Over het fietspad in de Bretten
rijdt een auto van Pantar – sociaal-ontwikkelbedrijf van
Amsterdam – het ding is zo breed als het fietspad zelf. Hij weigert
opzij te gaan als ik er aan kom. Laat die ouwe maar over het gras
fietsen, ik wijk niet, lijkt de bestuurder te denken. Met vier
brede banden zou dat toch net wat gemakkelijker gaan. Zo blijft er
wat te ontwikkelen.
In de duinen komt een scooter voorbij.
Die zie ik daar vrijwel nooit, want ze dan ook zijn niet
toegestaan. De man blijkt de weg niet te weten, want aan het eind
van het pad ziet hij pas dat het dood loopt en keert om.
Ja,
je kan je ergeren. Anders zijn er nog wel de vliegtuigen die door
de lucht razen in een rondje naar Schiphol over zee en het
duingebied. Of je kan denken dat er teveel kwallen zijn om te
zwemmen. Of je gaat gewoon wel je slagen maken en geniet van de
golven en het over je hoofd slaande water en hebt van al die
kwallen geen last.
Mijn pillen voor de
vakantie gingen vandaag pas op. Gek idee. Ben nu al weer 1½ week
thuis. Toen ik ging kreeg ik mee: “Neem je tijd, 2 á 3
weken.” Het werd de helft van dat laatste. Het was
genoeg.
Hoewel ik moest bijkomen van het energieverbruik,
kwam ik beter terug dan ik wegging. Er is bovendien weer een
draadje losgeschoten van het stramien 'gewoonleven'. Dat wordt het
toch nooit meer. Laat maar waaien. Af-en-toe spring ik eens
onverantwoordelijk uit de band en doe meer dan ik kan.
Zaterdagnacht en zondag liet ik me niet kisten door de hompen pijn, maar teveel was het wel geweest. Maar af-en-toe een stap in de realiteit van buiten toch maar, de nabranders ervan doen kwaad, maar ook goed. Merkte
o.a. dat de politiek een brug te ver is voor me, daar heb ik niet
meer de kwaliteiten voor, misschien wel nooit gehad.
Het
volgende draadje om los te knopen is niet meer kijken wat er
verkeerd gaat in de wereld van de mensen die het
'goedevoorhebben', als je zelf geen invloed hebt, heeft dat toch
geen zin en is alleen frustrerend. Rommel maar lekker door jongens
en meisjes en maak je niet druk om de mensen die afhaken door
jullie wild geraas. Langzaam verdampt het
geloof merkte ik de afgelopen weken bij de mensen die ik sprak.
Leven om de tijd te laten verstrijken, daar moet
je wel voor waken. Er zijn nog veel zaken, meer waard dan dat. Dit
soort gedachten borrelden op. Je kan ze niet altijd wegstoppen. Dan
maar een oprisping hier op dit 1001ste blog.
Nawoord: Het is nu ruim vier maanden later (6 november) en alles liep anders. Ik ben weer bezig om mijn lijf in het gewone leven de goede kant op te laten wandelen. Toen ik dit schreef was ik eindelijk bezig weer meer inhoud aan mijn leen te geven. Een paar wkeken later lag ik er letterlijk af. Komt wel weer.
The Grapes
of Wrath
van John
Steinbeck
stond al jaren in de kast. Het is een uitgave
die van mijn schoonvader is geweest: meer een bouwpakket dan
een boek. De goedkope uitgave uit 1946 was mogelijk door de
enorme verkoop van eerdere uitgaven. Hij valt ¾ eeuw later van ellende uit elkaar en
ik lees losse pagina's. Het boek vol dialect – waar een bloem
bijvoorbeeld een fl'ar is – ruikt naar een tweedehands boekhandel.
In deze staat gaat het ook nog eens mee op fietsvakantie.
De
reden om het te pakken was een zesdelige serie over een fietstocht door Australische jongemannen onder de titel
The Bikes
of Wrath. De tocht voerde langs de weg vanuit Oklahoma naar
Californië die de familie Joad volgde om aan armoede te ontkomen. Fragmenten uit het boek werden
voorgelezen door mensen die de fietsers ontmoetten. Een dergelijke onderneming kon op applaus rekenen,
maar ook bleek het stof rond de publicatie nog steeds niet geheel neergedaald. Er
waren mensen die niets meer van de scherpe literaire aanklacht wilden
horen. Anderen openden juist door de fietsers het boek voor 't eerst.
Platgetreden De
fietstochtfilm heeft bij mij ook die uitwerking. Om kortzichtige
redenen had ik het boek nooit gepakt. Het is oud en bekend en Steinbeck
een door middelbare scholieren platgetreden pad. Waarom zou ik het
lezen? Het boek begint echter meteen al met prachtige ontmoetingen.
De een met een bekrompen vrachtwagenchauffeur en de ander met een
dominee die niet meer gelooft in zonde en daarmee zijn werk niet meer
kan doen. Hij gaat de hele tocht naar Californië mee en worstelt voortdurend met
zijn positie als ex-geestelijke. Een prachtfiguur van begin tot
einde. Maar op die eerste pagina's is er ook een schildpad die in
zijn standvastigheid toont dat je een richting in moet slaan. Het
reptiel schildert daarmee alvast het verhaal, maar weet nog minder
dan de familie Joad waar de tocht zal eindigen.
Winstbelust Wat
ook opvalt is dat vrijwel alle handelaren winstbeluste naarlingen zijn. Dat gaat van de verkopers van tweedehands
auto's tot landbezitters die het land ontgroeid zijn en hun boerderij
runnen als een bedrijf slechts gericht op winst zonder rekening te
houden met bodem en leven. De allerkleinste, zoals de pompbediende,
komen er beter vanaf. De man achter de toonbank van de winkelnering is flexibel op eigen
risico, om de hardheid van zijn baas te verzachten. De gang van zaken
op het autokerkhof wordt dan weer zo verteld dat je geen verkoper meer zal
vertrouwen.
Agrobusiness De
mechanisatie van de landbouw ligt aan de basis van het verhaal.
Mensen worden door gladde sprekers van hun land gepraat of als ze
niet gaan, verdreven door de banken. Jarenlange slechte opbrengsten
hebben ze immers in de schulden gestoken en ze kunnen geen kant op. Geen mens is verantwoordelijk
voor het brodeloos maken van kleine boeren, het vernielen van huizen
en het innemen van het land dat niet vruchtbare genoeg meer was voor
de geldende landbouw methode. De banken zijn immers geen mensen, ze eten en
drinken niet, en ademen geen lucht, maar winsten en rente op
leningen.
“Hadden
we maar gewassen kunnen roteren dan was de toplaag beter gebleven,”
bedenken de verdrevenen zich te laat. Je zou het boek @Lientje1967 voor de
voeten willen gooien. Deze Gramschap is dik genoeg zodat de zetbazin
van de grootschalige agrobusiness in het Nederlandse parlement er een
kleine eeuw na verschijnen (1939) nog over zou kunnen struikelen.
Boeren kunnen zaaien en oogsten zonder klei in hun handen te voelen,
zo beschrijft Steinbeck met enige overdrijving om zijn punt duidelijk
te maken dat het landbouwbedrijf los is komen te staan van de grond. De ramp was in
het Midwesten kolossaal. Ook dat was destijds – net als nu – geen
argument om even pas op de plaats te maken om de hebzuchtige
bedrijfsprocessen te heroverwegen.
Bespreking vervolgt onder liedje.
Onderweg
zijn er kampen waar de vluchtelingen overnachten. Ze helpen elkaar en
soms wordt muziek gemaakt. Hier pakt een technisch vaardig (finger
picking)
gitarist zijn instrument en: “Hij zong 'Ten-Cent Cotton and
Forty-Cent Meat.” Een liedje waarvan verschillende versies met
verschillende bedragen bestaan, maar altijd is het vlees duurder dan
het loon voor de katoenpluk. De gitarist zingt nog het e.e.a.
Waaronder McAlister Blues en een lied dat Jezus me aan zijn zijde
roept. Het optreden houdt mensen nog steeds bezig. Naar McAlister
Blues hebben verschillende
muziek wetenschappers gezocht.
Misschien heeft Steinbeck het wel zelf bedacht.
Eraan
gaan Je
gaat meeleven met de familie. Je ziet eerst de hond sneuvelen en dan
gaat opa. Die laatste was gebonden aan de grond vanwaar hij vertrok.
Ontworteld was er voor hem geen leven meer. Oma wordt onderweg steeds
dementer (mijn diagnose). Je ziet een jong stel springend en
giechelend door het leven gaan, met een trappelende baby die groeit
in een buik. Je ziet een speelse jongere broer en zus. Je ziet dat moeder de
boel samenbindt, maar ook het verstand heeft, de doorslag geeft, en
zorgt voor het eten. Je ziet dat de jongere broer Al bang is dat hij
niet voor vol wordt aangezien, maar best veel presteert. Je ziet zijn
oudere broer Tom met veel inzicht. Maar kan dit wel goed aflopen?
Tranen Er
gebeurd iets vreemds met me tijdens het lezen. Steeds drongen de
tranen zich op. Maar waarom? Het is stuk gelezen, een boek dat
iedereen kent, al is het maar van naam. Een boek vol waarschuwingen.
Een verhaal vol medeleven en hulp aan elkaar. Maar waarom dan is het
nog steeds niet duidelijk dat we mooie mensen zijn, maar wel op de
wereld om elkaar te helpen nietwaar en alles een pietsie prettiger te
maken. Daar komen die tranen vandaan.
Onmenselijken De
tocht gaat via de Route 66, een weg bekend uit de literatuur en
popmuziek. Het gaat over bergen en door woestijnen. De stroom verdrevenen die er op reist, wordt migranten genoemd. Ze doen me
denken aan de huidige vluchtelingen. Ook zij leven vaak onder benarde
omstandigheden op een paar duizend kilometer afstand van de rijkdom
hier. Ook nu wil men die afschermen en de vluchtelingen geen
plek geven. Ook nu zijn er mensen die hen onmenselijken, zoals
destijds de Okies werden afgeschilderd als vies, brengers van
ziektes, onbehouwen en hardvochtig. “Die
verrekte Okies hebben geen verstand en geen gevoel,”
zegt de ene tegen de andere bewaker van de toegangsweg tot
Califorinië en letterlijk: “Het
zijn geen mensen. (…) Ze zijn niet veel beter dan gorilla's.”
Het zijn “seksuele
maniakken (…) die alles stelen. Ze hebben geen idee van het recht
op bezit.”
Dat laatste klopt in sommige gevallen nog ook, want wat moet je nou,
als je niks hebt.
Migranten Het
gaat hier om binnenlandse migratie, maar de reacties zijn herkenbaar.
Het is hemeltergend en de reis is eigenlijk nog het meest luchtige
deel van het boek. Het grootste deel gaat over de familie Joad als
uitgewrongen landbouwarbeiders. Aangekomen in het beloofde land zijn
ze niet veel meer dan slaven van hun honger en vechten ze om
baantjes, waarvan de lonen net voldoende zijn om niet direct te
sterven.
Saamhorigheid In
alle narigheid is er ook de bijna religieuze belofte dat het beter
wordt. Beter kán worden. Geef de mensen hun eigen lot in handen en
waardeer ze in plaats van ze op te jagen en al gauw scheppen ze een
productieve orde. Maar vanuit die positie kunnen die migranten wel eisen gaan
stellen en als dat de bedoeling niet is, moet je ze weer opjagen, ze
de vastigheid, de veiligheid ontnemen. “De
smeris maakt het alleen maar erger,”
zo constateerde de voormalige dominee en die voegt daaraan toe dat je niet voor
de lol aan veranderingen werkt, maar omdat het nodig is, de klappen
horen daar bij als regen bij het weer.
Moeder zegt tegen Tom
dat ze niet uitgeroeid zullen worden, want wij zijn het volk, wij
gaan door. Tom haalt woorden van de dominee aan die deze ontleende aan
Prediker: “Twee zijn
beter dan één, omdat zij een goede beloning hebben bij hun zwoegen.
Want, indien zij vallen, dan richt de een de ander weer op; maar wee
de éne, die valt zonder dat een metgezel hem opricht! Ook indien er
twee nederliggen, zullen zij warm worden, maar hoe zal één alleen
warm worden? Kan iemand er één overweldigen, twee zullen tegenover
hem kunnen standhouden; en een drievoudig snoer wordt niet spoedig
verbroken.”
Moeder is verbaasd dat de bijbel ook dit soort
teksten bevat. Deze benadrukt de
belofte dat over de horizon een betere wereld ligt te wachten als
samengewerkt wordt. De uitbuiting moet immers op zijn grenzen
stuiten. Voorlopig sluiten de poorten voor de behoeftigen. Zij die
net aan de andere kant van de streep staan, beschermen hun positie ten
koste van de 'onmensen'.
Kwallen Het
is een boek vol pijnlijk onrecht, rauwe maar ook warme banden. Maar waarom Steinbeck het begin van zijn verhaal
kleurt met kwallen en roze zeeschelpen? We zijn nog midden op het Noord-Amerikaanse werelddeel. Veel verder van de zee kan je niet zijn. Plaatselijke metaforen voldoende
lijkt me. Later voert hij heremietkreeftjes op als beeldspraak voor
kinderen die uit hun bed komen. De schrijver zelf leefde in
Californië dichter bij de zee. Dat zal het verklaren. Maar goed dat
zijn kleinigheden. Het werk zet de menselijkheid
achter de ongepolijste bitterheid neer en dat in een prachtige stijl.
Naast de stijl bevat het inzichten die nog steeds geen gemeengoed
zijn, maar dat al lang hadden moeten zijn. Het boek is het om die redenen nog steeds
meer dan waard om gelezen te worden van begin tot het eind.
Mijn
versie kwam letterlijk aan zijn einde. Het was de laatste reis ervan. Maar hier verschillende
digitale versies
waaronder pdf
en epub) om het helemaal gratis te lezen.
Een camping aan de N4 bij
Arlon, als
laatste of eerste halte voor Nederlanders uit of naar het zuiden is van alle gemakken voorzien: magnetron, elke plek
elektriciteit, wasmachine, WC-papier (voor de niet kampeerders: er
zijn nogal wat campings die dit niet hebben, mogelijk omdat m.n.
Nederlanders hele rollen meenemen voor op campings waar het niet
hangt) en ruime plekken naast een weide met paarden en veulens. Een
'New York thema WC' met bijpassende muziek maakt het af. Zouden ze deze
kennen?
Bovendien kreeg ik van
de buurvrouw een koud blikje casis en een cakeje. “U
heeft zoveel minder dan wij,”
verklaarde ze.
Het leven van dag naar dag is weer afgelopen. Niet
langer de dagelijkse onverwachte problemen oplossen. Niet heet weer,
remblokjes of steile klim, het dwalen, alles waar het om draait, maar
de oorlog weer toelaten, denken wat ik kan doen. Leven van camping
naar camping met mooi landschap en zweten onderweg is een luxe.
De
opwellende tranen bij het slot van de Grapes of Wrath waren een
emotie die qua intensiteit kan wedijveren met het genot van de schoonheid. Je hoeft
voor die reis in tijd en ruimte zelfs je stoel of bed niet uit. Al zou ik het buiten zijn niet willen
missen. Als afsluiting een citaat uit mijn tweede boek 'Het meisje
met de Leica' van Helena Janeczek: “Het
zou goed zijn als je die woede nog eens tevoorschijn kunt halen, want
je verliest je een beetje te graag in discussies.” Voor
€ 10 koop ik wat pain au
chocolat gemaakt
en verpakt door de voedselindustrie en twee flesjes chocolademelk
voor onderweg. Verse producten heeft de winkel aan het spoor niet en
de supermarkt is op zondag gesloten. Het sluitingsbeleid is blijkbaar
nog steeds op nationale sociaal economische tradities gestoeld. In
Frankrijk op zondagmiddag dicht. In België veeal de
hele zondag en in Nederland altijd open.
Nog
een keer spreek ik over de gidsjes van Benjaminse. Mijn reisgenoot
op dit traject heeft er een doordachte mening over. Ook hij kent ze. Ze zijn bruikbaar bij de voorbereiding en je hebt alle informatie handig mee. Waar vind
je bijvoorbeeld een camping? En fietsen dat doe je van huis af. Het
onbekende in, zo vond hij. Er zit wat in. De horde van de trein komt dan wel op het laatst.
De fiets in de trein is
nog steeds wel een ongelukkige combinatie. De conducteur verbiedt
nu bijvoorbeeld iedereen met fiets in te stappen in Brussel. Een boemeltje naar Antwerpen dan maar. Dat station vind ik plots niet meer
het mooiste dat ik ken. Maar ik kom na bijna 1100 km trappen weer thuis. De GPX-tracks van de fietsgidsjesschrijver kan ik thuis op de computer nog eens bekijken en zo de reis dunnetjes overdoen. Beelden komen er door terug.
Als ik 's avonds
mijn tanden ga poetsen komt er een jonge man aan die een gevulde
koepeltent achter zich aantrekt. Als ik terug kom staat hij vlak
naast me op het veldje. Uit de tent komen klanken alsof er meegerapt wordt. Later
is het als het prevelen van teksten naar steeds grotere extase,
gecombineerd met het roepen van Jesus, Jesus en handgeklap.
Het gaat
tot diep in de nacht door. Als ik calme roep dan wordt het even stil en ik val in slaap. Om 3.00 uur word ik
weer wakker en doe geen oog meer dicht. Voor zessen sta ik op en
drink veel te vroeg mijn kop koffie.
Dan komt de man zijn tentje uit.
Het is een Noord-Afrikaans geklede man met zo'n mooi mutsje. Hij gaat naast
zijn tentje staan en reciteert 5 minuten uit de koran. Dan verdwijnt
hij weer naar binnen. Mijn nacht is vergald. Maar zo iemand heeft ook
een plek nodig. De camping kost nog geen € 300 per maand en biedt
WC, douche, drinkwater en opslag voor je spullen. Ik kreeg het idee
dat ze hem die plek gunden. Maar zou het niet anders kunnen? Een
camping is er voor de veiligheid, wat comfort en als plek om te
slapen. Verder was het een prima stadscamping.
Als ik dan nog
een paar uur over heb voordat mijn trein gaat, fiets ik door een Dijon
dat nog bijna leeg is. Er slaapt iemand voor de kerk. Een andere kerk is
theaterzaal geworden. Het is een stad van armoede en rijkdom, van
katholicisme en consumentisme.
Als ik zie dat de winkel met
streekproducten zelfs ijsberen verkoopt, vind ik dat wel een heel
extreem voorbeeld. Twee oudere Dijonners vinden het niet zo vreemd
het is werk François
Pompon, een bekende beeldhouwer die nog werkte als assistent van
Rodin. Wist ik veel.
In de stationshal drentelt een man op en
neer met in zijn handen twee gebaksdozen. Ik kan hem niet plaatsen.
Zit er echt gebak in? Doet hij dit dagelijks? Na geruime tijd komen
twee eigentijds geklede jonge mensen op hem af. Ze reizen gedrieën
verder.
De stopcontacten in de trein zijn gewild.
Elektriciteit lijkt wel belangrijker dan water (ook bij mij); wat het
natuurlijk niet is.
In Luxemburg stopt de trein in Bettembourg. Er wordt aan het spoor gewerkt. Ik fiets wel naar Luxemburg stad. Daar blijkt dat mijn laatste trein
van vandaag over 4 minuten gaat en die haal ik niet meer. Ook hier zijn bussen. Deze keer tot Arlon in België. Dan fiets ik daar maar naartoe.
Weer was er een kanaal aan het eindpunt.
Dit keer niet zo spectaculair; of je nu met alles in het kanaal valt
of ergens aan de kant je reisgidsje (oplosbaar door je GPX tracks en
internet) laat liggen, dat is nogal een verschil.
Vanmorgen
werd ik weer gewekt met een prachtig lijsterconcert. Is het alleen
territorium afbakening en het roepen ik ben hier, doe het met mij, of
geniet die vogel zelf ook van zijn muzikale capriolen? Het is vreemd
hoe geluiden en geuren steeds meer meespelen op zo'n tocht. Het viel
me op dat mijn neus niet meer liep, zoals in Nederland. Schoon hier?
Wel schoner, misschien.
Met de trein heb je een totaal andere
beleving van het landschap. Het spoelt voorbij als je naar buiten
kijkt. Je maakt het minder iets van jezelf.
Onderweg heb ik het over de reis en het boekje van Benjaminse. “Als
je het goed gelezen had wist je dat de sluisjes in het kanaal Du Midi
in de zeventiende eeuw aangelegd zijn en de eerste waren”
stelt een Nederlandse man belerend die ook op een route van hem naar het
Zuiden fietste. Ze zijn er dus de volgelingen.
De reis op luchtbanden is aan het einde gekomen.
De middaghitte wordt me teveel, of de harde tegenwind van vandaag, of
een fietspad waar poortjes staan waar je beladen fiets niet door kan,
of de hel van de regen, of toch die ene lekke band vandaag.
Nee de doorslag gaf dat ik weer mijn gidsje liet liggen en nu vond ik het
in druk toeristisch gebied niet meer terug. Alle andere druppels
pasten nog in de emmer, deze was er een teveel. Daarbij ik zette
vanmorgen mijn voeten in de Middellandse Zee en mijn lijf heeft zich
prima gehouden of hersteld van wat ik opliep. Met beide ben ik blij.
De eerste fietsdag liep ik al een spierverknettering op door
een val. Na een paar dagen over. Mijn knie ging opspelen. Het hoort
er blijkbaar bij. Voorzichtig doen en voeten anders geplaatst en het
verdween. Door rugpijn ter hoogte van de lendenen liep ik krom als
een oude man. Het is verdwenen als de regen van een warm wegdek.
Moraal van deze zinnen: stilzitten kan altijd nog en is zeker niet
het beste. Het was een prachtige tocht. De verwachting is ingelost,
de prestatie niet helemaal geleverd.
Mijn aanpak was niet
handig. Teveel kleren. Maar ik heb nauwelijks aan de wereld gedacht
en dat beviel wel. Hoewel mijn roman was uiterst politiek en bracht
tranen in mijn ogen: “Use' ta be the
fambly was fust. It ain't so now. It's anybody. Worse off we get, the
more we got to do.”
Hoosbuien komen naar beneden als in de tropen.
Wegen worden beken. Grint, stenen, en grond van de kant spoelen de weg
op. Mijn eerste schuilplek is een vensterbank onder zonnescherm voor
een winkel. Het ging steeds meer lekken. Als het wat droger wordt en
ik vertrek blijkt die opklaring maar voor even. Het barst weer los.
Het overhangende deel van een kantoor biedt wel bescherming. Het was
niet de eerste bui, maar wel de zwaarste.
Al mag een eerdere
regenbui vandaag in een gebied dat de woestijn wordt genoemd – en ook al zo
idioot prachtig was – en waar aan de voet Saint-Guilhem-le-Désert
ligt er ook zijn. De klim naar de top van de woestijn ging wel in de
hitte. Onderweg vermaakte ik me met het kijken naar de luzerne
vlinders die zo'n prachtig kleuren combinatie hebben bij opgeslagen
vleugels en ik zag een groepje rode wouwen en een slechtvalk die zich
naar beden stortte. Wat meer kan je wensen.
Misschien is het
grootste nadeel van al die nattigheid dat mijn toch al hopeloze
navigatie (zo heet je weg vinden tegenwoordig, ook voor de fietser)
helemaal de mist in gaat. De grootste fouten maakte ik met
die nattigheid. Ook nu weer. Zo deed ik weer zeker 30 km extra vandaag. Een
stuk ging ik af tijdens de regen. Goede weg. Oppassen voor auto's en
troep. Fout. Weer terug, maar te ver. Weer terug. Bij de juiste weg
wilde ik mijn gids pakken om te controleren. Gids weg. Boven laten
liggen. Weer terug om hem op te halen. Ja zo is Spanje nog ver.
Verder valt me op dat ik nog al snel in de paniek modus
schiet. Dat is niet de meest efficiënte houding. Dat speelt
overigens breder dan bij het vinden van de weg. Ook denk ik
regelmatig iets kwijt te zijn, wat er gewoon nog is. Er gaat wel best
veel kapot, zoals de telefoon. De houder ervoor is afgebroken. Wanneer een
sluiting van mijn fietstas is gebroken, geen idee. De kilometer
teller heeft de 100.000 km net niet gehaald en kan weg. Hij
functioneerde nog als klok. Vakantie vieren is ook problemen
oplossen.
Ik werd weer eens voor homo uitgescholden. Kennelijk
afgetraind, gebruind en niet als 'gewone' man gekleed. Dus het zal
wel een homo zijn en die moet je uitschelden. Een jaar of tien gelden
overkwam het me regelmatig, vooral op de Veluwe, en dan dacht ik dat
kun je wel denken, maar … Nu heb ik zelfs dat niet meer en denk
alleen sneuneuzen.
Mijn tocht door het dal van de Ardèche was nog mooier dan ik vooraf
gedacht had. Het ging door eindeloze schoonheid naar beneden. Daar werd ik overigens
toegejuichd door mensen die slingers aan het ophangen waren voor een
dorpsfeest. Als een Poulidor kwam ik over de streep, als eerste en
enige. Hand juichend in de lucht, lach op het gezicht.
De indruk die het landschap op me maakte was enorm. Al
zou dit het enige zijn geweest van de hele vakantie; het was genoeg. Maar
je moet zonder auto voor de kers ook de hele taart eten om er te komen.
Mijn knie zei vandaag wel eens nee. En ik dacht zelfs wel
eens over een mogelijke terugweg. Voorzichtig zoeken.
De dag eindigde bijna op
een camping vol jolige Nederlanders. Dat kon ik niet wegslikken en ik
reed best moe door naar een volgende. Een paar euro duurder, maar het
was er wel stiller op het geluid van de altijd aanwezige kikkers,
uilen en cicaden na. Voor het slapen hoorde ik in de verte het stampen
van de Hollandse beat. Morgen weer verder. Het was een lange dag.
De volgende ochtend zou ik wakker worden met de roep van een
wielewaal: dudeljo
en anders niet. Wat een muzikant. En dat een hele tijd. Prachtig.
Afscheid van een ander T-shirt. Dit had ik ook heel lang heb. Nu met gaten. 't Was een goed kado.
Achter
de heg van de camping waren mensen enthousiast bezig en ik hoorde
whoagrhraagh whoagrhraagh whoagrhraagh Toen verscheen vlak naast me een luchtballon. Hij
vertrok eerder, maar ik zou hem later op de weg naar Le Puy
inhalen.
Het was een vreemde camping zo zonder beheerder, maar wel met alles wat je nodig hebt,
zoals stroom, een plek om droog te zitten en een pingpong tafel (zou er tegenspeler zijn). Het
was er donker en stil. Geen ronkende scooters of hangende schreeuwjongeren tot een uur of 3 á 4 in de nacht (soms word ik er bang
van), zoals op andere campings en ook geen razende weg. 's Nachts
hoorde ik wel uilen schreeuwen. Eigenlijk zou ik nog eens de
verschillende roepen moeten leren kennen. Ik schreef een kort briefje om te bedanken en liet een tientje achter (de gemiddelde prijs tot dan toe).
Veel
op-en-af. Tja als je dat niet wilt moet je de grote wegen gaan nemen.
Die zoeken de vlaktste route, hier gaat het van dorp of gehucht
(boven) naar de brug over de beek (lager). Over die autowegen zou je
ook veel sneller vooruit gaan en aan het geraas naast je misschien
gaan wennen. Toch liever in het mooie stille heuvelland.
Naar
de grootste hoogte van de hele tocht klim ik vandaag. Dat is 1242 meter.
Het is lang het zwaarste stuk van de dag niet. Op een lange geleidelijke klim kan
je jezelf instellen. Hoger ben ik nooit geweest, zeker niet op de
fiets. San Juan in Costa Rica ligt een kleine 100 meteer lager en in
de Dolemieten heb ik wel gewandeld, maar echt hoog? Ik dacht het
niet.
In de verte heb ik uitzicht op uitgedoofde vulkanen. In
de verte is er gerommel en geraas en zie ik enorme onweersbuien.