Greek Lessons van
Han Kang is
een boek waarin twee personen met een handicap het verhaal maken. De
een, een leraar Oud-Grieks, kan nauwelijks zien. Het is een erfelijke
aandoening; zijn vader en zijn opa hadden het ook. Hij leert om zich
staande te houden teksten uit zijn hoofd en krijt met zijn ogen bijna
tegen het schoolbord om te zien wat hij er op schrijft. Zijn zus probeerde
zich in zijn situatie te verplaatsen door een plastic zak voor haar
ogen te houden. Ze ziet dan nog wel de contouren van de meubels en
kleuren en vlekken. Het was een geruststelling voor haar. Haar moeder
is te rechtlijnig in haar denken en ziet dat niet en keurt het gedrag af. De leraar zelf vergat
zijn vader te vragen naar het leven met deze ernstige kwaal.
De
andere hoofdpersoon, de leerlinge en tot voor kort docente
literatuur, kan niet meer spreken. De woorden zijn uiteen gevallen.
Ze begon haar leven als een taalgevoelig kind. Al snel doorzag ze
werking van de verschillende Koreaanse letters, alleen en in
samenhang. Dat ze al vroeg getroffen werd door het woord
숲
(je
ziet er een pagoda in, maar het betekent bos, woud) kan je zelfs als
iemand die nauwelijks een idee heeft van het Koreaanse schrift
begrijpen.
Even
mooi, maar toch anders, is hoe
παθείν
en
μαθείν op elkaar lijken. Het is Grieks voor respectievelijk lijden en leren.
Dat past bij een thema in dit boek: het lijden dat dwingt te leren
ermee om te gaan. Dat kan gaan om het al eerder genoemde uit je hoofd
leren van teksten of de vaste routes die je moet volgen in huis en op
straat, maar het kan ook betekenen zolang wandelen totdat je te moe
bent om nog iets te merken en dan als een blok in slaap te vallen
zonder in de nacht nog wakker te worden. Maar je kan leren totdat je
een ons weegt, maar niet alles is te leren en begrijpen. Waarom
verwoest een ontsteking het oog, vernield roest het ijzer, maar
waarom sloopt een dwaze geest niet de menselijke ziel?
“Greek
Lessons is een tedere liefdesbrief rond menselijke tederheid en
verbinding, een roman om de zintuigen wakker te maken, en die
levendig voortovert wat het betekent te leven,”
zo
stelt de flaptekst met grootse woorden.
Taal is een belangrijk
onderdeel van het boek. Het woord
banmal wordt onvertaald gebruikt voor de woorden van een arts in het ziekenhuis. Het is informeel, of uit-de-hoogte (naar kinderen)
Koreaans. Het staat tegenover het formele
jondaemal.
In het boek komen drie soorten schrift voor Grieks, Koreaans en wees
niet bang voornamelijk het Latijnse. Zo'n ander schrift schept
afstand en is intrigerend. Er wordt mee gespeeld en geknutseld. De
vrouw die niet spreekt maakte al vroeg poëzie met letter
pictogrammen: de a is een mannetje dat moe voorover buigt en het
woord licht 光 een struik die naar de zon reikt. En zo zijn er nog wel meer van die
naïeve kindergedichtjes. (Overigens schrijft ze in het boek ook
vrijwel vanzelf een door het leven getekend gedicht in het
Oud-Grieks.)
Het Oud-Grieks kent een reflectieve vorm die tussen de lijdende en
actieve vorm instaat. Het is voor zowel leraar als leerlingen een
taal uit een heel ander deel van de wereld en bovendien een dode
taal. De vrouw koos voor Grieks, juist omdat het schrift zover bij
haar vandaan stond, waren er lessen in het Birmaans of Sanskrit
geweest – met een nog afwijkender schrift – dan had ze daarvoor
gekozen om zo volledig naar eigen keus weer taal te verwerven. De
leraar leerde doordat hij pas als late tiener in Duitsland kwam het
Duits nooit vlekkeloos beheersen en was alleen goed in wiskunde en
Oud-Grieks. Die taal had voor hem een aantrekkingskracht als veilige,
rustige kamer, juist omdat het al zo lang een dode taal was.
Maar
los van die talen is het ook een boek, met beschrijvingen en meningen. De opmerking dat de vrouw tijdens haar bezoek
aan Zwitserland geen foto's maakte en dat ze de beelden opsloeg in
haar hoofd, gecombineerd met de geluiden, geuren en het tastbare
gevoel; sensaties die een camera niet vast kan leggen, maar haar
oren, neus gezicht en handen wel; die opmerking is niet nieuw. Het is
iets wat iedere fotograaf wel eens zal hebben bedacht, maar in dit
boek past die constatering als een vakkundige houtverbinding of als een
spatie tussen woorden. De verzuchting dat je in Europa altijd
vriendelijk moet groeten en glimlachten of wordt gezien als een
persoon goed in Aziatische vechtsport, los van de subtiele blikken
die je buiten de samenleving plaatsen; ook van die scheve situatie
raken we steeds meer doordrongen. De moeder van de leraar stopte met
haar tanden voor een
smile ontbloten, ze zei:
“Dat
ik niet glimlach betekent niet dat ik kwaad ben.” Ook
niet nieuw, maar het wordt hier wel fijnbesnaard en van binnenuit
beschreven. Daarnaast:
het wemelt in het boek van de mooi uitgewerkte gedachten die je nog niet eerder las of bedacht.
De
leraar Grieks heeft zijn halve leven in Duitsland gewoond. Hij is
terug gegaan naar Seoel, tot grote zorg van moeder en zus die vrezen
dat hij het met zijn slechte zicht niet zal redden. Het leven in twee
werelden heeft hem een gespleten persoon gemaakt, een mens in twee culturen. Zijn zicht zal nog verslechteren en hij moet nu wel
kiezen waar te wonen voordat dit niet meer mogelijk zou zijn. Hij voelde
zich bij terugkeer meteen weer thuis in Korea. Zo is hij leraar
Grieks geworden in de Koreaanse hoofdstad, en houdt zich staande. Als
de leraar en leerlinge elkaar nader ontmoeten, dan praat hij tegen haar en vertelt de verhalen van zijn leven die we al eerder –
sommige summier – in het boek tegenkwamen. Het lijkt een monoloog.
Maar er is veel meer dan dat praten. Samen zitten ze in zijn sobere
kleine kamer waar een gloeilamp hun schaduwen op het plafond tekent.
Buiten tsjirpen de krekels, als
een cesuur, een pauze, tussen zijn zinnen. Zij
luistert en associeert naar haar eigen ervaringen en er is een grote
intimiteit die van de pagina's zweeft.
Dat de vrouw niet praat kan je begrijpen door de
dood van haar moeder en de strijd om de voogdij over haar zoon, een
strijd die ze verloor. Die jonge zoon zat vol met van die fijne
kinderlijke opmerkingen, die haar vrolijk maakten. Het is afgelopen.
Een klap. De zin
“Maar zo eenvoudig is het niet,” komt een paar keer terug. Er is veel meer wat haar de taal ontnam.
Langzaam, heel langzaam, vaak op pagina's die veel meer wit bevatten
dan letters, wordt dit ontrafeld.
“Je
bent gek,” spuwde een persoon, die haar man wel moest zijn, haar in het gezicht.
“Tot
nu toe heb ik een gek kreng voor mijn kind laten zorgen.” Ook
die belediging vormde druppels (우
우 우) in de emmer die de spraak stopte.
Eén reden was er niet.
Een
mening is snel gegeven, maar reflectie betekent aandacht.
“Luister
je wel,” en het overwinnen van de angst om in de mist te verdwijnen. Het heeft
wel iets humoristisch deze betrokkenheid duidelijk te maken, juist
aan de hand van twee personages waarvan het zicht of de spraak niet
goed of helemaal niet meer werkt. Het heeft ook iets bemoedigends te zien dat dit niet
kansloos is.
Inderdaad werd de waarde van het kijken en
luisteren in me wakker gemaakt tijdens het lezen, zoals die flaptekst
al voorspelde. Inderdaad was het een teder liefdesverhaal. Haar
aandachtig schrijven van antwoorden op vragen in de palm van zijn
hand, gaf hem ruime zijn verhaal te doen. Als ze luistert laat ze
door een subtiele verschuiving van haar voet merken dat ze er nog is,
dat ze inderdaad luistert. Communicatie voor gevorderden.
Han
Kang heeft een breed palet aan schrijverstalent en dit boek is
daarvan een voorbeeld. In de week dat ik het lees, krijgt ze
de Nobelprijs voor literatuur. Dat betekent meer aandacht voor haar werk.* Haar boek uit 2021 (작별하지 않는다)
Ik zeg geen vaarwel is eerder naar het Nederlands dan Engels (
We
Do Not Part) vertaald en pakt de
Koreaanse geschiedenis weer op.
Volgens
vertaler Mattho Mandersloot is dit laatste boek
“het
verhaal van een genocide op het Koreaanse Jeju-eiland, waar in de
nasleep van de Tweede Wereldoorlog allerlei linkse groeperingen
gevangen zaten. Het Zuid-Koreaanse leger heeft toen op bevel van de
Amerikanen besloten die uit te roeien in een poging het communisme in
te dammen.” Mandersloot wil ook Greek Lessons
wel naar het Nederlands vertalen. Dit intense poëtische proza dat de kwetsbaarheid van het menselijk leven en de mogelijkheden ervan blootlegt, verdient dat.
Noot:* Human Acts en The White book besprak ik al eerder.
De Vegetariër las ik voordat ik deze stukjes schreef.