Insecten
in plastic* door Manuel
van Loggem is het boekenweekgeschenk voor 1952. In het voorwoord schrijft de
CPNB: “De lezer kent misschien de helderdoorzichtige plasticblokjes, waarin insecten van allerlei aard worden geconserveerd. Over deze blokjes en die insecten zal men in deze novelle niets vinden. Toch is de titel van het verhaal ons inziens zeer kenmerkend voor de inhoud. Zeer waarschijnlijk zal men, wanneer men de hierna volgende bladzijden gelezen heeft, zeggen: “inderdaad : insecten in plastic!„ en men zal aan deze woorden de veelzeggende inhoud geven, die deze nog niet konden hebben, toen de novelle nog gelezen moest worden.”Op pagina 36 bedenkt de hoofdpersoon zelf: “Ik kreeg het gevoel of het licht versteende en of ik langzaam werd ingeklemd als een insect in plastic.” Hij bevindt zich dan, opgesloten, in een steriele, witte, helder verlichte kamer zonder ramen en met alleen een schilderij aan de muur. Daarop een moeder met een kind in haar armen, waar ze vertederd naar kijkt. Het is geschilderd in de stijl van de nieuw realisten, een stroming waar de criticus, want dat is hij, weinig mee heeft. Het is kundig gemaakt maar als kunstwerk met kraak noch smaak, niet slecht, maar erger dan slecht, het was lelijk. De novelle begint met een mijmering rond meningen van anderen: “Het is voor mij een grote rust geweest eenmaal te beseffen dat iedereen gelijk heeft als hij over een kunstwerk oordeelt.” Zelfs de tijd kan niet leren wat hoog aangeslagen moet worden. De tijd oordeelt immers niet, “alleen de mensen in de tijd en waarom zouden die het beter weten dan wij?” De kunstcriticus probeert eerlijk te zijn, maar mild in zijn oordeel. Het is een inschikkelijkheid die zich beperkt tot kunstzaken, in politiek opzicht zou ze funest zijn, meent hij. Dan wordt hij uitgenodigd door de ambtenaren uit het gebouw voor kunstzaken, daar waar het donker is en koud. Hij wordt de kleine kamer ingeleid waar een schrijftafel en twee stoelen staan en waar het schilderij aan de muur hangt. De middelmatige schilder, maar uitstekend ambtenaar, Richard, neemt tegenover hem plaats aan tafel. “Ambtenaren regeren dit land,” bedenkt de criticus zich, maar waarvoor hij er zit, weet hij niet. Het gesprek begint met de opmerking door Richard dat de waarheid van de meerderheid staat boven die van de criticus alleen of boven de waarheid die gedeeld wordt met een paar anderen. Uit een zekere luiheid beaamt de criticus dit om van het onderwerp af te zijn. Vervolgens gaat het over het schilderij aan de wand. “Hoe vind je dit schilderij,” vroeg Richard. “Slecht,” is het instant antwoord. Dat antwoord is fout. “Het schilderij is mooi,” zegt Richard en de criticus moet dit herhalen en als hij dat doet kan hij het pand weer verlaten. Moet hij ook hierin meegaan om problemen te vermijden? Maar zijn zelfrespect dan? Na wikken en wegen herhaalt hij dat het slecht is. Dat spijt Richard en die laat een bed halen, zodat de criticus in de kamer kan blijven slapen. Er is vervolgens sprake van vriendelijke druk en zachte manipulatie. Druk waar hij niettemin niet aan kan ontsnappen; hij is opgesloten en afhankelijk van Richard. Het duurt weken. Hij gaat twijfelen en uiteindelijk …. De criticus is slachtoffer van het stelsel waar hij zich moet aan passen aan de meerderheid. “Het samenleven in onze maatschappij was niet meer gericht op het belang van de mensen maar op het belang van het ideaal. Het was een onmenselijk streven geworden, een zelfstandig stelsel,” bedenkt hij zich. Toch slaat de twijfel toe: “het stelsel door miljoenen werd gevormd en ik was alleen. Daar kwam het op neer. Ik was alleen.” Van Loggem beschrijft een keurig totalitarisme, met een keurige en ontwikkelde ambtenaar als uithangbord, maar wel een totalitarisme. De novelle werd gekozen uit inzendingen door vierendertig auteurs die manuscripten inzonden om als boekenweekgeschenk uitgegeven te worden. Achterin staat een lijst met de namen. Johan Fabricius is de bekendste. De jury die de keus voor dit werk maakte bestond uit Hella S. Haasse, Antoon Coolen, Ben Stroman en drie CPNB-leden. Ze hebben een kale en beangstigende tekst uitgekozen. Van Loggem (1916 –1998) was een psycholoog, schrijver en literatuurcriticus. Hij had nog een flinke totalitaire appel op zijn bordje liggen om te schillen. Tijdens de oorlog had hij geweigerd de gele ster te dragen. Zijn ouders deden dat wel. Toen zij werden opgepakt kon Van Loggem alleen maar machteloos toezien hoe ze werden weggevoerd. Het was een verdriet te groot om te dragen.** Het zal meegewogen hebben bij het schrijven van deze novelle. Noten: * Insecten in plastic is te vinden op de website van Nederlandse Bibliotheek als pdf, txt, epub of als scan. De tekeningen zijn van Jean Paul Vroom. ** Dit schrijnende beeld komt uit de autobiografie van Richter Roegholt, De stad is een gesprek, p. Pagina 112 is voor het grootste deel gewijd aan Van Loggem. |
vrijdag 3 januari 2025
Insecten in plastic
woensdag 1 januari 2025
Alle boeken in 2024
Boeken
in 2020
|
|||||||
november | |||||||
september |
|||||||
|
|||||||
mei | mei | mei | april | april | maart | maart | maart |
maart | februari | januari | januari of hier | januari | januari |
december | |||||||
april | |||||||
Boeken
in 2018
|
|||||||
mei niet besproken
|
|||||||
Abonneren op:
Posts (Atom)