschreven door Jan Gerhard Toonder**, de broer van Marten die twaalf jaar later het geschenk aanleverde`.*** (zie hier en voor de roofdruk hier).

Dr. Franz Krause uit Oltdorff am Neckar koopt in 1964 een onbeduidend Iers buitenhuis, dat met gevoel voor overdrijving een kasteel wordt genoemd. Het staat in het fictieve Perthmoore aan de boorden van Doonderry Bay. Hij wil er een klein hotel van maken voor de rijkere toerist. Het is enorm veel werk en de twee werkmannen hebben niet altijd evenveel haast. Bovendien komt de plaatselijke politieman met veiligheidseisen en de vraag naar nog niet ontvangen vergunningen.

Krause is niet alleen gekomen, maar samen met zijn vrouw Hilda. Zij krijgt het steeds meer naar haar zin in het groene land. Ze wordt toegezongen met Ierse liederen en schenkt koffie en thee voor iedere bezoeker. Elke dag is er wel een reden om een whisky, guinness, of biertje te drinken. Dat begint al in de ochtend. Haar man gaat zich anderzijds steeds meer ergeren. Ook aan haar. Langzaamaan wordt hij steeds meer geconfronteerd met de achtergrond van hun relatie en met zichzelf, in de vorm van een twintig jaar jongere Krause. Hij heeft een naar en goor verleden, waar hij zich uitpraat door zijn rol in misstanden klein te maken. Verder is het een trieste en zielig figuur. H. Westerink schreef in het Nederlands Dagblad:

Laag voor laag wordt hem het masker van nette burgerman afgenomen, totdat er tenslotte niet meer overblijft dan een miezepieterig, sadistisch bangbroekje, dat uit angst voor zichzelf en voor anderen niet beter weet te doen dan van tijd tot tijd weg te kruipen in een kelder, waarin hij tenslotte de dood vindt.”
Dat hij de dood vindt is een voor de hand liggende interpretatie, maar dat wordt niet in Kasteel in Ierland beschreven er is suggestie die ervoor zorgt dat je zelf voorbij het boek gaat verbeelden. Maar de oordelen over de man in het protestantse Nederlands Dagblad zijn treffend, dat hij in zijn jongere jaren ook een pervert en verkrachter was, moet daar aan toegevoegd worden. Nu leefde hij zich als kasteelheer uit op het veroordelen en kleineren van de Ieren en van zijn vrouw. Zij zitten hem alleen maar dwars, zo meent hij.

Naast het 'kasteel' staat een oude vervallen toren. Daaraan kleven verhalen en bijgeloof. Krause zelf ziet de zwarte kraaien die om de top cirkelen. Hij kijkt ernaar en ziet.
“(…) om de top, die bijna het bewegingloze dek van regenwolken leek te raken, zweefde, of vibreerde, een krans, zoals heiligen een krans om het hoofd hebben... maar deze krans was van anti-licht, gemaakt van zwarte vogels die in zinloze patronen langs en door elkaar vlogen, alle met een schorre roep die de een van de ander overnam zodat er geen seconde stilte zijn kon, een kreet die geen doel had, geen antwoord verwachtte, zich met een korte, hopeloze boosheid in het ruisen van de regen mengde, alsof, dacht Krause, de doden nog eens spreken mochten en niet wisten wat te zeggen. Hij rilde weer; een huivering van clandestien genot. Dit was mooi. Er was geen ander woord voor. Schön.”
Ook los van de betekenis voor het verhaal wordt de aanwezigheid van de zwarte vogels in een grote groep hier fraai beeldend beschreven. Het is verschijnsel dat je ook in Nederland wel eens ziet en hoort “zonder een seconde stilte,” tot het geluid verstomt. In Kasteel in Ierland gaat dit ook in de nacht door.

Het geschenk bezingt aan de ene kant de Ierse natuur, cultuur en levenslust (met een voorname rol voor de pastoor en overige stereotypen, soms op het kolderieke af) en aan de andere kant is het gewelddadig en naargeestig. Indringend is het zeker ook.

Noten:
* Kasteel in Ierland is op de website van de Nederlandse Bibliotheek te vinden als pdf, txt, scan of als epub. De cover is ontworpen door Wout Muller. Er is een 2e druk: een in linnen gebonden versie, uit 1988, 196 pagina's, maar ik heb hier geen afbeelding van kunnen vinden.
** Enigszins gevoelig is de inhoud van het geschenk wel. Jan Gerhard Toonder veranderde volgens Adriaan Venema in 'Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie van toon
na de landing van geallieerde troepen in Normandië. Iets dergelijks doet ook een personage in dit geschenk. Venema staat uitgebreid stil bij het optreden van J.G. Toonder. Overigens is Toonder nadat hij beroep aantekende vrijgesproken van het schrijfverbod dat tegen hem werd ingesteld, maar wel wordt in de Nederlandse Staatscourant (23/02/48) vastgesteld “dat hij door schuld tijdens de bezetting van het Rijk in Europa de vijandelijke propaganda heeft bevorderd; legt hem als maatregel op 'afkeuring van de houding.'” Overigens zit tussen die daden van twijfelachtig allooi en het verschijnen van het geschenk ruim een kwart eeuw.
*** Z
ie hier voor de bespreking van De andere wereld en voor die van de de roofdruk Olivier B. Bommel in Nicaragua hier).

woensdag 18 juni 2025

Olivier B. Bommel in Nicaragua


Sinds de Bommel strips in 1941 zijn gestart, zijn de heer in zijn geruite jas, Tom Poes, figuren daaromheen beroemd en de gebezigde taal en termen eruit gevleugelde woorden in het Nederlands geworden. Er zijn vertalingen, er is een film gemaakt, en momenteel wordt in Groenlo gebouwd aan een pretpark rond Olivier B. Bommel dat najaar 2025 open zal gaan. En er zijn zelfs roofdrukken van de strip, waaronder die van het boekenweekgeschenkI De andere wereld dat is omgeschreven en gepubliceerd onder de gewijzigde titel Olivier B. Bommel in Nicaragua.

In de boekenbijlage van Vrij Nederland werd het werk voor het goede doel aangekondigd en geprezen:

“Olivier B. Bommel, zo ongeveer Nederlands respectabelste ingezetene, mag zich verheugen in menig liefhebber die zijn hoge komaf gebruikt voor goede doelen, zoals het schrijven van parodieën. De uitgeverij met de dubbelzinnige naam Bommeldingen heeft een uiterst leesbare aflevering van een Bommel-verhaal uitgegeven: Olivier B. Bommel in Nicaragua. Bommel is benoemd tot wethouder van Ontwikkelingssamenwerking van Rommeldam en ontvangt een delegatie uit Nicaragua die om hulp komt vragen. Hij besluit het land zelf te gaan bezoeken met Tom Poes. Onderweg, in de buurt van de grens, komen ze de vader van de revolutie tegen die hen op het hart drukt goed uit te kijken of de revolutie zich wel aan haar idealen houdt. De tekst is geschreven door ene ‘K’, het betreft hier een ‘originele roofdruk’, waarvan de opbrengst voor Nicaragua is (f 4, -).”
Ook hier gaat de eerste pagina – door Toonder toegevoegd aan het boekenweekgeschenk – over het lezen. Niet over een specifiek boek, zoals in het origineel, maar over het lezen van een ouder werk. Nu gaat het verhaal niet over vluchtelingen maar over hulp aan een land dat is getroffen door een toneelspeler en de door zijn regering gefinancierdenee heer Bommel geen slangen, maar inderdaad Tom Poes paramilitaire Contra's. Hoewel op pagina 2 al de term CIA valt en de bedoeling van de roofdruk duidelijk is, ligt de boodschap niet al te dik op het pamflet dat pleit  voor hulp aan Nicaragua. Het wordt daardoor geen socialistisch realistische vorm van propaganda, maar is inderdaad prettig leesbaar. Of het kunst is? Dat weet slechts de Bezige Bij oftewel de bijenkorf. Dat laatste is dan weer een metafoor voor de samenleving (ook wel el pueblo genoemd), meent een oude Nicaraguaan. 

Tekst loopt door onder strip.


Hij is 'de vader van de revolutie'. Zo ziet hij er ook uit met zijn doordachte houding, verweerde sombrero en stok in zijn hand. De man duikt regelmatig op. Dat is niet zo vreemd hij is te zien waar de revolutie is; bijvoorbeeld waar de armen voedsel hebben. Bommel en Tom Poes worden gemaand hem te blijven zoeken. “Blijven zoeken,” vraagt Tom Poes verbaasd. “Wij hebben u toch al gevonden?” Schrijver K van deze Bommelstrip wist destijds nog niet hoeveel meer betekenis deze opdracht zou krijgen in de geschiedenis van het land. Halverwege de jaren tachtig was het afwenden van de door de VS gesteunde aanval en het opbouwen van het land waar de aandacht naar toe ging. Over het heden zal ik het hier niet hebben. In de strip gaat het om het zingen van de solidaridad. Maar dat 'blijven zoeken' houdt zijn waarde.

Er wordt wel degelijk belerend gesproken. Terloops wordt afgegeven op zendelingen die aanspoelen op de kust en de gewapende strijd is onvermijdelijk. Als Bommel vraagt of er wel democratie is in Nicaragua dan wordt hem gevraagd of er wel democratie is in Rommeldam en zo ja of die al perfect is en altijd in de geschiedenis goed heeft gewerkt. Het gelijkhebberige daar rekenen de trotse, heldere en vriendelijke Nicaraguanen mee af.

Ook in deze versie schrikt de kasteelheer wakker in zijn bed. Er wordt gezongen:
“Luchamos contra en Yankee. Enemigo de la humanidad!”II Overigens is Bommel hier de twijfelachtige wethouder van Ontwikkelingssamenwerking die met veel woorden weinig zegt en nog minder doet en betekent. De heer van stand moet weinig hebben van de Nicaraguanen. ('Schommel,' zoals hij abusievelijk ddor hen wordt aangesproken, staat symbool voor de minister van Ontwikkelingssamenwerking Schoo uit de tijd van publicatie.) Hij moet bewogen worden meer ongebonden hulp te geven en zich duidelijk uit te spreken tegen de contra's die mensen doden en huizen opblazen. Dat is het doel van K met de uitgave. Aan het slot van de strip wordt zelfs Koningin Beatrix nog aangeroepen om daar voor te zorgen.

Bommels afkeer van Nicaraguanen schommelt inderdaad. Zijn gevoelens over hen zijn verward. Dat komt ook door de mooie ogen van Nicolien en het ruiken van het lekkere eten. Je voelt het hele boekje door de toenadering komen. Bommel is verliefd. Dat is duidelijk. Hier kan geen Juffrouw Doddel tegenop.

De strip spreekt zijn lezers aan; 'de oplettende lezertjes'. Bommel voelt zich zelfs door hen achtervolgd. Het verhaal wil ook van het papier afstappen de realiteit in. Zo zit het verhaal vol kleine grapjes en mooie taal en aansprekende zinnen. De markies van Canteclaer is er de tweede
a van zijn naam kwijtgeraakt en daarmee een beetje van zijn gedateerde voornaamheid.
      Het is wel jammer dat de letters geroofdrukt zijn in een mager font en soms met weinig inkt, waardoor de grijze letters veertig jaar later nog net te lezen zijn. Die kritiek op het boekje is niet zo belangrijk, daarvoor is het nog steeds te leuk om te lezen, zeker in combinatie met het origineel waaruit wat strips zijn verwijderd of stroken zijn ingekort en samengevoegd (zie onderstaande tabel).

D. Hamm
ing, directeur van uitgever de Bezige Bij, reageerde in dagblad TrouwIII verbolgen op de uitgave. Deze heer van stand, van de uitgeverij die de officiële Bommelboeken uitgeeft, kondigde juridische stappen aan: “Mijn advocaat stelt inmiddels pogingen in het werk de gehele oplage in beslag te laten nemen. Dit is gewoon diefstal, dat kan niet worden getolereerd. Dat het voor een goed doel is, doet daar niets aan af.” Niettemin is het werk vier decennia later nog ruimschoots voorhanden in het boeken- en stripantiquariaat.

Noten:
I Op deze pagina werd een kavel van 12 illegale Bommelstrips aangeboden. Hier op een algemene pagina over illegale strips staan er meer.
II Een vertaling van dit Spaans zoals ook als voetnoot in het boekje staat: “Wij strijden tegen de Yankee. Vijand van de mensheid!”
III De Volkskrant van 23 februari 1985 staat ook stil bij de uitgave onder de kop Heer van stand geroofd.
IV Over de foto's. De bedrijven die tot Europa's grootste wapenreuzen horen met hun hoofdvestigingen achter Amsterdamse gevels, vond ik wel een Bommeliaans gegeven. Er zou een roofdruk aan gewijd kunnen worden.

Verschil strips tussen De andere wereld & Olivier B. Bommel in Nicaragua

vervallen

0415, lege pagina's, 0422-23, 0434-35, 0439, 0444, 0467, 0473-74, 0485

samengevoegd

0480a-0481b, 0481c-0482ac,

Bij samenvoegen heb ik het eerste plaatje van een strip a, het tweede b, en het derde c genoemd.

De andere wereld


Marten Toonder diende in 1982 als boekenweekgeschenk de Bommel strip De andere wereld in. De strip was al verschenen in 1979 in NRC-Handelsblad. Tenminste van strip 0415 tot 0486. Voor de CPNB-uitgave voegt Maarten Toonder nog een strook met tekst toe: 0414.* Daarin hebben de heer van stand en zijn trouwe knecht het over de boeken die ze lazen. Dat sluit aan op het thema van de boekenweek van dat jaar: ʽBoeken blijven’.

Bommel las ʽDe negerhut van oom Tom’ en ʽAlleen op de wereld’ en Joost las 'Het slot' van Kafka. Hij vond dat boek weinig boeiend en onbevredigend. Bommel voegt Joost toe dat “men met boeken niet boven zijn stand moet leven.” De kasteelheer had juist wel veel geleerd “dat er in stilte veel geleden wordt op deze wereld, terwijl hoogstaande figuren er veel goed aan kunnen doen.” Met deze woorden neemt hij ook een voorschot op het verhaal van De andere wereld. Dat gaat over vluchtelingen die opduiken rond Bommelstein. 
Tekst loopt door onder strip.
In het geschenk staat ook een voorwoord van Olivier B. Bommel. Dat eindigt met een Postscriptum waarin hij stelt:
“Juist nu het boek op punt van verschijnen staat, maakte een proeflezer mij er op opmerkzaam, dat mijn lotgeval te maken heeft met immigratie; een steen des aanstoots waar sommigen over struikelen.
     Hierover kan ik slechts glimlachen. Ikzelf heb immers de weg gewezen aan iedereen, die de straat opgaat om actie te voeren; zodat men weet waar men terecht komt.”
Het oorspronkelijke verhaal begon met Kweetal, de breinbaas, die met zijn drie dagen achter lopende oloroon loopt te zeulen. Lut Lierelij, de zanger en tokkelaar, met zijn vrijwel onnavolgbare taaltje, die met hem optrekt, meent dat het Kweetal het apparaat beter weg kan gooien:
“Draag niet mede watte swaar is, maar huphop bliede.” En plons daar gaat de techniek zo het Zompzwin in. Doch als je drie dagen tijd laat verdwijnen in het Zwarte Water dan verandert dat de stroom in het meer, de tijd raakt in de war, en de mist vertroebelt ook nog eens het zicht.

Na het weggooien van het apparaat springt het verhaal dan ook naar elders. Dat gaat zo snel dat er twee witte pagina's zijn ingelast om deze sprong te onderstrepen. Kort nadat het geschenk verscheen zorgde dat voor mensen die terug gingen naar de boekhandel om hun misdruk om te ruilen voor een gaaf exemplaar.**
Voorlees uitgave, Bezige Bij, november 2022.

In het derde plaatje van de op de blanco pagina's volgende strook strips schrikt heer bommel wakker van lawaai buiten in zijn tuin. Het angstzweet breekt hem uit. Maar schrik maakte al snel plaats voor gramschap. In zijn tuin stookt een familie van op panda's lijkende beren een vuurtje. Bommel is er niet van gediend en dreigt de politie in te schakelen. Het zijn vluchtelingen uit een land waar wringerds en vulkanische uitbarstingen het leven onleefbaar maken. Het land wordt Apoka genoemd. Burgemeester Dickerdack pleit voor het onderbrengen van de ontheemden in tuinpartijen en voor het verhogen van de belasting om de opvang te bekostigen.

Joost, winkelier Grootgrut, de notabelen, zoals markies de Canteclaer en redacteur en eigenaar van de Rommeldamse Courant de heer O. Fanth Mzn. zijn hier niet van gediend en zetten een comité op waarvan Bommel de voorzitter wordt. Fanth citeert onzorgvuldig uit ʽWien Neêrlands bloed ...’ om de toon voor een artikel over de komst van de vreemdelingen voor zijn krant neer te zetten. Bommel meent dat de Rommeldammers het al moeilijk genoeg hebben: “Niets dan belastingen en ruimtegebrek en stakingen en parkeerproblemen, zodat we niet voor vreemden kunnen gaan zorgen.” En de overheid die heeft geen begrip zo klaagde de kasteelheer op de nog steeds herkenbare en in dit kikkerlandje rondwarende toon.

Heer Ollie mag op televisie uitleggen wat het comité zal gaan doen. Hij laat zijn trouwe vriend Tom Poes een rede schrijven. En daar gaat het mis. Of eigenlijk, juist goed. Tom Poes wil weten vanwaar en waarom de vluchtelingen gekomen zijn. Hij schrijft een empathisch verhaal. Als Bommel voor de camera moet verschijnen is de beer in zijn eeuwig geruite jasje zenuwachtig. Regiseur Ondersteen gaat het om de kik (ook die sensatiezucht bij de pers is nog steeds zeer aanwezig), zo meldt hij, en Bommel moet zich verder niet druk maken. Bommel leest voor: “Vergeleken bij de vluchtelingen hebben we het erg goed. Een bovendien hebben we een gemeentebestuur, dat lieden helpt, die in nood verkeren...” tot tevredenheid van de burgemeester, maar tegen het zere been veel veel anderen. De volgende dag vliegt een overrijpe tomaat door het raam van Bommelstein boven op zijn kop. Bommel wordt uitgekotst.

Via een mislukte tocht met het bootje van Wammes Waggel komt hij uiteindelijk terecht in Apoka, de wereld van de vluchtelingen. Wammes Waggel is geen man van veel woorden. Hij doet wat hij moet doen en zet de vluchtelingen van de andere kant over het Zwarte Water naar de veilige kant. Het is zijn werk. Bommel belandt juist aan de andere kant en ziet dáár dat het leven er inderdaad onleefbaar is, wordt door die situatie geraakt en heeft te doen met de bewoners. Hij vindt dat ze gered moeten worden. De beer vertelt hen aangedikt over het leven in Rommeldam en zijn verhaal leidt tot misverstanden en tot de uittocht van de inwoners naar het land waar de gouden dubloenen aan de bomen zouden groeien. Hij doet dit door de onnavolgbaar verwarde tijd drie dagen in het verleden, zodat hij weer thuis is als de vluchtelingen in het begin van het verhaal door zijn eigen woroden in zijn tuin terechtkomen.

Als hij terugkomt uit de mist van van avontuur in Apoka wordt hij gevraagd door de burgemeester voor de gemeentecommissie tot hulp aan de andere wereld. Redacteur Fanth is soepel van geest en heeft gemerkt dat de lezers “eigenlijk meer vóór” dan tegen de vluchtelingen zijn en wil weer een interview. Bommel laat zich daarin van zijn beste kant zien. Joost is weer trots op zijn heer die oproept de vluchtelingen te steunen. Tenslotte zit iedereen aan tafel en heft Heer Bommel het glas op de hulp aan de Apoka's, die ook hulp aan hemzelf betekent.

De strip is meer dan een verhaaltje. Het is een maatschappelijke boodschap. In het jaar dat toenmalig Koningin Juliana vanuit haar ruim opgezette paleis stelde: “Ons land is vol, ten dele overvol”,*** kwam Maarten Toonder met een ruimhartige visie op de proppen, die een drietal jaar later via een boekenweekgeschenk het grote publiek bereikte met de boodschap dat als je je verdiept en aan de lijve voelt wat de vluchtelingen meemaken dan kan je niet anders dan voor ze opkomen, niet anders dan ze steunen en dat is ook in je eigen belang.****

Noten:
* Er bestaan zodoende dan ook 2 afleveringen met nummer 0414 in de Bommelsaga! Het andere strookje met het nummer 0414 staat in de bundel ʽDit gaat te ver’ in het verhaal ʽheer Bommel en de toekomer’ zo zet Willem Dijkstra op Facebook uiteen.
** Ervaring, indertijd aan klanten meegedeeld door een boekverkoopster van de Literaire Boekhandel te Utrecht bij het uitreiken van dit boekenweekgeschenk. https://nl.wikipedia.org/wiki/Heer_Bommel_en_de_andere_wereld#cite_ref-1
*** De opmerking in de troonrede had veel te maken met de schaarse ruimte voor industrie, ecologie, wegverkeer e.d., maar werd al snel ook gebruikt in de mobilisatie tegen vluchtelingen en migranten bij de opkomst van de Centrum Democraten enwordt in dat kader nog steeds ingezet, zie bijvoorbeeld de tekst van het SGP-kamerlid Flach uit december 2024.Rapport%20van%20de%20Staatscommissie%20Demografische%20Ontwikkelingen%202050-1.pdf
**** Hiermee was de kous nog niet af. De andere wereld zou in 1985 tot een roofdruk leiden ʽOlivier B. Bommel in Nicaragua’. Zie hier.

vrijdag 13 juni 2025

Vaders en zonen



Vaders en zonen van Iwan Toergenjev wordt gezien als zijn meest toegankelijke werk en dat lijkt me te kloppen. De schrijver kijkt graag om zich heen, pikt een idee of stemming op en schrijft er in de vorm van een roman over. Hier met voorzichtig ook zijn eigen mening, maar wel in een uiterst heldere structuur.

In het voorwoord door vertaalster Aleida G. Schot* staat dat dit boek werd geïnspireerd door een jonge Russische medicus, net afgestudeerd in Sint-Petersburg, die de schrijver tegenkwam op het eiland Wight. De man was nihilist en keerde zich tegen de denkbeelden van de oude garde. Het begrip nihilisme stond destijds nog voor een mens die met een kritisch verstand bestaande vormen verwerpt en ze afbreekt als de kans zich voordoet en die geen enkele autoriteit wil erkennen. Deze medicus wordt in de roman het personage Bazarof, een militante materialist (ook al een begrip dat inmiddels voor velen een negatieve betekenis heeft gekregen en los is komen te staan van zijn filosofische betekenis) en eveneens nihilist. Hij is als zoon van een legerarts en zelf ook verbonden aan een medische opleiding.

Bazarof heeft een vriend, een volgeling, die tegen hem opkijkt, Arkady. Hij is de zoon van Nicolaj, een grootgrondbezitter die samenleeft met zijn aristocratische oom, Pavel. Nicolaj heeft een verhouding met zijn dienstmeisje
Fenitsjka, waarbij hij zelfs een zoon heeft, Mitja. Vaders en zonen start in dit landhuis waar een hoop klemmen en vallen liggen om in te lopen voor jonge mannen die de wereld van de romantiek willen ontdoen. Het verhaal verplaatst zich vervolgens bijna als vanzelf via het landhuis van een rijke weduwe, Anna Sergejevna Odintsova, naar het bescheiden huis van Bazarofs ouders. Het verhaal is vooral de verpakking van ideeën, weliswaar in mooi papier, maar wel bedoeld als wikkel.

Als oom Pavel terloops tegen Arkady zegt dat een nihilist iemand is die niets repecteert, dan reageert hij met:

“Die alles vanuit en kritisch oogpunt beschouwt.”
“Is dat niet precies hetzelfde?'vroeg Pavel Petrowitsj.”
“Nee dat is niet precies hetzelfde. Een nihilist is een mens die voor geen enkele autoriteit buigt, die geen enkel principe klakkeloos als waarheid aanneemt, hoezeer dit principe zich ook in de algemene waardering verheugt.”
Die benadering is geen wet van Meden en Perzen, maar voor de een goed en voor de ander slecht. Pavel kan niet goed tegen de opstelling van vooral Bazarov. Hij zoekt continue de confrontatie. Arkady's en Mitja's vader meent dat het de ideeën van de jongeren zijn, een andere generatie, en de bittere pil die de ouderen moeten slikken is dat niet alles bij hetzelfde blijft. (Op de achtergrond speelt dat het verhaal kort voor het afschaffen van het lijfeigenschap handelt).

Toch heeft Nicolaj ook zijn twijfels over het afwijzen van poëzie en het niet voelen voor kunst en de natuur. Bazarov wijst ook de romantiek af en gaat vooral voor de harde wetenschap. Liefde is niet meer dan een chemisch proces en als het misloopt dan duikt elders wel weer een nieuwe liefde op; niets om je druk over te maken. Het is bijna of door hem de roman zelf aangevallen wordt en Toegenjev maakt duidelijk dat het zo simpel niet loopt, zeker niet in de liefde.

In het landhuis van Anna Odintsova geldt een strikt regime van opstaan, ontbijt, lunch, diner en dat alles op vaste tijden, daromheen vinden activiteiten plaats. Dat past niet in de kritiek op vastgeroeste vormen van een nihilist. Arkady en Bazarov stemmen er dan ook niet mee in, maar tegelijkertijd vonden ze het wel plezierig dat alles als op rolletjes verliep. Kennelijk waren de jonge heren toch wat dogmatisch in hun afwijzen. Maar er zijn ook zaken waar veranderingen niettemin wel gewenst zijn. Zelfs Pavel moet tenslotte toegeven dat Bazarov gelijk had toen hem zijn aristocratisme verweet. Het is een pose om af te leggen. Dat kan alleen maar gelukkiger maken.

Bazarov meent dat zijn strijd tegen de vastgeroeste normen en waarden en alles afschudden wat niet bewijsbaar is, niet materialistisch of dat romantisch is, tot een bitter, wrang en eenzaam leven leidt. Het is volgens hem niets voor Arkady die heeft teveel jeugdige overmoed, enthousiasme, en is te weinig brutaal en kwaadaardig. “Jij bent een beste jongen, maar je bent tenslotte maar een klein liberaal heertje, et volatoe, zoals mijn vader zegt,” zegt de leraar bij het afscheid tegen zijn leerling. Bazarov gaat naar zijn ouders die uitbundig van hem houden en hij stiekem ook heel veel van hen. Zo boosaardig is hij nu zelf ook weer niet, maar aan zijn gepassioneerde nihilisme en materialisme houdt hij wel vast.

Dat Vaders en Zonen zijn meest bekende boek is geworden, verbaast niet. Het leest gemakkelijk weg. Het is duidelijk van structuur en idee en bovendien krijg je wel de bekende sfeer van de Russische adel op het land mee. Alleen al dat ik emotioneel meeleef met de romanfiguur Bazarov toont aan dat hij als romanfiguur ongelijk had. In het boek rekent Toergenjev af met een te ver doorgevoerd idee over hoe de oude vormen en gedachten moeten sterven en de wereld volledig moet steunen op nieuwe krachten. Ook vormen uit die oude wereld zijn niet allen totaal waardeloos.

Noot:
*
Het gaat om de derde druk, 1967, bij Meulenhof. Schot heeft in haar vertaling accentstreepjes gezet op de lettergrepen waarop in het Russisch de klemtoon ligt. In deze korte bespreking laat ik die weer weg.

maandag 9 juni 2025

Protest per prent




Protest per prent; schoppen tegen heilige huisjes door D.H. Couvée is een verzamelingen prenten, tekeningen, met een boodschap. Ze zijn chronologisch opgenomen. De eerste is van de tweede helft van de zestiende eeuw en de laatste van 1968 tegen de consumptie maatschappij. Elk is voorzien van een begeleidende tekst. Op de eerste pagina staat een inleiding bij de hele bundel die begint met:
“Ja, protest is een modewoord. Maar modewoorden komen niet uit de lucht vallen, dat lijkt maar zo. Protest dekt in onze dagen gevoelens van weerstand, verzet, afkeer, huivering, onenigheid, weerbarstigheid. Protest is tégen het vanzelfsprekende en het bestaande, en vóór een avontuur langs ongebaande wegen.”
Het accent aigu wordt driemaal inzet om dat protest te verlevendigen, meer voor de vorm dan voor de inhoud. Maar het is opvallend dat het boekenweekgeschenk voor 1971 met deze woorden begint en de spotprent als thema had. Het roept 55 jaar later de vraag op of die genoemde gevoelens ook in onze dagen zich vertalen naar protest en hoe en wat dat betekent.

Protest begint met twee buitenlandse prenten, maar dan komt Oldebarneveldt al voorbij die door de zeef der rechtvaardigheid valt (tek. 1618). Het is ondoenlijk alle tekeningen te beschrijven, maar die waar Napoleon en de Engelse regeringsleider William
Pitt de wereld, een plumpudding, als een goed maal
verdelen is een pracht prent (tek 1805, door James Gillray) die de machtspolitiek laat zien.

Couvée sluit zijn inleiding af met de opmerking dat de drukprocessen zijn verbeterd, waardoor in iedere oplage kan worden gedrukt. Maar ziet, in onze dagen op dit punt aangeland, blijken de bezitters der rotatiepersen vaak niet bereid de tekenende revolutionairen tot hun kostbaar machinepark toe te laten,” zo stelt hij in zijn voorwoord. De stencil machine, zeefdruk, kleinoffset en dergelijke moesten daarom uitkomst bieden. Nu zijn dat goedkope drukkers, printers en kopieermachines geworden.

Maar protest is geen hobby. Het is niet alleen tegen,
het wil ook iets veranderen, en dat betekent invloed hebben en dus invloed en een verwijzing naar de zijlijn helpt daarbij zelden. Een bestelling bij Flyer Alarm is makkelijk, maar biedt minder soelaas dan ruimte in een dagblad of nog beter prime time op TV.

Ook in vroeger tijden waren er tekeningen die door censuur nauwelijks verspreid werden, zoals die van Francisco José de Goya y Lucientes. Er is een prachtige prent van zijn hand (uit 1799) opgenomen, waarvan de betekenis ruim 200 jaar later nog niet duidelijk is (gedwongen huwelijk, of het dogma dat de scheiding onmogelijk maakt). Opmerkelijk is dat de bij de tekening geschreven tekst mist (No hay quien nos desate?). Op de volgende pagina is nog een tekening van hem opgenomen: Ets 15 uit de serie 'de verschrikkingen van de oorlog' (1810) over het verzet tegen de Franse bezetting van Spanje. Ook bij deze verschrikkelijke tekening is de tekst (Y no hai remedio) niet opgenomen.
   
Ook de volgende prent gaat over de oorlog. Weer gruwel. Honoré Daumier laat de uitvinder en producent van het naaldgeweer grijnzend over het slagveld kijken. (1866)

Soms lijkt er een verkeerd jaartal te staan bij een prent. Zo doen Max en Moritz in 1865 getekend doorWilhelm Busch zeer modern aan door de vlotte summiere lijnen waarmee de tekening gemaakt is. Zouden er niet wat bewerkingen op zijn uitgevoerd om hem te vereenvoudigen? Diezelfde twijfel is moeilijk te onderdrukken bij de tekening van Oskar Gulbransson voor het tijdschrift Simplicissimus uit 1904 over hoe de Duitse sociaal democratie buigt voor de keizer.

Er zijn tekeningen over geloof, oorlog, opkomend fascisme, politieke elite en adel, burgers, stakingen, verslaving en opvallend is de prent van het gebouw van de Verenigde Naties in verval uit 1953, getekend door L.G. Illingworth. Opland (1961) springt eruit. Niet alleen door zijn onderwerp, een man op een fiets tussen de auto's, maar ook door zijn krachtige lijnen.

Het is een boekje om nog eens door te bladeren. Het gelaat van de vrouw uit Rijssen, uit een gezin van jute wevers staart je dan met wanhoop aan. Er werd gestaakt voor een betere omstandigheden, maar die strijd ging verloren. Aan deze tekening van Albert Hahn (Notenkraker, 9 februari 1907, 1e jrg, nr. 6) kan dat niet gelegen hebben. De cover is nu handelswaar. Een herdruk van de politieke tekening is online te koop voor € 22. En ook anderen vind ik als koopwaar online.

Protest per prent is tot mijn weerzin handel in prenten geworden. Het boekenweekgeschenk is nog wel voor een paar euro te koop of gratis in te zien.*

Noot:
* Protest per prent is op de website van de Nederlandse Bibliotheek te vinden als pdf, txt, scan of als epub.